Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe wyn in oude le'erzacken (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe wyn in oude le'erzacken

(2010)–Johan de Brune (de Oude)–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dood. Leven.

ZUlck een van sterven schut en beeft, / Die 't sterven niet geleert en heeft.
Dood is ons buyr, Tot aller uyr.
Hy treckt vry aen een langhe schoot, / Die wacht en wenscht naer yemants doot.
Gaet daer ghy meught, sterft daer ghy moet, / En niet als met goe' reden doet.
Men ziet op yder merckt zoo wel, / Het kalver, als het osse vel.
Op sweerd, noch op gheen vvapens dinct, / Als u de bleecke dood bespringht.
In de weereld is gheen man, / Die de dood ont-vlieden kan.
Die vvel sterft, Niet verderft.
[pagina 297]
[p. 297]
De dood, die maect gheheel ghelijck, / De spade met de staf van 't rijck.
Een hond die leeft, van alle eeuw, / Was beter als een doode leeuw.
Die droncken zijnd', een mensche doodt, / Zal nuchter hanghen, kleen of groot.
Te meer goeds, datmen heeft gheerft, / Te nooder veeltijds datmen sterft.
Wy zijn op aerden niet ghe-erft, / Geen mensch die leeft, die niet en sterft.
Te langher dat een mensche leeft, / Te meer hy lijd, en langher beeft.
Die sterft, hoe groot hy zy van waerd, / En hoeft maer zeven voeten aerd.
Een graentjen noyt en wast tot brood, / Ten zy, dat 't zy te vooren dood.
Men zieter heden gaen en staen, / Die morghen zullen zijn vergaen.
Gheen dagh, die niet zijn avond heeft: / Het moet al sterven datter leeft
Hy is een man zeer wijs bedacht, / Die op de dood denckt dagh en nacht.
Van waer-men zy, of cleyn of groot, / Men gaet den zelven vvegh ter dood.
De dood is een ghemeen acquyt, / Van alles dat ghy schuldigh zijt.
Zelfs gheen minder-jarigh kind, / Voor de dood relief en vindt.
Zulck een die meent te zijn ghezond, / Diens hert is van de dood ghewond.
[pagina 298]
[p. 298]
Men draeght den dood vvel in zijn schoot, / Wanneer men niet en ziet den nood.
Die van de Heere wert bemint, / Die sterft, een jonghen zijnd' of kind.
Een hond, die raest, zeer langhe leeft.
Wie weet van al des weerelds slaven, / Wie dat den laetsten zal begraven?
De dood, is 't eynd' van alle nood.
Hy is een gheck en onverlaet, / Die zich op anders dood verlaet.
Wanneer ick ben in Charons boot, / Zoo is de gansche weereld dood.
De doode honden bijten niet.
Een doode man, Niet bijten can.
De dood ziet hem ten ooghen uyt.
Hy leeft veel langher, als zijn taeck.
Die met gheen zerck en is bedeckt, / Den hemel voor een steen hem streckt.
Hy heeft den eenen voet in 't graf, / En d'ander moeter oock haest af.
De ziel, al is zy noch zoo eel, / Zy is in 't lijf verwortelt heel.
Wy moeten uyt de weereld zaen, / Ghelijck als uyt een herbergh gaen.
Ons leven is zeer teer en kranck, / En, op zijn lenghst, gheen spanne lanck.
Een dood met eer, Wat wiltmen meer?
Ont-kleed u niet, naer wijzen raed, / Dan als ghy naer uw bedde gaet.
Een man versleghen, Gaet niet meer teghen.
[pagina 299]
[p. 299]
Een man ghesteken in de eerd, / En maeckt ons dan niet meer verveert.
De ram ghedoot, Niet meer en stoot.
Een man ghevelt, Doet gheen ghewelt.
De stercke dood, Spaert kleyn noch groot.
De dood beslaet, De goed en quaed.
De beeste dood, 't fenijn is dood.
De dood is yder een ghelijck, / Zy doet oock niemant on-ghelijck.
Hoe can de dood ons wezen quaed, / Die ons stelt in een beter staet?
Al maecktmen rouw en groot ghebeer. / De dood' en komt daerom niet weer.
Dien God bemint, Sterft zijnd' een kind.
Of Prins, of die zijn koetse ment, / De dood noch d'een, noch d'ander kent.
Vrede voor die levend zijn; / Rust' voor die zijn uyt de pijn.
De dood klopt aen een Konincks slot, / Zoo wel als aen een bed'laers kot.
Niemant van zoo grooten waen, / Die de dood can teghen-staen.
De doode heeft gheen vriend, met al; / De zieck' een halven, by gheval.
Wat staet, of baet, wat plaets, of tijd, / De dood is altijds aen ons' zijd'.
Den dood te vreezen is meer pijn, / Als van de dood ghedoodt te zijn.
Gheen Reus zoo sterck, gheen Prins zoo groot, / Die oyt kan teghen-staen de dood.
[pagina 300]
[p. 300]
Het kalf sterft zoo wel als de koe; / De kloeckst', als die is 't leven moe.
Hy sterft zeer wel, die gheeren sterft; / En wenscht daer boven zijn gheerft.
Wat wonder, dat de mensche sterft, / Die 't sterven van zijn ouders erft?
De dood comt nimmermeer te vroegh, / Als maer de mensch zich daer naer voegh.
Men kan met weenen, stenen, hyghen, / Den dooden uyt het graf niet krijghen.
Te meer men vverct, te meer men diet, / Te meer men leeft, te meer men ziet.
Tot d'aerd' wy al te zaem behooren, / De dood die komt ons alle by;
Wy werden on-ghelijck ghebooren, / Maer in ghelijckheyd sterven wy.
Men kan, met 't hayr uyt 't hooft te trecken, / Den dooden uyt het graf niet wecken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken