Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 162]
[p. 162]

XLV

Het was dien avond, dat Adam onwel zich voelde, en zich strekkende op zijn leger, zag hij den Dood in het aangezicht.

Aanstonds herkende hij hem, want de vreeze reeds had het beeld geteekend voor zijn oog. Hij was aan het leven gaan hechten: - wie aan het leven hechten, vreezen den Dood.

Eva zat bij hem. Zij hield zijn hand, rustig zooals een moeder doet. De wijze glimlach was niet van haar gelaat.

Zwoegende lag de zieke in zijn angst. Stamelend vroeg hij:

‘En gij?’

Eva's hand liet die des zieken los. Hij voelde de streeling op zijn hoofd.

Hij begreep niet en herhaalde, dringend:

‘En gij, Eva?’

‘Het leven,’ zeide zij toen, ‘is zoet geweest. Wij hebben de vrucht in alle heerlijkheid genoten.’

Wars rukte hij zich om. Hij verzette zich.

Na een lang, wrokkig zwijgen:

‘Ik wil nog niet!’ kreet hij. ‘Ik wil nog niet, verstaat ge! Mijn taak is nog niet voleindigd. Ze is eerst begonnen.’

Haar wijsheid en berusting prikkelden hem. Dat zij niet vreesde. Vooral: dat zij niet treurde om hèm.

Voelde zij 't niet? Zou zij gelaten blijven wanneer hij haar ontviel, haar man, haar meester?

Hij verdroeg de gedachte niet, dat zij hem zoo weinig missen zou. En hij vreesde, vreesde kinderlijk den Dood.

[pagina 163]
[p. 163]

Dan liet hij allen aan zijn bed komen, Seth en zijn kinderen, en alle de kinderen Eva's en hun kruislingen. Van wijk tot wijk, naar alle dorpen van het rijk ging de boodschap: Vader, vader Adam was ziek, hij zou sterven, en wenschte alle kinderen om zich heen.

In schrik en plichtsbesef kwamen zij allen, zij zaten bij hem geduizenden en hij voelde zich aanzienlijk gebeterd.

Doch hier sprak hij niet van. Hij had meelij met zichzelf, wijl hij, zoo zielig ziek, aan den Dood had moeten denken.

Hij begon een beklag, dat elkeen hem beklagen zou.

Toen zeiden de kinderen:

‘Ziet, vader is beter geworden, hij luistert naar onze stemmen, hij antwoordt op ons gesprek. Morgen gaat vader weer onder ons.’

‘Vader,’ spraken ze, ‘morgen zult gij hersteld onder ons gaan om ons te leiden.’

Adam echter, in bittere erkenning van de waarheid van hun zeggen, belgde zich zeer.

‘Gij zijt schobbejakken!’ verweet hij hun. ‘Gij zijt ongevoelig, dat gij spot met uwen zieken vader.’

‘Wat wilt gij dan?’ vroegen zij. ‘Zullen wij u beklagen terwijl gij geneest? Zullen wij wenschen dat gij ziek zijt, terwijl gij betert?’

Opnieuw hadden zij gelijk, maar hun gelijk verdroeg de zieke niet. Wat wilden zij?

Hij wenschte zeer ernstig ziek te schijnen om te worden beklaagd.

‘Laat mij met rust!’ beval hij, hun den rug toekeerend.

Allen gingen heen.

Alleen Eva ging rustig in het huis, een drank bereiden van verfrisschende vruchten voor zijn drogen mond.

[pagina 164]
[p. 164]

Adams grimmige oogen ontspanden zich eerst in den sluimer. Doch zijn rust was vol stoornis. Hij droomde van zijn dood, die een verglijden was in zwarte donkerte.

Men zou hem baren op de baar, de vrouwen zouden weeklagen drie dagen en drie nachten.

Gelijk de gevallen krijgers zou men hem bekleeden met de tropeeën van zijn heldendom. Een wacht van jonge helden zou zich plaatsen te hoofd en te voet van zijn sponde.

In den droom verheugde hem deze grootheid, hij voelde eenen trots om de heerlijkheid van al dit, en dat hij heenging als een eerste krijger en opperste van zijn stam.

Nu brandden de maagdekens reukhout aan zijn baar, de vuren wapperden op de vaten en de rookslieren zwalpten in kunstige sierselen door de om zijn doodheid stille lucht.

Buiten was een groote rumoerigheid van mannen. Zij bespanden de kar, het zeswielig roltuig van stammen, met twaalf ossen aan lederen riemen. In de staarten van het trekvee waren bloemen gevlochten, de witte levkojen van den rouw, en de blauwe violen der herinnering; aan de halzen hingen zij gongen van verlederde vruchtschalen, die een somber rouwgeluid maakten bij elke schudding van den warsigen kop. Hunne hoornen droegen rood wingerdloof, het teeken van den herfst, het getijde des stervens, en van hunne schoften droop de sluike rouw der treurwilgen.

Straks gingen de dragers de baar op de schoeren tillen, zijn heldengestalte praalde in het licht. Van alle zijn zaailingen omgeven, de vele duizenden, toog de wagen naar den gedolven kuil. Daar klaagden de schalmeien en sloeg de holle trom zijn bonzende tomtom.

Hij zag den in zijn dood gehuldigden krijger -

[pagina 165]
[p. 165]

hem, Adam, vader der vaderen zelf - nu opnieuw getorscht op de hooge schouderen; in licht badende, droeg men hem naar de grafstee.

Ineenen was alles donker. Met zoden en takken werd de opening overvlochten, hij zag zichzelven onder het dek, de bruine aard pulverde over zijn gelaat.

Buiten kloegen luid de vrouwen, de harde mannen sloegen klinkende op hunne schilden van gedord rundervel.

Men hakte den ossen, die getrokken hadden, de verzenen door, dat zij nimmer na dezen tocht meer zouden gaan; zwaar op de knieën stortten de dieren, in genade afgemaakt met kolven en knodsen.

En Adam glimlachte in den slaap, glimlachte om het geluk der eere.

Dan gleed tegelijk door zijn droombewustzijn het beeld van den man in het graf, den man die hij was, Adam!

Met een schreeuw werd hij wakker.

Eva, mild, reikte hem den verfrisschenden drank, en terwijl verheugd zij sprak van zijn ongedacht welzijn, beet hem hare lieve gelatenheid als een zuur venijn in de ziel.

‘Laat mij! Ik wil niet geholpen zijn. Je lafenis is gal.’

Grimmig sloot zich zijn gelaat.

Wat had Kaïn gezegd? Zijn voorhoofd ontspande. Wat had Kaïn gezegd? Had hij den Dood overwonnen? Noemde hij den Dood zijn vriend?

‘Eva!’

‘Voelt Adam zich beter nu?’

‘Eva, is Kaïn hier? Kaïn mijn zoon?’

‘Ge weet waar Kaïn is. Kaïn uw zoon.’

‘Ik vraag geen oordeel.’

Wroeging wroette in zijn borst. Hij zag den

[pagina 166]
[p. 166]

verdoemde in zijn slavenrad, en nòg duchtte hij zijn aanklacht.

‘Zeg mij, heeft Kaïn gesproken? Wat heeft Kaïn gesproken?’

‘Ik weet niet wat hij gesproken heeft. Kaïn is mijn zoon. Mijn armen staan open voor hem, mijn hart heeft voor hem geen verwijt.’

‘Heeft hij gesproken? Heeft hij gesproken van den Dood?’

Eva zweeg. Adam vreesde. Vreezen doen kleinmoedigen.

‘Waarom,’ vroeg zij meelijdend zacht, ‘waarom zou Kaïn vreezen voor den Dood?’

‘Hij vreesde niet! Hij zei dat hij den Dood niet vreesde. Hoe kan iemand den Dood niet vreezen! De Dood, zeide hij, was zijn vriend.’

‘Wij kunnen het blad niet sparen wanneer het verschrompeld is,’ troostte Eva.

‘Alleen de vrouw, die geen ziel heeft, sterft als het blad!’ gromde Adam, wars.

‘Hoe rustig zal het dan zijn, te sterven!’

‘Ga en laat Kaïn halen. Ik wil wat met hem spreken over den Dood.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken