Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe wyn in oude le'erzacken (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe wyn in oude le'erzacken

(2010)–Johan de Brune (de Oude)–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Goed. quaet. beter. ergher.

BEter noch een been ghebroken, / Als het is den hals te kroken.
Een oogh is beter voor de mensch, / Als blind te zijn, als 't gingh na wensch.
't Is beter struyck'len met de voet, / Als dat-men 't met de tonghe doet.
Een ronde mond, een rechte hand, / Doet vry ons gaen door alle Land.
Die wel doet, met een goed ghemoed, / Gaet op een vast en zeker voet.
Een goede zaeck wel quaed ghediet, / Wanneer zy buytens tijd gheschiet.
[pagina 26]
[p. 26]
Uyt bitter kruyd, Veel nutheyd spruyt.
Het zoetste goed, Veel quaed ons doet.
Een leeuwercks dye veel beter houw, / Als heel het lichaem van een wouw.
Doet wel, wilt ghy 't oock hebben wel.
God gheeft de quaedste Koe van 't veld, / De cortste horens, om 't gheweld.
Quaed kruyd, Zeer spruyt.
Quaed kruyd, wat datter wert ghedaen, / 't En wilt bederven, noch vergaen.
't Is quaed te visschen achter 't net.
't Is niet al butter, t' allen tijd, / Wat dat de Koeye gheeft of schijt.
Wanneermen yemand qualijck wilt, / Men vind een oorzaeck licht in 't wild.
Daer is gheen quaed, dat ons yet schaedt, / Daer gheen ghevoelen is van quaed.
Men ist niet quijt, het gheen m' is quijt, / Daer van men niet en weet, of lijdt.
Niet is u quaed, of daer toe streckt, / Als ghy u dat niet aen en treckt.
Drie dinghen raecken licht te schand: / De voghels in de kinders hand:
Een dochter by een grijze kop, / De goe wijn in een Duytsche krop.
't Is beter verr' en wel te zijn, / Als qualick, en naer by te zijn.
. . . . men vind gheen quaed, / Daer uyt niet eenigh goed ont-staet.
Gheen quaed zoo quaed en kan-der zijn, / Dat niet en brenght zijn medecijn.
[pagina 27]
[p. 27]
Een man met eer, bemint den dagh, / Een fielt het licht niet lijden magh.
Ziet, wat ghy doet, of quaed of goed, / En niet wat dat een ander doet.
Beter heden een gheree, / Als te hebben morghen twee.
. . . . een goede aerd, / Gheeft goeden wijn van zoeten aerd.
Men krijght wel spel, Al doetmen wel.
Een quaden hond en wilt gheen maet, / Wanneer hy in de keucken gaet.
Zijn strick is aen de galghe vast.
't En is niet altijds even goed: / Nu eens wat zuer, dan eens wat zoet.
Het ey wilt, met een zot fatsoen, / Veel beter wesen, als het hoen.
Een geyten-stuckjen liever vat, / Als twee goe stucken van een kat.
Zoo elck een mensch verbet'ren kond', / 't Waer al verbetert, watmen vond.
Men gheeft niet wel een blood rapier, / In handen van een dolle Pier.
Het moet wel zijn een quade wind, / Die niemand voor hem goed en vindt.
Die by den beul te biecht moet gaen, / En isser niet ten besten aen.
Die heunigh lecken wilt, by ty'en, / Moet lijden 't steken van de by'en.
Die van de wyn ghedroncken heeft, / Drinck' oock de moer, wanneerm' hem gheeft.
[pagina 28]
[p. 28]
Een goed man is een goed ghemeen, / Hy is 't gherief van elck end een.
Het goed van 't quaed zeer veel verscheelt: / 't is lichter slaen, als datmen heelt.
Quaed kruyd, al wert het niet gesproeyt, / Zeer licht, en van zijn selven groeyt.
't Is quaed de hond een bed te spreen.
De mensch, in wat gheval hy staet, / Vindt altijds onschuld tot zijn quaed.
Gheen quaed kan wesen groot ghenomt, / Dat laetst, en noch alleene comt.
Hy kan zeer qualijck lijden 't quaed, / Die 't niet gheleert heeft metter daet.
Het quaed dat yemand lydt op aerd, / Dat leydt hem vast ten hemel-waert.
Een mensch, die boos is van ghemoet, / Staet in de hel, met d'eene voet.
Het quaed dat baet, en heeft zyn goed; / Maer 't goed mis-doet, en quetst ghemoed.
Te beter dat daer is de wijn, / Te scherper is oock zijn azijn.
Die 't goed van 't quaed niet onder-scheyt, / De zulcke by de beesten leyt.
De boosheyd zuypt, door grooten drift, / Het meeste deel van haer vergift.
De roozen vallen op de grond, / De doornen blyven t'aller stond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken