Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De rekening (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van De rekening
Afbeelding van De rekeningToon afbeelding van titelpagina van De rekening

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (7.42 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De rekening

(1990)–Boudewijn Büch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

10

Drie, soms vier dagen bracht ik bij de kleine jongen en zijn moeder door. Na de luiers kwamen de gesprekken en er was het voordeel dat ik die dagen enigszins behoorlijk at en goed sliep. We spoten samen, maar zij wist het niet van mij en haar gebruik was op medische indicatie: ze leed aan suikerziekte. De dagen bij moeder en kind regen zich in gedegen saaiheid aaneen: uitstapjes naar zee of 's winters de stad in om uitvoerig boodschappen te doen. Ze zag een mooi tafeltje bij Pander staan en vroeg: ‘Hoe zit het eigenlijk met het terugbetalen?’

‘Je bedoelt?’

‘Ik begin een beetje krap te zitten en je zou al met terugbetalen begonnen moeten zijn. Ik wil daar niet over gaan zeuren, maar ik raak echt een beetje in de problemen. Dat tafeltje kan ik hier wel laten staan, maar de huur kan ik niet nog twee maanden ophouden. Dan worden we op straat gezet en waar zou ik in godsnaam met die jongen heen moeten?’

Onze gezichten weerspiegelden zich in de etalageruit; Sandor had zijn rechterpink bijna helemaal in zijn neus gestopt. Houd je zeurkop, wijf, dacht ik, we gaan toch niet zeiken over een tafeltje terwijl ik zit te springen om een shot.

‘Hoe dacht je 't op te lossen?’ drong ze aan.

‘Gaan we nou poffertjes eten,’ zeurde Sandor.

‘Ik weet niet of dat er nog in zit, jochie. Als je vader mijn geld niet teruggeeft, worden het droge boterhammen.’

‘Goed, op weg naar de poffertjes; ik zal 'ns kijken hoe we dat met die centen op kunnen lossen,’ besloot ik resoluut. Een half uur later zaten we met zijn drieën van onder tot boven onder de poedersuiker.

[pagina 49]
[p. 49]

‘Pas nou op, kleine smeerkees,’ zei Mieke kwaad en gaf Sandor een klap toen hij op het punt stond een poffertje tegen het plafond te smijten.

‘Je slaat die jongen godverdomme niet!’

‘Eén klapje doet minder kwaad dan de komende maanden honger,’ zei ze hatelijk.

‘Sandor! Alle poffertjes tegen het plafond, hupsakee!’

‘Mag het echt, mag het?’

‘Als je het durft, ga je als we straks thuis zijn linea recta naar bed.’

‘Smijten, Sandor!’

‘Ik wou dat ik dat kind had laten wegmaken.’

Het eerste poffertje bleef hangen in het binnenwerk van een glas-in-loodarmatuur.

‘Het poffertje geeft licht,’ schaterde Sandor.

Mieke riep met een van tranen verstikte stem: ‘Ober! Mogen we afrekenen?’

 



illustratie

 

Het werd prachtig, we vonden het toen tenminste allemaal schitterend en fantastisch: drank en drugs. Mieke was aan de goedkope sherry en ik zat op de wc te prikken. (Gortzak: ‘En hoe zit het met de morfine?’ Ik: ‘Ben er bijna van af, dokkie.’ Hij: ‘En dat menen we?’ Ik: ‘Dat menen we.’) Sandor rammelend aan de deur: ‘Ik moet pissen, doe open.’

‘Even wachten, jongen.’

‘Ik moet zo nodig.’ Sandor kon met zijn vingertjes tussen de drempel en de onderkant van de deur door: ‘Zie je mijn vingers? Ik pis in mijn broek hoor.’

‘Ik ben zo klaar, houd 't nog effetjes op.’

‘Zit je te poepen? Het duurt zo lang.’

[pagina 50]
[p. 50]

Het warme gevoel dat door mijn bloed trok. ‘Kom maar en pis niet naast de pot.’

Mieke rolde in de woonkamer met haar ogen. Ik stapte, vervuld van een geluksgevoel, naar binnen en vroeg: ‘Zullen we vanavond in de stad gaan eten?’

‘Er is geen geld.’

Er was inderdaad geen geld meer. Sandor begon meer en meer te leven op de kosten van Miekes moeder. Over ons sprak ze op een zaterdagmiddag, terwijl ze een tas met blikken, een heel bruin en groenten op het aanrecht zette: ‘Eigenlijk ben ik gek dat ik voor jullie volwassen mensen voedsel loop aan te slepen, maar ik kan het niet aanzien hoe die kleine verwaarloosd wordt. Dat kind ziet er als een geest uit en is al maanden niet lekker! Het is een schande en jullie mogen blij wezen dat ik de kinderbescherming niet inschakel.’

‘Sandor is nooit ziek, ja, een beetje verkouden af en toe,’ zei ik kwaad terwijl ik in de tas keek.

‘Die jongen mankeert niets,’ zei Mieke. ‘Heb je ook iets voor op de boterham meegenomen, moeder?’

‘Pekel en ros. En leg het direct in de ijskast. Ik ga; ik kan dat hier niet langer aanzien.’

‘De ijskast is ontploft, oma,’ kakelde Sandor enthousiast.

 



illustratie

 

Als ik terugkeerde naar mijn huurkamer of het speelgoedmagazijn was de financiële toestand weliswaar niet beter, maar tenminste rustiger. Gortzak pookte de ellende echter tijdens de sessies voortdurend op.

‘Een kind hebben geeft een bepaalde verantwoordelijkheid.’

[pagina 51]
[p. 51]

‘Als ik u niet elke keer die vijfentwintig gulden zou moeten betalen, zouden we een stuk minder krap zitten.’

‘Ook psychiatrische hulp maakt deel uit van dat stuk verantwoordelijkheid. Je moet zelf verantwoordelijk zijn voor je psychische huishouding. Als het in je hoofd allemaal weer marcheert, weet je dat je daar zélf zorg voor hebt gedragen, dat je daar je éígen aandeel in hebt gehad.’

‘Stuk, psychische huishouding, praat een beetje normaal, man.’

‘Weer die agressie!’

‘'t Is geen agressie, ik bedoel...’

Gortzak zei niets, keek mij indringend aan.

‘Leest u wel eens. Literaire boeken, romans?’

Gortzak ging een beetje verzitten, antwoordde niets, maar gaf een kort, bemoedigend knikje met zijn hoofd.

‘Er zijn van die boeken waarin ik mezelf herken, of liever: waarin ik mijn vader tegenkom. Niet zoals hij was, maar zoals hij had moeten zijn. Ik heb mijn vader gehaat om het feit dat hij niet was zoals de vaders van vriendjes op school. Die hadden normale vaders met wie ze op vakantie gingen, lange fietstochten gingen maken. Zoals ik nu soms, tegen beter weten in, over mijn vader denk, zo heeft hij nooit bestaan. Het was een gek. En wat ben ik nu zelf als vader, Gortzak? Weet u wat ik ben? Weet u dat?’

Gortzak knikte indringender; ik dacht in zijn ogen een opgewekte tinteling waar te nemen. ‘Een absolute klootzak ben ik. Wat heb ik van mijn eigen jeugd geleerd? Niks, meneer de psychiater. Het gekloot van vroeger houd ik zelf nog steeds aan de praat. Ik kan net zo goed dood zijn.’

Gortzak ging staan, haalde diep adem en sprak nogal

[pagina 52]
[p. 52]

plechtig: ‘We staan voor een grote doorbraak, we zijn er bijna, we kunnen heel tevreden zijn. Morgen om twee uur, zou dat schikken?’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken