Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De rekening (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van De rekening
Afbeelding van De rekeningToon afbeelding van titelpagina van De rekening

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (7.42 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De rekening

(1990)–Boudewijn Büch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

16

Het was koud in Antwerpen. De stad lag in stukken uiteen want de ambitieuze havenstad had besloten om een metro-net aan te leggen. Vrouwen met paarse haarspoelingen zag ik in gaten storten, oude mannen struikelden over slecht geplaatste afzettingen en voor een bonbonwinkel maakte een kleine menigte gewag van haar woede: ‘Ze slopen de stad en de middenstand gaat naar de donder. Hoe lang moet dat nog duren!’ Een politieagent probeerde de klagers met lichte aandrang uiteen te drijven. Doelloos liep ik verder; waarom ik in Antwerpen was, wist ik eigenlijk niet goed. Weliswaar had ik als failliet plannen gemaakt om Nederland voorgoed te verlaten, maar Peter had mij daar uiteindelijk van af gehouden. ‘Wat moet je in Spanje. Een bar beginnen? Of wat zou je in Frankrijk moeten, druiven plukken kan alleen in het najaar, daarna is er niets meer te doen.

[pagina 74]
[p. 74]

Je kunt onder een brug slapen in Parijs, ja, dat is waar.’

's Avonds werd het een goedkope speelfilm in België. Ik zat aan een bar in het uitgaanscentrum naast een meisje. Mooi, ‘vierentwintig’ (zei ze), ze studeerde germanistiek in Leuven en sprak voor een Vlaamse met een bijna volmaakte Noordnederlandse tongval.

‘Wat doe je hier?’ vroeg ik.

‘Ik ben triest, want mijn vader heeft zelfmoord gepleegd.’

‘Toevallig,’ reageerde ik somber, ‘de mijne ook.’

‘En mijn jongste broertje heeft een dodelijk auto-ongeluk gehad.’

‘Em mijn zoontje is overleden.’

Ze moest wrang lachen. ‘Nog meer leed?’ vroeg ze.

‘Ik ben ook failliet verklaard.’

Ze begreep het woord failliet niet.

‘Ze hebben al mijn spullen verkocht, tot en met mijn huis toe en vanaf nu gaan ze mij mijn hele leven achtervolgen.’

‘Heb je dan zoveel schulden gemaakt?’

‘Niet eens, maar ze hebben mijn huis op een openbare veiling verkocht en het is daar voor zo weinig geld weggegaan dat ik alleen bij de hypotheekbank nu al een ton schuld heb. Voor het huis heb ik honderdzestigduizend gulden betaald en het is verkocht voor zestigduizend! De klootzakken!’

‘Je had nog meer schulden?’

‘Die waren nauwelijks de moeite. Laten we over wat anders praten. Het interesseert jou toch helemaal niet wat er financieel gebeurd is.’

‘Ik vind je aardig, wil je nog een pintje?’

[pagina 75]
[p. 75]

's Nachts reden we in een oude Volkswagen, model Kever, naar haar studentenkamer in Leuven. Ze reed langzaam en keek krampachtig door de voorruit.

‘Geef 'ns een sigaretje?’ vroeg ze.

‘Hoe heet je eigenlijk?’

‘Dana, eigenlijk Daniëlle, maar die hele naam vind ik zo'n vertoning. Als iemand mij zo noemt, voel ik mij een heilige, een gestigmatiseerde vrouw of zo iets. Hoe heet jíj eigenlijk?’

Ik vertelde mijn naam. Ze begon te hoesten. ‘Ik zet de auto even aan de kant, wat is dat voor tabak? Vergif?’

‘Gaat het?’ vroeg ik toen we in de berm tot stilstand waren gekomen. ‘Waarom rijd je toch zo krampachtig.’

‘Ik ben mijn bril vergeten en kan zonder nauwelijks iets zien. Wil jij niet sturen?’

‘Dat kan ik niet.’

Dana haalde diep adem, startte de Kever en haalde diep adem: ‘Nou, vooruit dan maar, het is nog een half uurtje en dan gaan we lekker neuken. Verschrikkelijk lekker, op z'n Belgisch, heb je dat al eens eerder gedaan?’

Verbaasd keek ik naar Dana die in de zwarte verte bleef staren met een verbeten trekje om haar mond. Ze had een gezicht dat van porselein gemaakt leek. ‘Ik denk dat een bril je goed zal staan. Wat is Belgisch neuken? Hoe gaat dat?’

‘Dat is neuken om te vergeten. Je neukt, trekt en likt net zo lang tot je allebei in een diepe slaap valt en droomt over de volgende morgen met sterke koffie. Die koffie breng ik. Als je goed wakker bent, ga je weer neuken en dan opnieuw slapen. Ik heb 't wel eens tweeëneenhalve dag achter elkaar gedaan. Met een jongen uit Arendonk. Een boerenpummel, maar hij kon er wel wat van. Gotsiekiedee!’

[pagina 76]
[p. 76]

‘O.’

‘Ik heb er ook 'ns een gehad uit Zelzate en die liet het al na het eerste kopje koffie af weten. Wanneer heeft je vader zich van kant gemaakt?’

‘Pas.’

‘En dat zoontje, wanneer ging die dood?’

‘Vlak daarna.’

Dana siste tussen haar tanden en gebruikte opnieuw dat eigenaardige woord: ‘Gotsiekiedee!’

We reden zwijgend verder door de nacht. Ik begon dwangmatig te letten op plaatsnaamborden met sprookjesachtige Vlaamse namen. Het geluid van de automotor en het uitblazen van sigaretterook bleef over. Totdat Dana bedachtzaam zei: ‘We zijn er. Zachtjes lopen. Anders krijg ik ruzie met mijn huisgenoten. Twee trappen op. Ik moet nog eventjes wat doen; ik kom zo.’

Ik stond in een duister hol. Helemaal boven aan de trap scheen een gloeipeer te hangen. Voorzichtig tastend beklom ik de kale trap en deed op de tweede etage de enige deur open die er te zien was. Midden in de kamer stond een net opgemaakt bed met een roze sprei. Daaromheen lag een reusachtige chaos van bestek, boeken, kranten, schalen en kleren. Achter het bed brandde een lampje. Ik ging op de rand van het bed zitten en wachtte af. Geluidloos kwam Dana binnen.

‘Hier woon ik,’ zei ze.

‘Dat hoopte ik.’

‘Kleed je uit. Of zal ik 't doen?’

Ik schudde van nee, wierp mijn kleren tussen de warboel en kroop onder het dons. Dana hoefde alleen maar een te groot mannenoverhemd, haar schoenen en een spijkerbroek uit te trekken. Ze ging naast mij liggen. ‘Mag ik je wat vragen?’

[pagina 77]
[p. 77]

‘Ja hoor,’ zei ik.

‘We hoeven het niet op z'n Belgisch te doen, hoor. Liever zou ik zelfmoord plegen, samen met jou. Dat komt heel weinig voor, dubbelzelfmoorden, en het is reuze romantisch. Zullen we?’

‘Ik weet het niet.’

We vielen in slaap. Dana lag boven op mij toen ik wakker werd. Ik probeerde voorzichtig onder haar uit te komen. Ze opende langzaam haar ogen, schrok en schreeuwde bijna: ‘Wie ben jij in godsnaam?’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken