Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe wyn in oude le'erzacken (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe wyn in oude le'erzacken

(2010)–Johan de Brune (de Oude)–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 324]
[p. 324]

Swijghen.

HOud dat voor een voorzichtigh man, / Die van zijn zaecken swijghen kan.
Die niet en zeght, Niet teghen-vecht.
Die niet en spreeckt, op dat-men vraeght, / Ghenoeghsaem daer consent in-draeght.
Die niet ont-kend, Die draeght consent.
Die niet en zeght, of teghen-gaet, / Hy staet ghenoegh toe, metter daed.
Het is een man van wijs beleyt, / Die niet van zijn secreet en zeyt.
Op een die swijght, wel let en past; / En op een hond, die niet en bast.
En weet niet altijds, vvat ghy weet, / Maer gheeft uw lipp' een stille beet.
Vergheefs wert veel cieraeds gheeest, / Gheswijgh verçiert de vrouwen meest.
De stille waters zijn bevonden, / Te hebben veeltijds diepe gronden.
De motte doet veel schaed in 't laken, / Al zonder eenigh rucht te maken.
Stille vvaters diepe zijn, / Zonder uytterlicke schijn.
Daer 't water hoogh en diepe gaet, / Het schijnt dat 't daer meest stille staet.
Volle vaten bommen niet, / Alsmen daer niet uyt en ghiet.
Diepe waters meest beducht, / Die en maken gheen gherucht.
[pagina 325]
[p. 325]
Swijghers zijn veel meer te schrommen, / Als de schreeuwers, die veel rommen.
Daer de beeck is diepst van al, / Daer is verr' het minst gheschal.
Van 't stille water wacht u wel, / Want 't felle dat verloopt zeer snel.
Daer 't water zoet en stille loopt, / Daer is het diepst op een ghehoopt.
't Is 't beste gheld, dat niet en klinct, / En 't beste goud, dat niet en blinct.
De stille zeugh' eet al den draf, / Daer d'ander' niet en krijghen af.
Als 't schaepje bleet, 't verliest een beet, / 't Is best, dat 't dan in stilheyt eet.
't Is van ouds al, datmen riep, / Stille waters, veeltijds diep.
Wie can verbieden, dat de hond / Niet bass' en huyle met de mond?
Een zieckt of droefheyd, diemen berght, / Wert niet ghenezen, maer gheterght.
Die svvijght en denct, Wert niet ghekrenct.
Die denct en swijgt, Geen ondanck crijgt.
Stil ghesvveghen en ghedacht, / Heeft noyt yemand schae' ghebracht.
Een wijs man, die beschuldingh krijght, / Verandwoordt zich oock, als hy swijght.
Wilt ghy, dat ick vvat svvijghe stil, / Svvijgh eerst, zoo krijghtje gansch u vvil.
. . . . Wie is de man, / Die yders mond toe-stoppen kan?
[pagina 326]
[p. 326]
Gheen mensch, of cleyn of groot van macht, / En draeghter straf van zijn ghedacht.
Gheen konst zoo qualick wert gheleert, / Als swijghen, voor die veel verkeert.
Svvijghen is een edel deughd, / Die met eere vvert gheheught.
Wanneer hy spreeckt, al ist niet sterck, / Zoo kraeyt de haene op de kerck.
Hy ziet, of hy niet een en cond, / Of oock geen tongh hadd' in de mond.
Swijght, dat ghy wilt, dat ander swijgh.
Tand voor tongh, is goed devijs.
Het swijghen is een groot cieraed, / Dat best voor al de vrouwen staet.
Een man zich zelven eer verkout, / Als zich vervvermt, 't zy jonck of oud.
Gheen konst of ambacht swaerder valt, / Als stil te swijghen, daer men kalt.
Hy magh vvel swijghen van 't ghelach, / Die heel vry daer af commen magh.
Een man die swijght, en niet en melt, / Uw wooningh verre van hem stelt.
De luymend' Katten zijn niet bot, / Zy halen 't vleysjen uyt de pot.
Een goed gheswijgh / Dempt quaed ghekijf.
Die niet can swijghen, dat hy hoort, / Kan oock niet spreken, zoo 't behoort.
Ghedachten, diem' in 't hert bewaert, / Zijn tol-vry, al van ouds verklaert.
[pagina 327]
[p. 327]
Men can vvel dood een zake svvijghen, / Maer met ghekijf niet dood vvel krijghen.
Een dwaes die lijdt, en weynigh spreeckt, / Zijn zotheyd nerghens uyt en leeckt.
Wanneer een zot gans niet en spreect, / Zijn zotheyd niet licht uyt en breect.
Dat hadd' een klapper haest ghezeyt: / Maer oock een zot wel haest beschreyt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken