Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 121]
[p. 121]

XXXIV

Zoo deed Kaïn, deemoedig in zijn schuldbesef.

Hij, de eerste die beschutting noodig had, was feitelijk de eerste om den nieuwen staat van zaken te bevestigen.

Adam ontving hem met milde vaderlijkheid, toonde een tegemoetkomend begrip voor zijn klachten; teeder ontroerd van eigen welwillendheid, beloofde hij den zoon een machtige bescherming.

Al wie Kaïn, zijn gezin of zijne bezitting krenken dorst, zou den toorn des vaders gestrengelijk ondervinden.

En Kaïn, huiswaarts keerende, prees zijnen vader machtig en wijs, hij roemde van zijn grootheid, hij zamelde een tribuut van vruchten, de allerbeste uit zijn gaarde.

Wat was er dat daarbij zijn hart verontrustte? Handelend naar zijn gemoed, een erkentelijk vazal, duchtte hij dingen die geen gestaltenis hadden. Schaamte, schaamte vooral neep als een hoepel om zijn borst.

Op een dag zijnen vader de eerstelingen brengend van zijn oogst - de jonge peren die nog vast en van zoet sap gespannen waren - merkte hij in Adam's oog een veranderïng, in zijn houding een hoogheid die hem onduldbaar leek om te verduren. Hoogmoed troebelde in Adam's blik, hij scheen in een afwezig zich-zelf te zien, en ternauwernood groetend, nam hij zonder een woord van dank de heerlijke gave zijns zoons in ontvangst.

Kain meed het verder verkeer, en toen eens een euvelmoedige bende z'n gaarde had vernield, liet

[pagina 122]
[p. 122]

hij zijn beklag achterwege. In nog verslotener eenzaamheid borg hij zich op, oefenend zachtheid des gemoeds en toewijding voor zijn gezin en den zoeten, immer loonenden arbeid in het veld.

Op een dag werd hij tot Adam gedaagd met de boodschap: ‘waar de vruchten bleven?’

Overmoedig, een verwaten kwajongen, stond de boodschapper voor hem.

‘Ge zeidet de vruchten?’ vroeg Kaïn.

‘Je weet heel goed, Kaïn, dat je een tribuut van vruchten schuldig zijt om het dooden van je broeder Abel.’

Kaïn weerhield zijn toorn. Hij zeide:

‘Kan een daad als het dooden van een broeder met vruchtenoffers worden geboet?’

‘Vraag dat je geweten,’ antwoordde de boodschapper, schamper. ‘Wat ik verlang, uit Adam's naam, zijn de vruchten.’

‘Ge kunt uit mijn gaarde van mijn boomen nemen zoo veel het vader behaagt,’ gaf Kaïn, zich beheerschend, terug. ‘En voor moeder, voor Eva, wil ik de allerschoonste wel uitzoeken. Maar kom met geene eischen, ik zal ze niet dulden, ik zeg u dat ik ze niet dulden zal.’

‘Wie recht heeft te eischen, vraagt niet.’

Schamperlachend ging de broeder heen.

En dienzelfden dag kwam een bende Adamieten met manden in Kaïn's gaarde en roofde er den oogst en vernielde vele boomen en gewassen.

Zij spotten:

‘Kaïn! Kaïn! broedermoordenaar! Van nu af ben je slaaf! Hahaha! Van nu af kun je werken voor ons, in Adam's dienst, als slaaf!’

Een der mannen kwam op Kaïn toe.

‘En dat je 't goed onthouden zult,’ gromde hij, ‘hier zijn zeven slagen tot je herinnering. Zoolang de builen etteren, zal het je heugen. Zoolang de

[pagina 123]
[p. 123]

litteekens jeuken, zul je weten van dezen dag.’

Hij hief zijn knuppel. Maar Kaïn's gelaten blik ziende, sloeg hij niet toe.

‘Sla toe! Sla toe!’ hitsten allen die met hem waren. ‘Waarom aarzel je?’

De ander deed een schrede terug.

‘Hij is weerloos,’ mompelde hij. ‘Ik sla geen man die zich niet verdedigt.’

Zijn ziel was groot van bewondering, maar dit zeide hij niet.

De gezellen hadden de manden gevuld, jubelend droegen zij ze weg.

Maar Kaïn, hen naziende, voelde zich sterk, zonder zijns vaders bescherming al het komende te dragen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken