Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 158]
[p. 158]

XLIV.

Oma Eva had alle kleintjes te gast.

Onder de grijze, van vuurbijtjes ijverig omzwermde houtasch, smurkten de reinetjes. Straks waren ze gaar en smeuig doorzoet van versuikerden honig.

Niemand kon appeltjes zoo lekker poffen als Oma!

In de kern, uitgeboord, stopte zij den honing, dat de heele holte binnenin vol zoetigheid werd, die wegsmolt in den zachten, doorstoofden appel. Niemand kon dat als Oma zoo goed.

En onderwijl mochten de gastjes doen al wat ze wilden, er sprongen er tusschen de hagen een wilde tikkieloop, en er was een spelletje van listig boompjesverwisselen aan den gang.

Ineens daar lag Evaatje, de kleinste van Enos, die van Seth was en naar haar overgrootmoeder heette, spartelend op haar buikje. Ze schreeuwde geen gebrek! O o o! ze ging tekeer, en de heele kring stond erom heen. Dan aan het handje van twee broertjes, het kleine speelgoed dat ze was, kwam ze aangewaggeld naar Grootma, nog altijd schreiend met groote tranen, nu en dan, om een vergeten reden.

Toen begon ze nog eens van voren af, het hoofdje aan Eva's borst, de anderen bleven staan in verwondering er omheen.

‘Ga jullie nu spelen, kinders! Oma zal het met Eefje wel vinden - niewaar Eef?’

Eefje snikte ongelukkig en de kleinen gingen heen, ze stonden alweer hoog-lachend tusschen de grappige wilgen met hun dikke kroesebollige hoofden.

[pagina 159]
[p. 159]

‘En vertel me, wat is er nu Eef? - Pijn gedaan? Die stoute, stoute grond ook!’

Eefje, aan elk oog een traan, zag in Oma's gezicht. Nog wel erg zielementig om haar zelfje, trok ze een lip, onzeker trilden haar mondhoekjes, of ze nog eens zouden beginnen.

‘Nu niet huilen, anders kunnen we zoo moeilijk praten samen,’ suste Oma. ‘Willen we den stouten grond slaan?’

Dat wàs iets.

Oma het eerst, sloeg met de vlakke hand in het gras. Eefje sloeg den boozen vijand dapper mee. De strafoefening werd een pleizier van belang, schateren tusschen de rollebolle traantjes om den stouten grond, die zoo klappen kreeg, en beduust niemendal terug durfde doen.

Toen had Eva een geheimpje. Stilletjes en niets aan de anderen zeggen, hoor! Stilletjes aan niemand.

Ze purkte met haar geschroeide berkenrijsje in het smeulvuur, de lichtbijtjes snorden razend in de grijze aschhoop, en eindelijk, eindelijk kwam er een bruin gerimpeld appeltje uit rollen.

‘Niet zoo haastig, niet naar grijpen met je handjes!’

Eefje, verschrikt, trok de handjes terug. Warentig kwam de huillip ook alweer.

‘Maar kleine meid, dat vuur is heet. Het appeltje zou je branden!’

Zonder begrip, zat Eefje begeerig te kijken naar den appel. Ze wist dat hij heerlijk was, lekker warm en zoet doorstoofd. Van branden wist ze niets af.

‘Als je het appeltje aanraakt,’ waarschuwde Oma, ‘doet het pijn.’

‘Pijn?’

‘Jazeker. Heete appeltjes doen pijn.’

[pagina 160]
[p. 160]

‘Pijn?’ zei Eefje nog eens, en staarde in de leegte haar vraag achterna.

‘Wil je voelen met je vingertjes?’

Oma nam Eefje's handje, dat willig genoeg meeging naar het onbekende. Maar dicht bij den appel begon de kleine te rukken, gillende van angst.

‘Zie je wel,’ lachte Oma. ‘Nu durft ze niet.’

Zuinig bleef Eefje kijken naar het ondeugende appeltje. Een vaag wazempje guifde uit de opening waar het klokhuis was weggeboord, en er vloeide een bruin kleverig vocht.

Met haar stokje rakelde Oma het lekkers naar zich toe.

‘Nu stilletjes, dat de anderen het niet merken!’

Met heimelijke pret keek Eefje om naar de spelende anderen, zich dichter schurkend bij Eva. Den appel vertrouwde zij nog niet...... hoe zou die pijn kunnen doen?

‘Doet ie nu geen pijn meer, Oma?’

‘Oma doet ie geen pijn. Oma weet hoe het moet.’

Verholen zag de kleine toe, hoe Oma den appel opende, dat hij in twee helften lag, gesmeud wittig, met het gouden stroopje van gebranden honig. Een walmpje sloeg eraf.

‘Nog éven, éven wachten!’

Daar had je de anderen al. Een heele tros, draafden ze in wilde sprongen aan, ze schreeuwden:

‘Oma! Oma! Zijn de appeltjes al gaar?’

‘O heden!’ riep Oma. ‘Daar is het al te laat. Nu zal uitkomen dat we valsch gespeeld hebben.’

Schielijk stak Eefje haar handje uit om den schuldigen appel te pakken. Au wat heet! Toch hield ze goed vast, verborg het lekkers vlak bij haar beentjes, waar ze het beschermen kon.

Lamech, die zoo'n robbedoes was, vond echter de andere helft. Hij stak haar triumfant in de hoogte, roepende:

[pagina 161]
[p. 161]

‘Kijk! Kijk! Zoo wouwen ze ons foppen!’

Van allerweeg zwierden nu de belusten naderbij, alle spelletjes vielen stil.

‘In een kring, allemaal, dan krijg je wat.’

Eefje, afgunstig, bewaakte nog steeds haar schat. Ze wilde haar apartje niet afstaan.

‘De andere helft hebben ze al opgegeten,’ verried Lamech.

‘Niet waar! Niet waar!’ deed Eefje, jokkerig.

En iedereen wist dat ze jokte, maar er waren appeltjes genoeg, niemand zou tekort komen. Toch begonnen sommigen Eefje te plagen om haar gejok.

‘Jokkebrok! Jokkebrok!’

Verbouwereerd, wist ze eerst niet hoe zich te weren. Ineens dan, greep ze besloten den appel uit het gras onder haar bibs, stak hem omhoog.

‘Zie je wel! Zie je wel! We hebben lekker nog niks gehad!’

Waarom lachten ze nu allemaal? Ze schaterden van pret, tot Eefje moest denken dat ze wat doms had gedaan, en Lamech haar troosten kwam met haar eigen appeltje.

Middelerwijl was Oma begonnen het vuur weg te rakelen, aan alle kanten rolden de gare, stoomende appeltjes eruit.

Niemand, nee niemand kon zoo lekker appeltjes poffen als oûmoeder Eva!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken