Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De rekening (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van De rekening
Afbeelding van De rekeningToon afbeelding van titelpagina van De rekening

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (7.42 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De rekening

(1990)–Boudewijn Büch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

8

Gortzak hield praktijk in een bovenkamer van zijn woonhuis aan een rustige laan. Ik fietste er op een middag heen en mij werd door een saaie intercom-stem, via de deurpost, gevraagd of ik in een kamertje rechts van de trap wilde wachten. Terwijl ik de trap opliep, schoot er een grote zwarte kater voorbij.

[pagina 40]
[p. 40]

Er stonden twee rotanstoelen en aan de muur hingen treurig beletterde affiches waarop allerlei organisaties hulp aan in geestelijke nood geraakten aanboden. Ik keek tien minuten naar de affiches en schoof daarna een vitragegordijn voor het venster weg. Het was rustig op straat. De bomen bewogen niet en de zon maakte hier en daar een plekje op het wegdek geel. Aan de hemel dreven de wolken langzaam voorbij. Even langzaam fietsten scholieren naar huis. Jongens en meisjes met dikke tassen achterop. Ze leken plezier te hebben. Sommige jongens waren in een wedstrijd met elkaar verwikkeld, anderen peddelden naast meisjes. Opeens zag ik een jongen afstappen, het meisje dat naast hem fietste, deed dat ook. Ze omhelsden elkaar; de jongen stak zijn tong in haar mond. De wolkenhemel brak open. De straat lag plotseling in een lawine van helder geel te kijk.

‘Mantoua?’ vroeg de stem.

Ik keerde mij om. In de deur stond een man met een snor. Netjes, een beetje burgerlijk gekleed. ‘U bent de psychiater? Zegt u maar Lothar,’ zei ik.

‘Dat laten we van het een en ander afhangen. Komt u maar.’

‘Zegt u maar je.’

‘Ook dat hangt van het een en ander af. Als u daar zou willen gaan liggen, met de schoenen op het plastic, graag. Als u wilt roken, de asbak staat daar.’

‘Liggen! Ik heb niks aan mijn rug, hoor!’

‘'t Is beter, voor de nodige gespreksrust, gelooft u mij maar; rustig liggen, lekker achterover, trekt u dat kussen maar onder uw hoofd, doet u maar.’

‘Ik ga niet liggen, mag ik op die stoel zitten?’

Gortzak keek mij onderzoekend aan en zuchtte: ‘Nou, dat moet dan maar. Als u één ding wilt onthouden: ik

[pagina 41]
[p. 41]

ben er voor u, we gaan samen alles te lijf wat niet goed zit in uw hoofd. Sémen, hoort u?’

‘Ja,’ zei ik.

‘Goed. Tweeëntwintig jaar, student. Gebruiker sedert enige maanden - nietwaar? - van morfine. Eén zoon, niet getrouwd. Verdere medicatie Seresta, Nobrium - acht milligram -, diverse slaapmiddelen en anti-tremor-tabletten. Dat klopt?’

Ik knikte.

‘Waar zullen we beginnen. Uw vader én u als vader - ligt daar het probleem als ik vragen mag?’

Ik keek een beetje schuins achter mij en zag rijen boeken in dezelfde band: Jung, Freud en verder veel ander geleerd Duits. ‘Hoe heet uw kat eigenlijk?’ vroeg ik om zelf een opening te forceren; om direct met vader-zoon verhoudingen te openen leek mij iets te zwaar.

‘Waarom vraagt u dat?’

‘Nou, ik zag die kat van u langs mij schieten - hij is toch van u? - en toen dacht ik: hoe zou een psychiater zijn kat noemen? Sigmund, Carl?’

‘U moet, nogmaals, goed begrijpen: ik ben er voor u, voor u alléén. We gaan aan u werken en daarin is geen plaats voor de kat.’

‘De kat? Niet uw kat? Hoe heet-ie nou?’

‘Wat kan voor u het belang zijn om de naam van die kat te weten?’

‘Geen enkel, natuurlijk, maar als ik hem of haar nog een keer zie, kan ik hem of haar gedag zeggen.’

‘Zoeken naar warmte en vriendschap...’ merkte Gortzak half vragend op.

‘Vriendschap, warmte! Of ik met uw kat naar bed wil. Laat me niet lachen! Ik wil het merk van iemands auto weten en soms ook de naam van zijn kat.’

[pagina 42]
[p. 42]

‘Een beetje agressie?’

‘Agressie! Krijg de klere! Ik hóéf die naam van die kutkat al niet meer te weten! Begin maar direct in mijn hersens te peuteren, ik vraag het beest zelf wel naar zijn naam.’

‘U vraagt in een café altijd naar de naam van iemand die u aanspreekt?’

‘Wat krijgen we nou! Was ik maar nooit over die kat begonnen. Ik ga bijna nooit naar het café en namen hoef ik überhaupt niet te weten! Gewoon even die naam zeggen, jezusnogantoe, laten we ophouden over dat dier!’

‘Waarom heeft u eerst naar de naam van mijn kat...’

Ik onderbrak de psychiater onmiddellijk: ‘Toch uw kat!’

Met een verbeten gezicht vervolgde Gortzak: ‘Waarom wilt u eerst de naam van de kat weten, terwijl u niet eens naar mijn naam heeft gevraagd. Verlegenheid?’

‘Rot op! Uw naam stond toch gewoon op de deur.’

‘Maar niet mijn voornaam.’

‘Die hoef ik ook niet te weten.’

‘Wéér die agressie, was er vroeger agressie thuis?’

‘Ja, een boel; en we hadden twee poezen thuis: Poekie en Blacky.’

 



illustratie

 

De therapie zou jaren in beslag nemen. Soms fietste ik wel vijf keer per week naar het huis aan de stille laan. Het kwam af en toe voor dat ik bijna niets zei. Gortzak keek mij dan gedurende de sessie (zo noemde hij de vijfenveertig minuten) aan en sprak als de tijd voorbij was: ‘Morgen, twee uur, zou dat schikken?’

Soms zei ik helemáál niets. Dan hoorde ik uitsluitend mijn eigen getrek aan een sigaret en op een gegeven

[pagina 43]
[p. 43]

ogenblik verbeeldde ik mij zelfs dat ik het geknipper van Gortzaks ogen kon horen.

Psychische moeilijkheden, evenals het lijden aan melancholie, zaten niet in het ziekenfondspakket. Tenminste: niet helemaal. Als eigen bijdrage aan de therapie moest ik per sessie vijfentwintig gulden aan Gortzak overmaken. Ik verdacht hem ervan dat hij, direct nadat ik zijn behandelkamer verlaten had, aan de rekening begon te typen, want meestal lag de volgende dag zijn nota al in mijn brievenbus. Zwijgen of drie kwartier volpraten, dat maakte hem niet uit: vijfentwintig gulden per sessie. Een bedrag dat mij in de loop der jaren meer en meer ging ergeren. Vooral omdat ik er financieel nog slechter voor begon te staan. Mijn verbanning naar het speelgoedmagazijn had namelijk als gevolg dat ik er een paar tientjes per maand op achteruitging, terwijl het aanschaffen van de verzamelde werken van Freud en Jung zwaar op mijn portemonnee drukte. Na een jaar van geklep en geanalyseer begon ik Gortzak te haten. Toen ik hem dat op een keer vertelde, sprak hij opgelucht: ‘Goed zo! Dan zijn we eindelijk op de goede weg!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken