Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe wyn in oude le'erzacken (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe wyn in oude le'erzacken

(2010)–Johan de Brune (de Oude)–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vleyers. Lief-koozen.

EEn Goed woord vint een goede sté: / Neemt, waer ghy gaet, het zelve mé.
Al cont ghy zomtijds overwinnen, / Wijct uwen vriend, en houd u binnen.
Vleyers, dat zijn booser dieren, / Als de Raven, of de ghieren.
[pagina 21]
[p. 21]
Hy melct de ooren, / Van die hem hooren.
Een zoete most, / Die 't leven kost.
Een Iudas kus, een duyvels treck, / Die ons van achter breect den neck.
Wacht, met verdacht, de snoode katsen, / Die vooren lecken, achter kratsen.
Hy wilt, met schijn, my heeten broer, / Maar 't zijn maer treken van een hoer.
Ghy kraeut hem, daer hy voelt, dat 't juct.
Een goede spieghel is zeer vry, / Hy vleyt gheen mensch, wie dat hy zy.
Een man die al te vele vleyt, / Die ist, die u dan laghen spreyt.
De rijckdom vleyers wel vertoeft, / Maer teghenspoed de zelfd' beproeft.
Wanneer de slagher 't vercken krouwt, / Het mes hy in de keel dan douwt.
De slagher 't vercken krauwt en streelt, / Wanneer hy 't met een loosheyt keelt.
Die al te vele streelt en vleyt, / Het is de man die laghen leyt.
Hoonigh in de mond gheleght; / 't Scheermes, aen den riem ghehecht.
In schoon ghelaet, Is veel verraed.
De pot wat anders dickwils heeft, / Alst opschrift, of den tijtel gheeft.
Het is een dwaes, die zich betrouwt, / In buyten-schijn, en daer op bouwt.
[pagina 22]
[p. 22]
Het is een dwaes, die zich betrouwt, / Op aen-zicht, of gheveynsde cout.
Een dobbel tongh, een dobbel hert: / Elck een daer van bedroghen wert.
Dat zijn van d'alderslimste katsen, / Die vooren lecken, achter kratssen.
Die met u maeckt te veel fatsoen, / Heeft u verraen, of wilt het doen.
Gheen vlees en werter min ghekent, / Als menschen vlees, als 't wert ghevent.
Gheen quader vlees, geen kentmen min, / Als menschen vlees, of menschen zin.
Die meer u doet, als hy wel placht, / Bedrieght u, vriend, of daer naer tracht.
Die dickwils vooren vleydt, en mydt, / Van achter in den rugghe byt.
Die my van voor maect schoon en net, / Maect my van achter vuyl te bet.
Indien de pille smaeckte wel, / Waer toe vergult haer swarte vel?
Zoo smaeck van pillen waere goed, / Waer toe dan goud, datm' om haer doet?
Wanneer de vos de passy preeckt, / 't Is tijd, dat ghy uw gans versteeckt.
De Kat is weerdigh dood ghetrapt, / Die vooren lect, en achter crapt.
Een schoone tael den zot verdooft, / En maeckt, dat hy zeer licht ghelooft.
Door zoete woorden van de mond, / En wert de tonghe niet ghewondt.
[pagina 23]
[p. 23]
. . . men paeyt den zot, / Met schoone woorden op een bot.
Goe' woorden die en costen niet, / 't Is wonder, dats' oyt yemand liet.
De kat die weet al schijnt-ze mal, / Wiens lippen datse lecken zal.
Al jaeght een vriend ons aen een blus, / 't Is beter als een vleyers kus.
Een vriend, die gheeren smeert en leckt, / En mint een tafel wel-ghedeckt.
Ziet, hoe de vleyer is beleeft, / Hy eet hem op, daer van hy leeft.
Die u meer doet, als hy wel placht, / Die heeft bedrogh in zijn ghedacht.
Van zulcken vriend vertrect, / En met voordacht hem mijdt,
Die met de vviecken dect, / En met den beck u bijt.
Vriends zuer gezicht, en scherp beklagh, / Is beter, als een vyands lach.
Onder zoete honigh-wijn, / Schuylt vvel dickwils quaed fenijn.
De appel in de eene hand, / De stock in d'ander vast gheplant.
Die deughden in u prijst en ziet, / Die ghy niet hebt, ghelooft hem niet:
Want hy zal spreken oock verlept, / Van feylen, die ghy niet en hebt.
Een man, die katten aert ghelijckt; / Hy recht zijn steert, wanneerm' hem strijckt.
[pagina 24]
[p. 24]
Het is een zael van zulcken aerd, / Die zeer wel past op yder paerd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken