Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe wyn in oude le'erzacken (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe wyn in oude le'erzacken

(2010)–Johan de Brune (de Oude)–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 265]
[p. 265]

Armoede. Aelmosse.

ARme luyden, waer zy gaen, / Moeten achter deure staen.
Die gheen gheld of goed en heeft, / Van elck een verlaten leeft.
Den armen man, Is in den ban: / Wat dat hy kan, Elck blijfter van.
Een bed'laers tas is nimmers vol.
Een bed'laers tes is altijds hol, / Wat datze krijght, z' is nimmers vol.
Die vvat in nood den armen bringht, / Zijn zelf daer door vvel meest ghedenct.
De aelmoss', voor die arme zijn, / Dient hun voor heylzaem medecijn.
Het vier dat bluscht het water uyt: / De aelmoss' zond en straf uyt-sluyt.
Die van het zijne gheeft den armen, / God zal oock over hem erbarmen.
Die d'armen gheeft, en zich erbarmet, / Wert daer door nimmermeer verarmet.
Hy slaept wel, en is wel daer an, / Die niet met al verliezen kan.
Uyt een cleyn Fonteynen-back, / Kan-men drincken met ghemack.
Doet aelmoss' altijds in 't secreet, / Want 't is genoegh, dat God zulckx weet.
Die weynigh heeft, In ruste leeft.
De schapen zijn zijn vrienden niet, / Ghelijckmen aen zijn kleeren ziet.
[pagina 266]
[p. 266]
Kinders met zeer graghe darmen, / Zijn de rijckdom van de armen.
In groot ghebreck en arremoed, / Is zelden trouw, en goed ghemoed.
In 't huysken van een arm ghezin, / God heeft een groot ghedeelt daer in.
Die man verliest zijn aelmos niet, / Die maer zijn zeugh' die aen en biet.
Van vrouwen, wijn, en teerlingh-spel, / Raecktm' in ghebreck, en groot ghequel.
Die niet en draeght, noyt yet ont-valt, / Die niet en heeft, oock niet vermalt.
Gheen man, oock die verstaet zijn stuck, / Is sterck ghenoegh, voor groot gheluck.
Geen vliem, of scheer-mes scherper snijt, / Dan als een bed'laer wel ghedijt.
Helpt ghy een bedelaer te peerd, / Hy draeft niet, maer hy gallopeert.
Een bedelaer, die smeeckt en vraeght, / En kiest niet dat hem meest behaeght.
Krijght d'arm een peerd, en zitter op, / Hy rijdt terstont een vol gallop.
De armoed' op melaetsheyd slaet, / Elck een die vliedz' en van haer gaet.
Gheen meerder zorgh, gheen grooter quaed, / Als arm te zijn, en zijn van staet.
d'Arme man te gronde moet, / Doet hy, wat de rijcke doet.
Met te missen, leeren wy, / Van wat waerd' een zake zy.
[pagina 267]
[p. 267]
Zijt ghy arm, en zonder schijven, / Ghy zult altijds arrem blijven.
Die rijck eerst was, en met ghemack, / Voelt best, hoe swaer is armoeds pack.
Armoed is een goede staet, / Die daer wel med' omme-gaet.
De armoed zelfs gheen quaed en heeft, / Maer wel de mensch, die daer in leeft.
Indien wy wisten wel ghewis, / Hoe weynigh swaer de armoed is;
Wy zouden oock, met minder pijn, / In overvloed en rijckdom zijn.
Een die met niet reyst door het veld, / Hy zinght oock, daer hy roovers telt.
Ghelijck de ezels van het woud, / Zijn leeuwen spijs en onderhoud;
Zoo zijn de arme on-ghezien, / Het voedsel van de rijcke lien.
Een arm mans Koe, een rijck mans Kind, / Zy sterven, eerm' het nauw verzint.
Het ongheluck, die 't wel beseft, / 't Schijnt dat het maer den armen treft.
Een ey dat is een osse weerd, / Voor d'arme, die niet veel begheert.
Op leghe zolders, zonder hoopen, / En zietmen gheen calanders loopen.
Op leghe zolders comt gheen mier, / Of muys, of eenigh schaed'lick dier.
Elck wilt aen den armen pissen, / En zijn schoenen aen hem wissen.
[pagina 268]
[p. 268]
Ghelijck de leeuw het vvild verslint, / Verslint de rijck het arme kind. (Syr. 13.21.)
Een vette vliegh is haest ghevoedt, / Een magher' bijt zeer scherp in 't bloed.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken