Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe wyn in oude le'erzacken (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe wyn in oude le'erzacken

(2010)–Johan de Brune (de Oude)–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Drincken. dronckenschap.

EEn vollen boer, die daer comt strijcken, / Zal een gheladen waghen wijcken.
Hy heeft de vos het vel ghestroopt.
De wijn komt aen met vremde ganghen, / Hy neemt de voeten eerst ghevanghen.
Groote baezen, Groote glazen.
Groote mannen, Groote kannen.
Drinct wijn, ghelijckm' een koninck schinct, / Maer als een os, van water drinct.
Niet isser oyt zoo on-ghezond, / Dan alsmen drinckt, en slaept terstond.
. . . . naer rauvve vrucht, / Drinct zuyver vvijn, of 't wert bezucht.
Hy slacht ten deele Magdaleen, / Hy heeft altijds het glas alleen.
[pagina 169]
[p. 169]
Die op pottage, of warm-moes drinct, / Verkrenct zijn maegh' meer als hy dinct.
Men siet meer oude dronckaerds sweven, / Als oude medecijnen leven.
Wie dwinght de beeste dat zy drinct, / Indien de dorst haer niet en dwinght?
Die 't drincken is een zoete zaeck, / Den laetsten dronck ist meest vermaeck.
Met wien ghy drinct veel meer bedinct, / Als wat het is, het gheen ghy drinct.
Die 't goede koopt, die drinck het goed; / Die 't quaed, het quade drincken moet.
De muyl, daer op de Pape rijd, / En drinct niet dan op haeren tijd,
Die kort en kleyn is van ghestalt, / Een groot glas dickwils wel bevalt.
Een waghen, die wel is ghesmeert, / Rijdt zachter en met meerder veert.
Zulck een gheen rechten dorst en heeft, / Die 't water haet, dat niemant gheeft.
Een cleyne keel, Drinct zomtijds veel.
Die in zijn lamp heeft licht van doen, / Ghiet oly om het licht te voe'n.
Te meer men drinct, te meer men dorst, / En hoe de dorst wert min gheschorst.
Maeckt nu eens nat, 't is al ghenoegh, / Ghesponnen op dien eenen boegh.
Dat is: 't is lang genoeg ge-eten, zonder drincken.
Zijt ghy ghebeten van een hond, / Neemt van het zelve hayr terstond.
[pagina 170]
[p. 170]
Altijds droncken, even rond, / Altijds dorr' en droogh van mond.
Visch op een drooghe poel ghestelt, / Vergaet terstont en heel versmelt.
Een man die veel en dickwils drinct, / Veel dorst, dat hem tot drincken dwinght.
Die dorstigh zijnde gaet te bed, / Staet 's morghens op ghezond te bet.
Gheen droncke man en scheld' de wyn, / Want al de faute die is zyn.
Een slemper loopt, met vollen draf, / Naer 't uytterst' eynde van het graf.
Een dronckert is van cleyn gheduer, / Want 't graf dat is zyn nae-ghebuyr.
Die daer berispt een droncken man, / Bestraft een, die niet weet daer van.
Een buyck, die cooct, en ziet van most, / Een schuym van vuyle lusten lost.
Die het al wilt drincken uyt, / Die is in de narre schuyt.
De moezel die moet wezen vul, / Of anders maect zy gheen ghelul.
Daer de wijn gaet in de huyd, / Daer gaet al de wijsheyd uyt.
In een vat vol most of wijn, / Steect veel vreughd, en oock veel pyn.
Daer de wijn gaet in de man, / Gaet de wijsheyd in de kan.
Volle krop, Dolle kop.
Men drinckt wel wijn, In rouw en pijn.
[pagina 171]
[p. 171]
Naer langh geslemp, en langh' geprael, / Zoo wertmen byster ende kael.
Zonder wijn, en zonder brood, / Is de wel-lust koud en dood.
De lulle-pijp gheeft eerst gheluyd, / Wanneer zy vol is tot den tuyt.
Die gheweldigh drinckt, tot straf, / Snyt hem zelf de beenen af.
Een oude leers altyds begheert, / Te wezen vet en wel ghesmeert.
De touw, om in te doen den wijn, / Wilt wel een goe' saucijsse zijn.
Hy heeft gheen dorst, om wel te weten, / Hy heeft ghezouten vleesch ghe-eten.
Dat wert spots-wijze ghezeyt van dinghen die gheen schijn en hebben.
Al drinckend' ons de dorst vergaet: / Al levend' ons het leven laet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken