Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

XXXIII

Het geval was lastig en zonder precedent.

Maar uitgaande van en terugkeerende tot zichzelven, bereikte Adam toch vrijwel wat hem voor den geest had gestaan.

Allereerst stelde hij de verhouding vast tusschen den stamvader en zijne kinderen, primair deze eerste, secundair, iets afhankelijks uiteraard, de laatsten.

Uit welken rechtsgrond kon hij hun zijnen wil opleggen? Niet langer was hij de sterkste, als toen zij klein waren, gering ook in getal. Aan een gezag met den sterken arm, hoewel het hem aantrok, wilde hij niet meer denken.

Hun geboorte dan? In zoover het bestaan een lust was, konden zij hem erkentelijk zijn voor hun leven, de vreugden die zij eruit genoten, ook voor de vroegste zorgen, aan hen besteed, toen zij nog hulpeloos onvolwassen waren. Hun eerste noten leerden zij kraken van hem.

Doch daar was Eva, die hun de eerste melk te drinken gaf. Welk recht kon zij daaraan ontleenen?

Adam wist wel: zij stond op geen recht, zij scheen al haar genoegen in geven te vinden, en met bewondering merkte hij soms hoe zij liefde en vereering grootelijks won uit dat zaad.

Neen, met haar zou hij geen moeite hebben.

Ter zake echter van het recht: neen, Eva was niet zonder meer opzijde te zetten. Want had zij de goede gewoonte, zich te effaceeren, zij behield toch de kwade gewoonte, er te zijn. Dit zijn was iets passiefs en daardoor te onverzettelijker. Men kon er niet tegen strijden, wijl iedere slag in de

[pagina 116]
[p. 116]

lucht terecht komen zou, noch kon men het op zij zetten, wijl het geen substantie om aan te vatten had. Men kon het niet schenden, krenken, vernietigen, wijl het er was om zoo te zeggen door niet te zijn.

Zij was als een imaginaire figuur, die men nalaten kon te imagineeren, maar die er evenwel was, zelfs door het feit der ontkenning.

Adam kreeg hoofdpijn van het denken over dit geval Eva. Het denken leek een pleizierige bezigheid, maar het resultaat verdrietelijk.

Men kan met een bal sportief te keer gaan, haar wegstooten, schoppen, afwerpen, stompen, buiten 't gezicht slingeren, desnoods voor eeuwig verwijderen uit het gezicht, doch de abstractie: bal laat zich niet aldus behandelen. Die blijft, wat men ook met haar beginne.

En zoo was Eva: niet-zijnde was zij een macht, bloot door te bestaan, zonder weerstand, zonder gehalte, zonder substantie, lichaamloos, daardoor onverwoestelijk.

Met deze denkbeeldige mogendheid het gezag deelen, viel Adam niet in. Hij besnuffelde haar zooals een wolf de buit besnuffelt, die hij niet goed aandurft. Dan besefte hij: toebijten was het beste. Het gevaarlijke wezen erkennen en voor de practijk negeeren.

Zoo liet het zich gereedelijk behandelen. Zij had ontvangen, gebaard, gezoogd, gezorgd, de luiers gebonden, de billen gedroogd: zij had op haar manier haar zeer wezenlijk aandeel gehad in de productie van het nageslacht, een veel tastbaarder aandeel - van dit nageslacht zelf uit ziende - dan zijn eigen, wijl immers zijn genetische werkzaamheid in een verleden lag, voor hun ondervinding oncontroleerbaar.

Aan Eva, de moeder, waren zij gebonden. Zij

[pagina 117]
[p. 117]

hechtten zich aan haar, zij groeiden van haar gelijk de cellen eener koraalkolonie; zij en haar worp, met de worpen harer worpen en de worpen weder van die, geleken een veel-cellig collectief wezen, iets van sponzen en schimmels, waar welbezien alleenlijk, hij, Adam, minder toe behoorde dan ieder ander. Hij was een tweede kernpunt, waar niemand van merkte. Om Eva stonden ze allen als vergeet-me-nieten op een kluitje, als kuikens om de kip. Maar liet hij, vereenzaamde haan, eens kraaien, geen kuiken keek naar hem om.

Dit mocht nu hard om te dragen zijn, ontmoedigen deed het hem niet.

De rede was er om de feiten te corrigeeren.

Mits hij maar voorzichtig bleef, geen feiten ontkende, waarneembaar met de zinnen, kon hij, commensaal in het Eva's huis, er meester blijven gelijk gerechtigd was en wenschelijk. In zooverre hij toch de stammoeder domineerde, domineerde hij allen.

Voor het oogenblik kon hij daarop gerustelijk bouwen. Doch zijn suspicie zeide hem, eeuwig zoo duren zou het niet. Eva was haar eerste decenniën van liefde en verlangen te boven, hij stond haar voor weinig meer debiteur. Beschaamd moest hij erkennen, dat haar tegenpost van dankbaarheid, die haar bij hem in 't krijt hield, minderende was. Hun rekening liet ternauwernood meer een saldo; zijn schuld raakte afgedaan en haar cijns van erkentelijkheid achterop.

Voor de toekomst liepen daarmee de zaken scheef. Het ouderschap zelf zou een slechte bron blijken voor het recht des gezags, dat Adam voor zichzelf, en minder voor Eva, wilde vestigen. Eenig positief beginsel dus ontbrak.

Hij besloot daarom zijn fortuin in het negatieve te probeeren. Op die wijs vond hij een redeneering

[pagina 118]
[p. 118]

uit het ongerijmde, volkomen voldoende aan zijn doel.

En wel zoo. Hij stelde zich voor: de kinderen waren hunnen vader gehoorzaamheid verschuldigd. Zeker. Maar indien zij dit nu eens niet erkenden? Dat gaf een zedelijke schok! Hoe, het kind zoude niet meer gehoorzamen aan zijnen vader!

Zóó stellig manifesteerde zich in hem het gevoel van onthutsing en verontwaardiging bij die ondraaglijke gedachte, dat hij zich ervan bewust werd, in dit negatief criterium een zeer positief te hebben gevonden.

De kinderen verschuldigden hunnen vader eerbied en gehoorzaamheid, wijl het absurd, revolteerend, ongehoord zou zijn, indien zij het niet deden.

Wie zou daarop wagen af te dingen!

Wie in verzet komen tegen een zóó evidenten kinderplicht!

Aldus, uit hoofde van die ontdekking, begon hij, als op een pedestal hecht bevestigd, zijn zaad te beheerschen. Hij deelde regelingen uit en bevelen, verwachtend gehoorzaamheid en onderworpen liefde van elkeen die geboren was uit zijnen stam. De gedachte alleen dat iemand zou wederstreven, deed hem razen. En een enkelmaal toen een der dochteren, Mira, de eigenzinnige bakvisch, verwend door de jongens, coquetteerend weifelde bij het volbrengen van zijn bevel, stond de gansche oudere familie in zoo eendrachtige verontwaardiging tegen haar op, dat Adam's oogenfrons zelfs te laat kwam, - schoon zij nog dienen kon tot beteugeling van het jonge volk.

De deugdelijkheid der principen bewezen, werkte Adam hen uit tot een wet, bestemd tot het verre, verre nageslacht te dienen:

‘Eert uwen vader, opdat het u welga!’

[pagina 119]
[p. 119]

Om de toevoeging, ‘opdat het u welga!’ rekende Adam zich een beleidvol man. Immers zij verbond aan het eerebetoon eenen prijs, zachten dwang opleggend aan hen, die daarzonder zich mochten willen onthouden.

Ook meende Adam wel in goeden trouw, dat eerbied aan zijn gezag, gehoorzaamheid aan zijne wetten, vanzelf het welvaren in zich hield. Wie ook aan de doelmatigheid zijner raadsbesluiten twijfelde, niet hij.

Gelijk hij dus de vader was der menschengeslachten, voelde hij zich ook de vader aller wijsheid. De vreeze hems, was het beginsel aller wijsheid. Wie, handelend naar de leer, zijn kinderplicht goedwillig volbracht, die zou daarom zekerlijk op loon en zegen mogen rekenen. Zoo was het, onscheidbaar, causaal verbonden.

Nu peinsde hij echter: ‘eert uwen vader?’

Vader alleen?

En de moeder?

Hij zag Eva, hij zag haar gelukkig als een moederzeug met haar kleintjes in de zon, en hij miskende niet de teederheid, die de kinderen aan hunnen oorsprong binden zou.

Leek hun relatie met hem, den vader, eenigszins academisch van aard, een niet te bewijzen afstamming, die met apodictischen klem den nazaten moest worden verduidelijkt, - een natuurlijke, traditioneele, een historische band verbond het kind aan de moeder.

Hoe onwijs zou het zijn, deze feitelijkheid te negeeren! Zoo het gebod kracht hebben moest, de toepassing ervan ook op de vrouwelijke afstammingslijn kon het slechts te steviger bevestigen.

Voegde hij dus het element ‘eert uwe moeder’ eraan toe, om zoo te zeggen als een nieuwen rechtsgrond voor het ouderlijk - met inbegrip dus van

[pagina 120]
[p. 120]

zijn, Adam's - gezag, in de practijk zou hij het vrijelijk kunnen verwaarloozen. Hij, de vader, behield immers het uitvoerend en het politioneel gezag aan zich: in Eva zou het niet opkomen zich zelfstandig te laten gelden. Zij genoot met gedweeë oogen de warmte in het moederschap. Meer wenschte zij niet.

Door het loon aanlokkelijk, door de erkenning der moederlijke rechten menschkundig verstevigd, luidde dus zijn eerste beginsel: ‘eert uw vader en uwe moeder, opdat het u welga’ en het leek in den kinderlijken aard te liggen, daarnaar te handelen, zoodat het princiep gemakkelijk in zede overging. Aan het eenmaal geworden-zijn, het gevestigd karakter, ontleende het nu weer nieuwe kracht, het voedde zich aan zijn eigen gevolgen, gelijk de waringin doet, die uit zijn takken wortels naar omlaag zendt, om zich de sappen van versche aarde, ver van den oerstam, toe te eigenen. Zulk een breede bescherming ging ook van den stamvader uit, die zich zelf welgevallig verbeelden mocht, een wijd uitgebreide kroon te zijn, waaronder de creaturen zijns geslachts veilig honk konden zoeken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken