Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rock 'n' roll (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rock 'n' roll
Afbeelding van Rock 'n' rollToon afbeelding van titelpagina van Rock 'n' roll

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (17.79 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rock 'n' roll

(1991)–Boudewijn Büch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 124]
[p. 124]

XI The Killer spreekt
De satanische polka van een verlegen held (1984)

Boeken en geschriften over de rock- en popmuziek, haar cultuur, haar uitvoerders et cetera worden in Nederland buitengewoon onserieus genomen. Bibliotheken verzamelen ze niet, weinig boekhandels verkopen ze en openbare poparchieven bestaan nauwelijks. Het vragen naar boeken over moderne muziek in een bibliotheek levert niet zelden een reactie op als: ‘Nee, meneer, die verzamelen we niet, we zijn een degelijke bibliotheek moet u begrijpen.’ Ofschoon Benedictus de Spinoza weinig invloed heeft gehad op de wereld (men kan dat betreuren; ik heb die neiging ook), wordt zijn werk - terecht! - in bibliotheken opgeslagen. Boeken over de Beatles en de Rolling Stones krijgen geen plaatsje in openbare collecties, terwijl de wereld er door voornoemde heren toch ècht anders uit is gaan zien.

Nederlandse kenners van popmuziek schrijven recensies, maken interviews en verzamelen die wel eens in een bundel, maar schrijven bijkans nooit echte boeken. Popboeken worden nauwelijks besproken in dag- of weekbladen. En dan doel ik niet op luchtige plaatwerken betreffende Abba of Kate Bush. Het was indertijd maar weer afwachten wie Philip Norman's The Stones ging bespreken. Ik vermoedde toen dat niemand of bijna niemand dat boek zou behandelen, omdat cultuurredacties nog te vaak denken: ‘Ach, een boek over popmuziek...’ Zelfs popbladen laten de popliteratuur grotendeels links liggen.

Ik acht de bovengenoemde situatie ronduit schandelijk en belachelijk. Terwijl iedere kreupele biografie van het onbeduidend lettertalent x of y overal wordt besproken, gaan we in Nederland met ijdele gemakzucht voorbij aan de pop- en rockliteratuur en

[pagina 125]
[p. 125]

vooral aan de biografie van de rockheld. Terwijl juist in dit soort biografie het afgelopen decennium op zo'n meeslepende wijze wordt geëxperimenteerd dat menige literaire biograaf er nog wat van zou kunnen leren. Als voorbeeld van een goede biografie - over de vroege Rolling Stones en de wereld waarin zij muziek maakten - noemde ik hierboven Philip Norman's werk; een ander in Holland bijna veronachtzaamd boek is John Swenson's Bill Haley. Op deze laatste levensbeschrijving kom ik elders terug.

Is er echter een kentering op komst in de Lage Landen? Op 30 maart 1984 werd in Amsterdam de Nederlandse afdeling van The International Association for the Study of Popular Music (iaspm) opgericht, publiceerde drs. M.J. van 't Hof een voorstudie tot een Nederlandse popbibliografie - vanwege de Stichting Popmuziek Nederland - en verscheen er een soortencyclopedie van vaderlandse popartiesten.

Het klinkt goedkoopjes maar het is waar: in het buitenland worden pop en rock al decennia serieus genomen. Er bestaan belangwekkende Engelse en Amerikaanse moderne muziekbibliotheken en in april 1984 smaakte de boekverzamelaar het genoegen om in het tweede nummer van het Engelse Book and magazine collector een artikel van Peter Doggett aan te treffen: ‘Rare pop books of the fifties & sixties’.

André Price's Perry Como, het levenslied van een zingende barbier (verschenen in een grijs verleden te Maastricht) werd in dit artikel niet genoemd, maar dat is een kwestie van tijd. Ondertussen was het de verdienste van Jan Donkers dat hij als een van de heel weinigen (in Haagse Post) een bespreking schreef over Nick Tosches' Hellfire. The Jerry Lee Lewis story. Diens biografie van ‘The Pumping Piano Killer’ trof een kleine pech. Kon Albert Goldman in Elvis alle schandalen opschrijven omdat The King immers gestorven was, Tosches kon natuurlijk niet weten wat Jerry Lee Lewis nog voor streken zou uithalen na de afsluiting van de kopij. Naast dat manco is er nog een verschil: Tosches houdt van muziek en heeft er verstand van; Goldman haat r&r zo ongeveer. De Nederlandse vertaling van Goldman's boek werd, zeer verdiend, een uitgeverssof.

[pagina 126]
[p. 126]

Tosches' biografie is geschreven op de wijze van Lewis' muziek: ruw, staccato, pompend. Hij geeft een lange lijst van mislukkingen, misdaad, dronkenschap en fabelachtige muziek. Dat Tosches nu net Lewis' laatste misstapper (1982-1990) moest missen! Hij was goed voor het gossipblad Privé (28 april 1984: ‘Vermoordde rockzanger Jerry Lee Lewis zijn jonge bruid?’) en dat geeft te denken. Maar het muzikale kwaliteitsblad Rolling Stone had hetzelfde reeds eerder geschreven en de kwaliteitscourant Libération nam dit artikel in afleveringen over (april 1984: ‘Jerry Lee Lewis, le Maudit’).

 

Over Jerry Lee Lewis (j.l.l. of The Killer) deze maal. Omdat ik de rockse eretitel ‘de grootste smeerpijp’ reeds heb vergeven aan Gene Vincent, weet ik niet goed hoe j.l.l. te betitelen. Zal ik hem The Killer, de moordenaar noemen? Ik doe dat op goed gezag; j.l.l. heet sedert tijden The Killer, en deze naam lijkt recent letterlijk bewaarheid te worden nu de mare de ronde doet dat hij zijn vijfde vrouw vermoord zou hebben. The Killer en de vrouwen. Dat is nooit goed gegaan en het zal ook nooit goed gaan. Een lijstje.

Dorothy Barton, j.l.l. was zestien toen hij de één jaar oudere Dorothy trouwde op 21 februari 1952. Het huwelijk duurde iets meer dan een jaar en werd beëindigd door j.l.l.'s inmiddels klassiek geworden wezenskenmerken: drankzucht, gewelddadigheid en vaak optredend seksueel onvermogen.

Jane Mitcham. Trouwde op 10 september 1953 met j.l.l. en scheidde van hem in 1957. Ze bleef achter met twee zoons: Ronnie Guy en Jerry Lee Jr. Ten tijde van de scheiding was j.l.l. tweeëntwintig jaar oud en zijn tweede, verloren bruid een jaar jonger.

Myra Gale Brown. Zij trouwde op 12 december 1957 in Mississippi met j.l.l. Zij was zijn nichtje en - naar men zegt - op de huwelijksdag dertien jaar oud. Sommige bronnen menen dat zij op de huwelijksdag een jaar jonger was. Het huwelijk, dat in het geheim gesloten werd, veroorzaakte internationale commotie. Daarom trouwde j.l.l. tijdens een plechtigheid voor pers en pu-

[pagina 127]
[p. 127]

bliek nog maar een keertje met zijn jonge-meisjes-nichtje. Het hielp niets. Zij scheidde officieel van j.l.l. op 12 mei 1971 om reden van mishandeling, drankzucht en verwaarlozing. Vier maanden na haar scheiding trouwde Myra met de detective die zij had ingehuurd om j.l.l.'s trouweloze gedrag te bespioneren.

Jaren Elizabeth Gunn Pate. j.l.l. trouwde met haar vijf maanden na de scheiding van Myra. De samenwoning duurde twee weken. De echtscheiding werd acht jaar later uitgesproken, onder andere omdat de echtelieden ‘not had cohabitated as husband and wife since October 1971’ (aldus luidde j.l.l.'s klacht). Jaren had wat anders in te brengen tegen j.l.l.: overspel, wreedheid, drug- en drankgebruik.

Shawn Kleinhans. Zij was j.l.l.'s vooralsnog laatste, opnieuw jonge, bruidje. Zij werd op 24 augustus 1983 dood gevonden in het huis van The Killer. Men beschuldigt j.l.l. nog steeds in persartikelen ervan dat hij haar met drugs, pillen of drank - zo niet met een combinatie daarvan - om het leven heeft gebracht. De juridische perikelen hebben nog steeds geen einde gevonden. [Na 1983 volgden er tenminste nog één huwelijk en nòg meer commotie, b.b., 1990.]

 

j.l.l. zingt door. Zijn meeslepende vertolking van het Lippman/Dee-nummer ‘Too young [to really be in love]’ - waarvan hij de mooiste en pompendste versie in 1973 opnam, en die onder andere te vinden is op de Franse Impact-elpee Jerry Lee Lewis uit 1977 - kan als een onbedoelde biografische bijdrage van The Killer tot de pedorock worden beschouwd. Want jonge, zeer jonge meisjes hebben het leven en de muziek van Jerry Lee Lewis tot een gruwelijke, angstaanjagende rock and roll-hel gemaakt.

Nick Tosches geeft in zijn biografie een hele lijst van drankmisbruik, auto-ongelukken, kilometervreterij, wapengebruik (j.l.l.'s schietpartij op Elvis' erf werd klassiek), contractbreuk en vechtpartijen waar men, nuchter en wel, dronken van wordt. Een schrijver over het leven en de muziek van The Killer loopt voortdurend het gevaar de biografie boven de muziek te stellen.

Dat risico wilde Wim de Boer in geen geval lopen. Deze ‘presi-

[pagina 128]
[p. 128]

dent van de Jerry Lee Lewis Fan Club' deed in maart 1983 te Eindhoven zijn wetenschappelijke Breathless. The Jerry Lee Lewis long play album guide het licht zien. In deze prachtige, uitputtende elpeecatalogus voert De Boer alle elpees op die j.l.l. heeft opgenomen. Het zijn er, inclusief compilaties, bijna tweehonderd. Hoe is het mogelijk dat een rasboef, notoire dronkaard en frequente echtbreker zo veel - en vooral zoveel moois - aan de zwarte groeven heeft kunnen toevertrouwen?

Want er blijft, indien men de biografie van j.l.l. bestudeert, in dit leven nauwelijks tijd over voor studiowerk, j.l.l. rent van de ene vechtpartij naar het andere proces. Ligt voortdurend in hoeken van hotelkamers met geledigde whiskyflessen of doolt gedrogeerd door holen van armoedige liefde. Geen leven om te benijden; ofschoon er anderszins een te prijzen doorzettingsvermogen bij The Killer valt waar te nemen. Toen hij met nummer drie, de zeer jonge Myra, getrouwd was en dit uitlekte, brak dat zijn carrière. De Engelse pers ageerde op een dusdanige wijze tegen de zanger, die vlak na zijn huwelijk met Myra op tournee was in Groot-Brittannië, dat concerten geen doorgang konden vinden. De veiligheidsbeambte van een Londens hotel zag zich zelfs genoodzaakt de paspoorten van het jonge stel te checken. 26 Mei 1958 was het echtpaar voorpaginanieuws van de Daily Mirror. Het vakblad Disc schreef: ‘They must be blameless’, waarmee het periodiek betoogde dat een popster een onberispelijk gedrag moet vertonen, omdat hij in veel opzichten voor de jeugd een voorbeeld is.

Jerry Lee Lewis reisde enigszins wanhopig terug naar de States. Hoewel hij zelf verwachtte dat de zaak in zijn geboorteland wel met een sisser zou aflopen, staken er ook daar stormen op. The Killer probeerde zijn image op te vijzelen door aandoenlijke persfoto's de wereld in te sturen van zijn op 27 februari 1959 geboren zoon Steve Allen. Op 22 april 1962 verdronk de kleine in een zwembad. The Killer heeft in latere jaren Myra herhaaldelijk beschuldigd van onoplettendheid, zo niet van verkapte moord. De kleine Steve kreeg een klein steentje op een kaal veld. Het ontwerp was van j.l.l.: een geknield lammetje zit boven op de

[pagina 129]
[p. 129]

steen. Vijf dagen na de begrafenis van zijn zoon arriveerde de zanger in Londen. Hij ging het opnieuw proberen. Op 8 mei 1962 reisde Myra eveneens naar Londen. In Robert Palmer's Jerry Lee Lewis rocks! staat een foto die wellicht meer zegt over j.l.l. dan over Myra. De zeventienjarige, die iets meer dan twee weken daarvoor haar zoontje heeft verloren, draagt twee zwarte rouwstrikjes in het haar, heeft een papieren warenhuistas en een damestasje aan de arm. Onder haar linkerarm klemt zij een volumineuze bijbel. Regie: The Killer! Een van de eigenaardigste aspecten van j.l.l. is immers zijn geloofsijver. Hij verwachtte van Myra, en al zijn latere vrouwen, decente kleding, kerkgang en gebed. Terwijl hij met de duivel voortdurend een satanische polka danste, heeft hij Myra gek gemaakt met zijn zwaarmoedig godsgevoel. Herhaaldelijk voegde hij haar toe dat Steve Allen's dood een straf van God was.

 

Valt deze man, die het liefst over pianotoetsen loopt, voortdurend zichzelf toezingt in zijn liederen, die menige interviewer door een raam heeft geslagen, die gek is op angstaanjagende spelletjes met revolvers, nog wel te begrijpen? Na het debâcle in Engeland verdween j.l.l. bijna tien jaar uit de aandacht en de verkoop. Hij had slechts enkele minieme hitjes en gaf toch niet op. In 1968 liet hij de r&r grotendeels links liggen en verhuisde met zijn muziek naar het country and western-genre. Zo iemand mag men toch wel een volhardende schizofreen noemen?

Met zijn vernieuwde cowboy-image is j.l.l. een groot succes, vooral in de zuidelijke staten van de u.s.a. In Europa is hij echter vooral en nog steeds gevierd om zijn rock 'n' roll-songs. Op Europese concerten doet hij zodoende een concessie: een rock and roll-medley en daarna een uur cowboyliedjes (of omgedraaid). De waarachtige r&r-vriend heeft het daar moeilijk mee; de j.l.l.-fan blijkbaar niet. De fans van j.l.l. zijn de meest fanatieke en trouwe die ik ben tegengekomen op mijn drie decennia durende reis door muziekland. Zij bekommeren zich niet om het feit dat The Killer ‘Jesus is on the main line’ zingt. Ik heb daar nooit iets van begrepen. Een goddelozer leven dan dat van j.l.l. kent de geschiedenis van de popmuziek immers niet.

[pagina 130]
[p. 130]

Jaren geleden was j.l.l. voor de zoveelste maal in Nederland. Ik voerde eindeloze telefonades met de platenmaatschappij; men zou proberen een interview te arrangeren. De platenmaatschappij liep het vuur uit haar sloffen, maar meer dan een handdruk zat er niet in. Na afloop van een concert in een Amsterdamse ijshal stond ik oog in oog met de man die ik beschouw als een van de werkelijk grote rock and roll-helden. Hij is namelijk r&r: slecht, verdorven, ruw, muzikaal en spijkerhard.

Sedert deze ontmoeting met j.l.l. is mijn beeld van hem drastisch veranderd. Ik gaf de kleine man, gekleed in een camel jas een hand. Bijna verlegen sprak hij. Ik vroeg hem om een interview. Jerry antwoordde dat hij geen Nederlands sprak. Daarop reageerde ik met te zeggen dat ik wel Engels kon praten. Jerry: ‘But I don't even speak English.’ En vervolgens werd Jerry door het management weggeleid. De meester van rockklassiekers als ‘Great balls of fire’, ‘Breathless’ en ‘High school confidential’ (1957-'58) had tegen mij gesproken, en mijn held leek niet vals, maar kwetsbaar. In het volgende hoofdstuk het een en ander over de muziek van The Killer.

‘Whole lotta shakin' going on!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken