Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Fiat lux. Het worde licht (onder pseudoniem Angel David) (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Fiat lux. Het worde licht (onder pseudoniem Angel David)
Afbeelding van Fiat lux. Het worde licht (onder pseudoniem Angel David)Toon afbeelding van titelpagina van Fiat lux. Het worde licht (onder pseudoniem Angel David)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.43 MB)

Scans (75.14 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Fiat lux. Het worde licht (onder pseudoniem Angel David)

(1917)–Victor J. Brunclair–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

III. Tingeltangel

Bij Mathijs trof hij heel het gezelschap: Michel, Rafaël, Dirk, Reinart en hun modellen. Het ging er uitermate leutig toe. Zotte kwinkslagen kruisten elkaar en allerzijds scheen men te wedijveren om elkander in jool de baas te wezen. Toen Willem binnentrad ging een triomfantelijk gejuich omhoog. En daarna richtten zich alle blikken op Willems galados, met een sprakeloos ‘Waarom?’

- ‘Haak de juffers aan uw zijde. makkers!’ riep Willem uitgelaten, ‘we gaan er op los!’

Allerwegen was het een gegrijp naar hoeden en kleederen.

Toen dorst Michel het de vraag te stellen:

- ‘Ter eere van welken heilige?’

- ‘Vier mijn verloving met Henny Garbet.’

Als een dolle sarabande zwierden ze langs de leien, bij wijlen met eenigen afstand tusschen de paren, en dan weer dicht bijeengedrumd ten einde de koude te voorkomen.

Willem had mieren in de beenen. Ten allen prijs wou hij aan 't dansen gaan en enkelemalen had hij Mathijs' dulcinea reeds weggekaapt om een zotten flikker te slaan. De bende zakte stilaan naar de lage stad af. Van verre scheen het een heimelijk lonken van lichtjes en klaarteschijnsels, veelkleurig. Van alle zijden kwamen autos aangetuft, met de heeren uit de hoogste

[pagina 16]
[p. 16]

standen, die naar 't nachtcafé reden.

Er werd een wijl beraadslaagd, waar de groep zou heentijgen. Tot eindelijk Remont de oplossing vond. Zij zouden niet bestendig ergens verwijlen, veeleer onderscheiden lokalen bezoeken. Vooraf zwalkten zij ‘l'Abbaye’ binnen. Van verre had de gevel met zijn gloeiende rood-geel-groene lichtbakens hun toegeschenen als een gek festijn van jool en uitbundigheid. Gloeilichtguirlanden sierden den gevel. waarop eveneens de naam van het etablissement klaar beschenen uitblonk. De diensters ontvingen hen gewillig, ontlastten allen van overjas en hoed. Men vlijde zich op de makkelijke fluweelen zetels, leunde lui tegen de zachte wanden aan. Spiegels overal. Zij kaatsten wederzijdsch terug tot in 't oneindige. De atmosfeer had iets zwoels, dat bedwelmde. Palmen en bloemen allerwegen. Mollige tapijten. waarop de schreden stierven, op den grond. Achter de schenkbank met kristallen roomers troonde autoritair de padlijvige waardin en sloeg een waakzaam oog over het dienstbetoon harer aangeworven nieuwelingen. Blijkbaar was zij zeer in haar schik. want haar tegemoetkoming uitte zich in een bestendig pogen om de konversatie met het zooeven verschenen gezelschap aan te knoopen. Haar pogingen leden evenwel schipbreuk. Waarop ze weer even goedig en onverstoorbaar in goddelijke kalmte vóór zich staarde. Op de aanvraag van Willem of er ook aparte salons beschikbaar waren, volgde een ontkenning. Teleurgesteld weerde Willem zich uit de liefkozing van een paar zwaanblanke armen, die zich in een dichten knoop rond zijn hals gestrengeld hadden. Zoo hij zijn aplomb verliezen? Neen, het steeg hem stilaan naar de keel de geheime toespelingen zijner makkers nog langer aan te hooren en zelf nog nonsens te kletsen. Kortaf wilde hij aan die woordeninsinuaties een einde maken. Zij dronken hun flesschen leeg, vereffenden het gelag, dat Willem grootmoedig op zijn rekening nam. en stond alras. met het spijtig adieu der dienstdeernen terug in de winterkoude straat.

De sterren leken zandkorrels in de lucht.

De gedronken wijn was van te minieme hoedanigheid om

[pagina 17]
[p. 17]

de breinen te verhitten. Willem was gedezillusionneerd. Hij had gemeend dezen nacht recht leutig door te brengen; zeer vertrouwelijk in ‘tête-à-tête’ met om 't even welke bereidwillige schoone. En ziedaar. ‘l'Abbaye’ dat noch in de artistenwereld werd aanbevolen, had niet eens aparte salons. Hij hoopte niettemin nog zijn gading te vinden. Wellicht kon een der makkers hem nog meer inlichtingen verschaffen. Men zwalkte nu maar de buurt door, op toeval af door de straat. Feeëriek was allerwegen het tooverlicht der gloeilampen. Eindelijk troffen zij een portier in uniform, die hen toeriep, bij wijze van uitnoodiging: ‘The Eagle Tavern’.

Ze stonden een wijl in beraad, doch liepen welhaast binnen.

Volk van allerlei allooi zat in de benedensalon saam.

Naast dikbuikige filisters met cylinderhoed zaten dolle maagden, met vurige, papaverhelle rozen in het ravenzwarte haar. Af en toe tusschen twee attracties schoven zich de onvermurwbare kellners tusschen de bankerijen, en brachten verfrisschingen aan. Op een klein verhoog zong een bleeke washoofd ige zanger-danser dubbelzinnige liedjes, die hij tijdens de intermezzo's van het orkest verduidelijkte door de aanvoeging van schuine zetten. De filistertronies glansden gelukkig en volzalig en rond hun lippen plooiden zich bij iedere obscene mop een heimelijk plooi van welbehagen.

Deernen zonder soeteneur slenterden begeerig naar een prooi door de zaal, zetten zich eindelijk neer, bestelden een consommatie en stelden het charme hunner blikken voor alle hongerige oogen open.

Ach. 't bleef voor Willem toch doodgewoon. Hij wist niet onder den indruk te komen van die perverse omgeving. Hij weerhield zich te geeuwen. De kaalhoofdige schedels der gagas leken hem bespottelijke biljartbollen, de deernen banaal, de liedjes saai.

Hij zat lusteloos te droomen en staroogde de blauwe kronkels der sigaretten na die opslierden naar de bleeke globes

[pagina 18]
[p. 18]

aan de zoldering om saam te nevelen in een wattig waas dat bleef boven drijven. De oogranden begonnen hem zeer te doen en te steken. Hij blikte weer even onverschillig naar beneden. Daar had iemand naast hem plaats genomen. Haar hoofd was naar het klein verhoog toegewend, zoodat hij niet vermocht haar aangezicht te zien. Wijd uitgedecolleteerd toonde zij driest haar weelderige vormen. Haar vederhoed was rank, luchtig. Daar knarste handgeklap en zij boog naar haar glas om te drinken. Hij zag haar profiel en onwillekeurig, als voelde ze de aanraking van dezen blik lichamelijk, staarde ze hem tegen, deed haar oogen schitteren, even maar... Hij had begrepen. Vertrouwelijk schoof hij zijn stoel dichter naast den hare, zoodat hij slechts een enkele beweging te doen had om haar hals te zoenen. Voorzeker moest zijn adem haar kittelen, want een bijna onnaspeurlijke siddering doorvoer haar.

De makkers verveelden zich. Geen der aanwezende dingen wist hen te verstrooien. Ook haakten ze er vurig naar, alras te vertrekken. Willem liet hun pramen onbeantwoord, en toen Mathijs hem eindelijk beslist zeide te vertrekken, mompelde hij ronduit dat het hem geen zier schelen kon. Heel 't gezelschap droop af.

Hoe nu met de deerne kennis te maken? Lang dacht Willem hier over na en hij beraamde de middeltjes om daartoe te geraken zonder kinderachtig of banaal te schijnen. Hij vond geen uitkomst. En meteen viel hem de schrik om het hart; zijn zwijgen mocht haat misschien lijken, dat hij haar veronachtzaamde. Hij verdubbelde zijn spitvondigheid. Maar zie, een bloedgolf steeg hem naar het hoofd. Hij had overmatig gedronken, en die roode wijn had hem ongetwijfeld verhit. Hij wist geen uitkomst. Tot overmaat van ramp stond de deerne plots op, riep den kellner, betaalde. Toen ze langs hem heen schreed, voelde hij enkel een lichte aanraking harer kleederen, snoof hij behagelijk haar parfum. Machinaal daalde zijn hand in den vestzak. Hij telde enkele stukken, overhandigde ze den kellner en ging haar na. Aan de deur had zij hem plots onbeschaamd aangeblikt: een

[pagina 19]
[p. 19]

bevestiging nopens het bestaan der zwijgzame verstandhouding.

Buiten stond zij op het gaanpad. Toen hij op straat kwam trippelde ze naar hem toe, schoof vertrouwelijk haar arm onder den zijnen.

- ‘Wacht even’, zeide hij schor, ‘een auto’.

Hij hielp haar instappen, nadat zij den chauffeur het juiste adres had toegefluisterd.

Zij snorden de nachtelijke stad door. Nergens licht, tenzij de droeve lantarens, als doodsche vlammen in den purperen nachtrouw. Tusschen hen beiden vielen slechts banale woorden, enkele aanmerkingen. Dan de stilte van hen die geheim vertrouwd zijn en geen woorden willen bezigen ter uitdrukking daarvan.

Een schok. De auto hield stil.

 

Een schamele kamer. Maffe legerstede. Droef lamplicht. En dan het woeste ontploffen der dierlijke paardrift, de beestige koppeling van twee elkaar-onbekende wezens, die het toeval eenerzijds en de nooddruft anderzijds bijeenbrachten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken