Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Fiat lux. Het worde licht (onder pseudoniem Angel David) (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Fiat lux. Het worde licht (onder pseudoniem Angel David)
Afbeelding van Fiat lux. Het worde licht (onder pseudoniem Angel David)Toon afbeelding van titelpagina van Fiat lux. Het worde licht (onder pseudoniem Angel David)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.43 MB)

Scans (75.14 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Fiat lux. Het worde licht (onder pseudoniem Angel David)

(1917)–Victor J. Brunclair–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XI. Na de Societeit

Het was een tamelijk woelige vergadering geweest. De praeses had de overmaat van zijn voorzitterlijke waardigheid moeten doen gelden, om orde te houden in de besprekingen. Nauwelijks waren omtrent een vraagpunt eenerzijds meeningen geopperd, of langs den anderen kant betoogde men hardnekkig het tegendeel. Aanvankelijk dacht de voorzitter werkelijk dat de vergadering zich in twee antagonistische kampen had gesplitst, om wille van den praeseszetel. Hij legde daar een groote omzichtigheid aan den dag, inzake het vooruitzetten van zijn meening en voerde binnen de mate van het mogelijke, een strikte neutralieitspolitiek. Dit was menigeen een doorn in den voet, en leek een verdacht spelletje. Want, rekening gehouden met de voorzitterlijke verzuchtingen, - hij was een volbloed arrivist - kon het niet anders uitgelegd worden, dan dat hij stom was als een vink, ten einde het ondermijnen van zijn rang te verhoeden. Ten slotte, bij het aanhoudend fanatiek volhouden aan beide zijden, kwam de stemming te berde. Wonder, zij maakte volkomen gelijkheid van stemmen. Nu had de voorzitterlijke stem doorslaansrecht. Zijn uitspraak zou de balans links over rechts doen overhellen.

[pagina 43]
[p. 43]

De voorzitter zat in een hachelijke positie. Hij moest nu wit op zwart bekennen, wat hem bovenmate afschrikte. Daar kreeg hij een inval. En hij legde een voorstel neer, ten einde dit vraagpunt naar de volgende zitting te verdagen. Door zijn oratorische omkadering van het voorstel meende hij zijn wankelmoedigheid te verbergen. Hij sprak over de opgewondenheid, die de leden het onpartijdige denken benevelde, drong aan op de malheid der vooroordeelen. Als eenig antwoord sprong een der studenten op en ijskil klonk het te midden van aller zwijgen:

- ‘Ik stel voor, de voorzittersrang ter stemming te leggen!’

Hoe verscheiden van opvatting zij voorheen ook waren, thans beaamden zij met algemeenheid van stemmen. En onmiddellijk werden de kandidaten opgezocht. Door het gedurig pramen zijner vrienden had Emiel zijn naam opgegeven. Overigens, gezien hij in de diskussie van straks een leeuwenaandeel van welsprekendheid en doortastendheid had weggekaapt, moest men zich wel aan een gunstig resultaat voor hem verwachten.

Inderdaad, bij overgroote meerderheid van stemmen werd hij tot voorzitter gekozen en de vergadering drong er op aan, dat hij onmiddellijk den voorzittersrang bekleeden zou, en de bespreking verder leiden. Zoo deed Emiel. En wonder, wat zijn voorganger niet vermocht, geschiedde thans. Onmiddellijk kalmeerden zich de opgewonden sprekers, zeiden meer bedaard hun meening, bazeerden zich op strenge, kristalklare logika. Toen men ten slotte toch niet tot akkoord kwam legde Emiel bij wijze van toenadering een verzoeningsvoorstel ter stemming, deed enkele koncessies eenerzijds die hij vergoedde langs de andere zijde. Zoo was iedereen bevredigd.

De broederlijkheid en gulle kameraadschappelijkheid kwamen weer in de atmosfeer vlotten. En als ware de diskussie van straks volkomen uit aller geheugen weggewischt, gingen zij tot het meer ongebonden deel van den avond over.

Een makker speelde een sonate op het klavier, wat huns zielsgenot verschafte en goed aan 't harte deed. Daarna kwam

[pagina 44]
[p. 44]

iemand Speenhoffsche kluchtliederen presteeren. Dit was het sein voor de vroolijkheid. Alle pijpen leken fabriekschouwen. Dermate spuwden zij rook. De refreintjes werden meegeneuried, en hier en daar plaatsten de makkers zotte kwinkslagen en geestige zetten waar het te pas kwam. De vergadering duurde nu reeds drie volle uren en ze kon best opgeheven worden, zoo ze niet in onbenullig, nietswaardig geklets omtrent kleinigheden en banale dingen wilde vervallen. Dit gevaar voorkwam Emiel. Hij verklaarde de zitting geheven. Onmiddellijk daarna ging een orkaan van stemmen op, die eischten dat de benoeming van een nieuwe praeses moest gevierd worden. Inderdaad dat was een gelegenheid die zich te zelden voordeed, om er geen voordeel en leute uit te kloppen. Emiel had er niet aangedacht en weinig trek in zulk partijtje. Wat kon hij nochtans als enkeling tegen die onverbiddelijke massa. Vroolijk alweer stemde hij toe. De studenten schoven hun petten over hun lokken, grepen de beruchten stok in de vuist en zij waren er met een vriendelijk ‘Gaudeamus’ van onder.

Rij aan rij zwierden ze door de nachtelijke stad. Koud woei de wind en keerde de straten leeg. De maan kleefde als een bleeke hostie op de lucht. Uit de koffiehuizen dempte gerucht van stemmen, wat verder in de stilte onhoorbaar gewurgd. Het regende klanken door de ramen.

Langzamerhand was er een grooter leemte ontstaan tusschen de verschillende groepjes studenten, zoodat de eersten halt maken, ten einde weer cohezie te krijgen. Eindelijk, onder een veelarmigen lantaarn, die een kandelaber leek, beraadslaagden ze, tot een zwartheid saamgedrumd, waarheen de tocht zou gaan. De middenstad, koffiehuizen met filisters en O-Weeèrs daar hadden zij het land aan. Overigens ten tijde der ravotterijen aldaar hadden ze het bont gemaakt, om thans nog zonder blikken of blozen hunne intrede te doen. Daar dwarsten twee gemaskerde juffers de straat over. Vermoedelijk togen zij naar een bal.

Viel dit in den smaak der makkers? Nogmaals voor en

[pagina 45]
[p. 45]

tegen. Eindelijk verwierf iemand de algemeene toestemming, toen hij geniepig, maar leuk fluisterde: ‘Naar l'Abbay.’

Uit een portaal gulpte roode glans van elektrieklampjes. Twee palmboomen bezijden de deur, en een gedienstige portier, die de toegang bewaakte, als een ras-vermurwde Cerberus. De geheele schaar toog binnen. Tot hun ongenoegen vonden ze de zaal bijna leeg. De tafels waren onaangeroerd, zooals de kellners ze dezen morgen schikten. Hier en daar zaten nochtans verbruikers. Een vluchtige blik op den spelwijzer overtuigde hun alras, dat het spektakel niettemin zienswaard was. Er was een danseres, die zoogezegd wereldvermaardheid had erlangd, verder een jongleur en een zanger.

Juist toen ze de zaal binnentraden stond de zanger op het klein verhoog en bralde zijne schuinnige liedjes. Ze klonken leeg in de zaal, als werd er voor de muren gezongen. Hoe er ook geijverd werd om de schaarsche toehoorders hier te houden, ginds in een hoek kon een kaalhoofdige, pompeusgekrawateerde heer zich toch niet weerhouden te geeuwen, dan even naar zijn horloge te kijken en vandaar naar zijn gezellin, die hem achteloos veronachtzaamde en veeleer pret had in den joligen groep, die zijn intrede had gedaan. De zaal bezielde zich. De lampen waren als verteederd over de onverwachte buitenkans, die zich thans voordeed, en plasten inniger hun schijn op de aanwezigen. De liedjes kregen meer kruim, liepen met meer verloren op de onverschilligheid der wanden, vonden een inschikkelijken gretigen toegang in aller ooren. De kaalhoofdige heer in den hoek vreesde wis en zeker zijn prooi kwijt te geraken. Voorzichtigheidshalve stelde hij schuchter voor, dat ze beide vertrekken zouden. Waarop verstoord gelaat en wanhopig schouderophalen vanwege de overzijde. Hij legde zich bij de uitspraak neer en zwoer heimelijk een oog in 't zeil te houden. Een der studenten was dit niet ontgaan. Hij wipte recht, en met de bevalligste knipmesbuiging die een student zwierig te maken weet, vroeg hij haar hoffelijk ten dans. Volgraag nam zij aan. Het orkest lei zijn bedeesdheid af. De arias huppelden stouter, met krachtiger kadans. De zanger was

[pagina 46]
[p. 46]

plots verdwenen en daar ging een dolle sarabande los. Heel het gezelschap sloot saam, zwierde de zaal rond, stootte hotsend tegen stoelen en tafels aan, tot eindelijk allen vermoeid op de ontfermingsvolle stoelen neerzegen en joelden van leute en vroolijkheid. De gezellin van den ouwen heer was naast haar galanten danser komen zitten om uit te rusten, waarop haar begeleider van uit zijn hoek bedeesd kuchte, om haar aandacht terug op hem te vestigen! 't Was al verloren, moeite. Zij sloeg er geen acht op. Eindelijk kwam het nummer van de danseres aan de beurt. Een wulpsche melopee doorgleed de zaal. Daar verscheen zij, in oostersch gewaad. de slanke leden weggedoken, maar welderig te raden onder haar bloembestrikte kleederen. 't Was als ontgleed aan ieder harer dansgebaren een golf van bedwelming die in de zaal neerstreek en zinnen op hol bracht. Een bloedgulp steeg Emiel naar het hoofd. Zijn blikken schroefden zich op de lenige, rietranke gestalte vóór hem vast. Na haar eerste dans kondigde een jochieorachtige groom: Spaansche dans. Onmiddellijk een geweldige klankuitjoedeling. Gek, uitbundig, woest bijna trippelden de tonen elkander razend achterna. Nooit wist de eene den andere te achterhalen.

De danseres stond op het tooneel. En daar ging het los, zij trippelde, huppelde, sprong van de eeene zijde van 't tooneel naar de andere, werd onkennelijk in een draaikolk van kleuren. Ton zij eenigszins vermoeid neerdaalde langs het vermolmd tooneeltrapje, kon Emiel zich haast niet meer bedwingen. Dat knetteren dier kastanjetten had hem geleken een verre Andalouzische betoovering. Mild gooide ieder zijn penning in het lichte tomboerijn. Zekerlijk moest de danseres Emiel hebben gadegeslagen, want toen ze hem voorbijging, beroerde ze hem even met een schijnbaar onwillekeurige taking harer zijden gewaden, die bij nader onderzoek zeer verschoten en ontkleurd bleken. Emiel bood haar aan even naast hem plaats te nemen en deed champagneflesschen ontkurken. Dra ontploften de stoppen en schuimde het vocht in de goedkoope roomers. De heildronk ging natuurlijk ter eere van den nieuwen voorzitter. Ver-

[pagina 47]
[p. 47]

trouwelijk had de danseres zich op Emiels schoot neergelaten.

Hij schaterde en toch, in hem was een stem, die niet zwijgen wilde, iets als een onrustig, vaag gevoel, dat pijnigt door zijn onbestendigheid en door het raadselachtige. Hij was er half van bewust, werd ze gewaar maar kon geenszins gissen wat ze zeggen wou. Een wijl peinsden zijn oogen. Maar daar klonk weer de jolige zang van zijn makkers en dit geluid overstemde de innerlijke stem, smoorde ze.

Toen plots bij een toevallige hoofdbeweging, wierpen zich zijn blikken in de amandeloogen der danseres. Hij snoof den geur der aromen die van haar lichaam uitwasemden. Eensklaps, beving hem een raadselachtig gevoel; hij lag als hypnotisch bedwongen onder den heerseresblik van het danseresje. Zij boog traag haar aangezicht naar hem toe, en plots pletterden zijn lippen onder den vurigsten passiezoen. die hij ooit ontving.

Plots, had dit feit hem al het onbewuste van zooeven omgelouterd en doorgrondbaar gemaakt, dreigde het vaderlijk vermaan in zijn ooren. Hij vloog overeind, weerde met een brutaal, onstuimig gebaar de streeling af, overzag het gansche gezelschap, scheen zich diep te bezinnen waar hij aanwezig was en ijlde plots de zaal uit.

Dit zonderling vertrek had allen bevreemd. Sprakeloos staarden de makkers zich onderling aan, en opperden vragen nopens het waarom van dien uittocht.

Op den schoot van een ander student jammerde het danseresje, door de ongehoorde behandeling gebelgd:

- ‘Hoe vreeselijk ongalant.’

Toen schaterde weer een kristallen lach in het rond. Het orkest ving zijn satanisch klanklawaai weer aan. en de paren walsten nogmaals, de zaal door.

Met gejaagden tred was Emiel buitengeschreden. Hij huiverde van walg en afschuw. Spokig droop het groene lantaarnlicht op zijn aanschijn. Hij zette zijn astrakankraag op en spoedde zich huiswaarts.

Uit een deurportaal dook een publieke vrouw op.

[pagina 48]
[p. 48]

Ze klemde zich, denkend hem haar eindelijken. laten klant, aan zijn arm vast, prangde.

Hij rukte zich los, bleef haar een wijl sprakeloos aanstaren en rende verder.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken