Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De rekening (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van De rekening
Afbeelding van De rekeningToon afbeelding van titelpagina van De rekening

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (7.42 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De rekening

(1990)–Boudewijn Büch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

9

Het speelgoedmagazijn stond aan een uitgestorven gracht. Deze gracht had iets geheimzinnigs: er woonde een ander soort mensen dan in de rest van de stad, het water kleurde er vreemd, zilverachtig en er heerste nagenoeg geen bedrijvigheid. Behalve dan in het grote, sombere gebouw waar op de parterre uitsluitend kratten en transportwagentjes stonden. Op de eerste etage waren de matrassen, bedden en kasten opgeslagen, op de tweede

[pagina 44]
[p. 44]

waren de rekken gevuld met levensmiddelen en op de hoogste etage lagen dubbelstekkers in duizendtallen, armaturen en speelgoed.

Op een ochtend fietste ik om acht uur langs de vesten naar het magazijn. Ik bonkte op een verveloze ijzeren deur.

‘Joehoe!’ riep een mannenstem. De deur werd langzaam opengetrokken en een korte man met een geruite pet vroeg: ‘Wablief?’

‘Ik ben Lothar Mantoua en ik moet hier komen werken.’

‘Moeten? We moeten hier niks, hoewel: geen mens werkt voor zijn plezier. Ik ben Van der Beest, de chef, en...’

Van der Beest zette zijn handen aan zijn mond en schreeuwde: ‘Kamperfoelie! Kamperfoelie! Het patiëntje is gearriveerd, de sociale werkplaats kan geopend worden, kun je effe komen!’

Ik zette mijn fiets tegen een bijna geheel uit glas bestaand inpandig bouwsel dat uitzicht bood op alle hoeken van de parterre. Tegen de buitenkant was een prikklok bevestigd met daarnaast een bakje waaruit een twintigtal kaarten stak.

Van der Beest keerde zich weer naar mij om, nam mij van boven tot onderen op en sprak korzelig: ‘Kijk, Padua...’

‘Mantoua,’ onderbrak ik de chef.

‘Kijk, Matoewáá, dat ze op het hoofdkantoor maar denken dat het afval hier gezet kan worden, is een behoorlijke misrekening. Als er eentje op maandag uit zijn bol gaat in die spoelkeuken, weet ik dat die betreffende persoon dinsdag hier voor de deur staat. Dat bevalt mij

[pagina 45]
[p. 45]

niet. Aan zenuwpeesjes hebben we hier niks. Wat er in het warenhuis gebeurt, dat kan iedere boerenlul. Moet het prijsje eraf? Is het een cadeautje? Dat is dan twee gulden vijftig... Een verantwoordelijkheid die iedereen aankan, maar hier werken we aan de basis. Als wij niet leveren, hebben ze in die verkoophut geen donder om te verkopen. Als wij hier niet de prijsjes erop knallen, weet geen mens in die ballentent zich daar raad! Een magazijn is de trots van iedere verkooporganisatie en daar zouden ze op het hoofdkantoor 'ns aan moeten denken. Ha, Kamperfoelie, ben je daar, hier is-tie dan, hoe zei je ook weer?’

‘Mantoua, meneer.’

‘Deze Mantoua komt op het speelgoed werken, zou jij hem willen instrueren? En hou 'm in de gaten, je weet hoe die druggebruikers zijn.’

Kamperfoelie sloeg zijn arm om mijn schouder en zei: ‘Loop maar mee, we gaan met de lift.’

De lift was een bak die bestond uit ogenschijnlijk haastig aan elkaar gelaste ijzeren platen. Kamperfoelie haalde een handel over en met een gekraak van metaal op metaal zette de goederenlift zich langzaam in beweging. Aardige ogen had Kamperfoelie, een te zachte stem voor een magazijnmeester.

‘Je moet maar niet van de chef schrikken. Die noemt elke jongen met lang haar een druggebruiker, jij lijkt mij verstandig genoeg om je niet aan die rommel over te geven. Hoe oud ben je? Ik heb een jongen die ongeveer even oud als jij moet zijn. Mijn jongen studeert hier; jij ook, hè, heb ik gehoord. Kom, we zijn d'r.’

‘Is hij daar?’ hoorde ik twee vrouwenstemmen uit de stellingen opklinken.

[pagina 46]
[p. 46]

‘Ja, dames, kom even kennis maken.’

‘Heeft ie echt zulke lange haren,’ vroegen de aanklepperende dames toen ze nog niet in het zicht waren.

‘Overtuigt u u zelf,’ antwoordde Kamperfoelie gemaakt pedant.

‘Wat een schatje,’ kirde de ene dame; ze was van middelbare leeftijd en voorzien van een gulle lach.

‘Ach Jezus, vel over been, die moeten we bijvoederen,’ riep de andere dame die iets jonger en slanker was.

‘Als jullie nou voor...’

‘Zegt u maar Lothar.’

‘Als jullie nu voor Lothar en jezelf een kopje koffie halen, dames, dan leggen we hem straks met z'n drieën het werk uit en dan kunnen jullie over een kwartiertje weer aan de slag.’

‘Oké Kampie!’ antwoordden de dames blijmoedig.

 



illustratie

 

Binnen enkele maanden zat ik één keer per week in de bus naar een plattelandsgemeente waar ik 's avonds in een gymnastiekzaal de cursus Kleinvak Speelgoed en Kantoorbenodigdheden volgde. (Van der Beest: ‘Je gaat op die cursus of ik zorg dat je binnen een maand op straat staat! Gesnopen?’) Ik bekwaamde mij in boekhouden, het mechanisme van nietmachines en het functioneren van opwindberen en dronk in de pauze van de cursusavond koffie met filiaalhouders van speelgoedconcerns en eigenaren van kantoorboekhandels. Een speelgoedverkoper uit Rijpwetering vroeg: ‘Wil jij verder in het speelgoed? Eigen zaak zeker in de toekomst?’ Een kantoorboekhandelaar uit Gouda vertrouwde mij toe: ‘Stelen in onze branche is een probleem. Al die kleine din-

[pagina 47]
[p. 47]

getjes zijn bijzonder jatgevoelig, hoeveel perforators ik per jaar niet, onverkocht en wel, moet afschrijven, daar heb je geen weet van!’

Ik had er wél weet van, want nog geen twee weken na mijn toetreding tot de kantoorboekhandelbranche had ik een levendige handel in gestolen klappers, punteslijpers (bureaumodel), vollederen schijfsets, enzovoorts. Het kwam door bittere noodzaak dat ik tassen vol kantoorartikelen in jutezakken uit een achterraam aan een touw liet hangen en 's avonds ophaalde.

Ik hing vroeg in de ochtend aan de toog van café Het Gewei toen eigenaar Herman op mij afstapte en vroeg: ‘Wanneer gaan we de rekening 'ns betalen?’

Ik haalde mijn schouders op, dacht na en zei: ‘Smijt mij er maar uit, ik heb geen cent te makken.’

‘Dat hoeft niet zo. Je werkt toch op dat magazijn? Weet je: ik kan wel wat kantoorspulletjes kwijt, bij mezelf en bij wat relaties, als jij nu eens...’

Herman deed kort daarna een bestelling en zou dat gedurende lange tijd blijven doen. Ik kreeg gewoon opdrachten van: ‘Twaalf nieters, veertig opbergmappen (folio), multomappen (zoveel mogelijk), wat gemengd speelgoed voor mijn kinderen (inclusief batterijen).’

Kamperfoelie op een middag in de lift: ‘Het lijkt wel of mensen die nietmachientjes tegenwoordig opvreten, ze zijn niet aan te slepen.’

‘Ze gaan inderdaad ongelooflijk snel,’ zei ik.

‘Als ik je niet zo goed kende en aardig vond, zou ik denken dat we een dief in huis hadden.’

‘Ha, ha, die Kampie,’ lachte ik en fietste in de late middagschemer naar huis. Er lagen strepen okergeel tussen de duistere wolken. Als ik hard fiets, ben ik voor de regen thuis, dacht ik.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken