Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rock 'n' roll (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rock 'n' roll
Afbeelding van Rock 'n' rollToon afbeelding van titelpagina van Rock 'n' roll

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (17.79 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rock 'n' roll

(1991)–Boudewijn Büch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 166]
[p. 166]

XVI De Satan geknecht
Rock and roll-artiesten op de fluwelen pantoffeltjes van het ware geloof

De liefhebber van de rock and roll-muziek leeft in een niet aflatende angst. Omdat de rockmuziek nu eenmaal een typische Amerikaanse aangelegenheid is, vreest hij voortdurend dat deze of gene r&r-artiest tot het een of andere ware geloof is overgegaan. Michael Jackson mormoon, Bob Dylan fundamenteel christen, Johnny Cash drugsbestrijder annex Bill Graham-aanhanger - het zou allemaal niet zo erg zijn wanneer het geen invloed op de muzikale prestaties zou hebben. Indien de muzikaliteit er niet onder lijdt, dan geschiedt er wel iets ergers. De muzikanten gaan met of zonder ghostwriter een boek schrijven. En dat zijn er heel wat.

De regelmatige beschouwer van Nederlands geestelijke zendgemachtigde, de Evangelische Omroep, ziet ze regelmatig op zijn scherm: de artiesten met de blik omhoog die vertellen dat ze Jezus gevonden hebben. Eerst doen ze mededeling van de gruwelijkste zaken: rondhoereren, druggebruik (hasjiesj!), drank, zinledigheid, en daarna zingen ze over Hem en Hem. Ook de ncrv haalt deze bekeerlingen graag voor de camera. Johnny Cash is er regelmatig te gast. Niet voor niets dat de ncrv-sektedeskundige Sipke van der Land Cash' Man in black vertaalde en bewerkte.

Johnny Cash persoonlijk, zijn eigen verhaal, in zijn eigen woorden verscheen een paar jaar geleden bij christenuitgeverij Kok te Kampen. Hij schrijft in dit boek tussen 1959 en 1967 zeven keer in de gevangenis te hebben gezeten. Na zijn bekering in 1967 krijgt hij aandacht voor de andere kant van de detentie: hij gaat voor gevangenen optreden. Zo'n optreden zou leiden tot de meesle-

[pagina 167]
[p. 167]

pende langspeler At San Quentin (1969), waarop hij tussen de songs door nogal luchthartig over zijn arrestaties babbelt. Cash is in zijn boek en het weeë The new Johnny Cash niet erg duidelijk over zijn misdaden. De lectuur van C.S. Wren's Winners got scars too. The life and legend of Johnny Cash brengt meer duidelijkheid: inderdaad, een leven van drugs en de vreselijkste lusten en zonden. En wat Cash eigenlijk zo onsympathiek maakt: zijn bekeringsdrift op het moment dat hij nieuw publiek nodig heeft. Dat geldt voor bijna alle rockse bekeerlingen. Als de jeugd door middel van seks, drugs en rock and roll is afgewerkt, wordt er een nieuwe koop- en doelgroep aangeboord.

Toen Dylan voor de langharige revolutionairen was uitgezongen, gooide hij het roer om, op weg naar de theologanten. Toen Pat Boone werkelijk door iedereen werd uitgekotst, koos hij voor God en Zijn publiek. Toen Elvis de jeugd niet meer nodig had, wierp hij zich op God en de bejaarde vrouwen. Toen Cliff Richard's rockperiode ten einde was gekomen, ijlde hij naar de doelgroep God&Roll. De aardse genoegens zijn dan bij de heren artiesten voor het openbaar voorbij. Gelukkig maar dat de rockliefhebber in zijn boekenkast de vertaling door Co de Kloet van Cliff's vroegere memoires Fijn om jong te zijn (in de reeks ‘Teenagerparade’) heeft staan, zodat hij nog eens kan controleren dat er vroeger een vlotte jongen zonder God heeft bestaan.

Niet één keuze voor de Heer wil ik kritiseren. Ook voor de muzikant is er vrijheid van godsdienst. Het moment waarop en de wijze waarmee de Heiland in de muziek en de perspropaganda wordt binnengesmokkeld wil ik laken, r&r is goddeloos, seksueel en volgens de regels van de christelijke leer - per definitie - zondig. Overmatig drankgebruik, huwelijkse ontrouw, vechtpartijen en peilloze agressie zijn niet alleen een onderdeel van de rockse teksten, maar ook van een rock-leven. Indien de enige echte erfgenaam van de r&r in onze dagen, Mick Jagger, zou besluiten religieus te worden, dan heeft dit muziekgenre (dat tegelijkertijd en misschien zelfs wel vooral een levensvisie is) opgehouden te bestaan. Dan blijft zij bewaard in het historisch muziekarchief.

[pagina 168]
[p. 168]

De desperate fan blijft zijn helden natuurlijk kopen. Zijn discotheek zucht onder talloze religieuze plaatwerken van Wanda Jackson, kerstalbums van Elvis, relipop van Cliff et cetera. Soms schrikt hij bijna verheugd op als hij de zanger over een ‘hij’ hoort zingen. Hij leeft dan voor een kort moment in de veronderstelling dat de rocker alsnog homoseksueel geworden is en in een liefdesgezang voor een man is uitgebarsten. De hij is echter die He met een hoofdletter.

Het is eenvoudig om Pat Boone naar het rijk der onbenullen te verwijzen; de lezing van zijn talloze religieuze traktaten vergemakkelijkt dat, maar dan vergeet de rockliefhebber dat Pat Boone ooit de voortreffelijkste vertolker was van de easy rock. De geschiedenis van de r&r kan niet geschreven worden zonder kennisneming van meesterwerkjes als ‘I'll be home’ (1956), ‘Loveletters in the sand’ en ‘April love’ (1957). Boone bereikte in deze songs een lyriek van post-sentimentele schoonheid; het geluid van betraande zakdoekjes.

Met Boone's dochter, het zangeresje Debby Boone, heb ik wat minder moeite. Zij is nooit wat geweest en zij zal ook nooit wat worden. Ondanks haar vroomhartig boekwerkje (samen met Dennis Baker) So far (‘Debby Boone... Celebrity daughter... Troubled teen... Pop singing star... Bible student... Rebellious adolescent... Christian wife’), heeft zij de popmuziek eerder gestraft met haar aanwezigheid dan een weldaad bewezen.

 

Johnny Cash (geboren in Arkansas, 1932) is een belangwekkend geval. Zijn invloed op de r&r - via de country and western-route - moet enorm genoemd worden. Met instemming citeer ik Melvin Shestack uit zijn lenig geschreven The country music encyclopedia: ‘He is the country star listened to by jazz musicians, by kids at Harvard, by people who “don't like country”, whose hits are played by easy-listening stations, rock stations and folk stations.’ Cash heeft met alle groten uit de vroege r&r gespeeld, heeft ze tenminste gekend en heeft een oeuvre nagelaten dat zeer invloedrijk is geweest. Hij heeft met Buddy Holly - over hem in het volgende hoofdstuk - de country-side van de r&r gestalte ge-

[pagina 169]
[p. 169]

geven. David Dachs schrijft in zijn Encyclopedia of pop/rock: ‘He has made it as one of the most important stars in the history of country and western music.’ Daaraan zou ik willen toevoegen, gelet op de cassette met het Sun-werk van Cash, opgenomen tussen 1954 en 1958, dat hij evengoed in het domein van de zuiverste r&r kan worden toegelaten. Zijn zelfgeschreven ‘Rock and roll ruby’, opgenomen op acetaat in het najaar van 1955, klinkt weliswaar krakerig, maar ondanks dat overtuigend rock and rolls. Het talent van Cash lag vooral in zijn knikkende, naar tragiek neigende stem en de eenvoudige maar adequate begeleiding waarvan hij zich voorzag. Dat hij zijn genie nu al meer dan anderhalf decennium aan God verspijkert, heeft zijn talent geen goed gedaan. Cash is een vrome cowboyliedjeszanger geworden.

Indien ik het probleem van God's rock van de andere kant beschouw - het vraagstuk voor de gelovige die terugkijkt op dertig jaar moderne muziek -, dan heb ik niet slechts de neiging tot ongelovigheid, maar vooral tot spotzucht. Geen theologant of steile reformant kan immers, hoe hij ook zijn best doet, godsvrucht ontlenen aan de r&r. De weerzinwekkende erotiek van Jagger's ‘Starfucker’ en Chuck Berry's onverholen seksbeleven (om maar wat te noemen) zijn niet geschikt en ook niet geschreven voor de zuivere christenziel. Het in 1982 verschenen boekwerkje van P.A. te Velde, Popmuziek, een christelijke visie op populaire muziek, moest dan ook wel een meesterwerk worden van tweeslachtigheid. Te Velde maakt van iedere nood een deugd. Hij citeert om geloofsreden opzettelijk fout, hij misinterpreteert, en als er geen enkele mouw meer aan te passen valt, dan negeert hij de goddeloosheid of raadt een muziekje met klem af.

Ik kan mij niet herinneren een zotter boekje over popmuziek te hebben gelezen dan het geschrift van Te Velde. Zijn boekje is één nutteloos compromis. Immers: het eo-lid dat naar méér luistert dan De muzikale fruitmand (het populaire psalmenprogramma van de evangelisten) zit per definitie fout. Niet Mick Jagger zong met ‘Sympathy for the devil’ de eerste revolutionaire song in 1968, maar - volgens Te Velde - Genesis 4:23, 24 met de sententie ‘Lamech zong het eerste revolutionaire lied’.

[pagina 170]
[p. 170]

Het hoofdstukje van Te Velde over de r&r verdient een nadere analyse. De auteur opent met te stellen dat de popmuziek ontstond in 1954. Zijn bewijsvoering voor dit jaartal is uitermate zwak; voor hetzelfde geld kan men schrijven 1952 of 1956. De invloed die de rockmuziek heeft, is volgens Te Velde meer dan verschrikkelijk: agressie, abortussen, vijftig procent meer zelfmoord, het onrustbarend stijgen van geslachtsziekten enzovoort. Als bron citeert Te Velde onder meer Johan van Gelder's Popmuziek. De bibliografie van Te Velde's boekje leert dat hij Van Gelder's Popmuziek en christendom citeert; en zo'n titel zegt natuurlijk meer dan de onvolledige titelopgave Popmuziek!

r&r richt echter volgens de rechtzinnige auteur nog méér kwaad aan: ‘Drugs, satanaanbidding, het verschijnsel drop-out, homoseksualiteit, [...] aanbidding van de geslachtsorganen, vrije liefde, travestie, motorgangs, geslachtsziekten en duistere praktijken rond het nachtleven.’ Hoe Berlijn en Parijs in de jaren twintig aan een nog veel bruisender en perverser nachtleven kwamen, vertelt de auteur niet. Dit kan, lijkt mij, slechts veroorzaakt zijn door de muziek van Satie, Ravel en Robert Stolz. Verbijsterend is Te Velde's analyse: ‘Het stadsleven met z'n grote minderheidsgroepen in de sloppen en de ghetto's (joden, Ieren, negers, verschopten en verdrukten) heeft ook bijgedragen aan het karakter van de rock and roll [...]. Zo wordt ook min of meer verklaarbaar dat in de r&r - zeker in het begin - een sterke vulgariseringstendens zit: de neiging om zich zowel in de muziek als in woorden plat en grof te uiten.’

Bill Haley krijgt na dit citaat een pluim. Inderdaad heeft Haley het origineel van ‘Shake, rattle and roll’ aangepast omdat het te ‘obsceen’ was. In het origineel van Turner/Calhoun wordt heel vaag gerefereerd aan het vrouwelijk secundair geslachtskenmerk; ik kan daar weinig obsceens in zien. Na Haley breekt Te Velde Elvis af. Hij citeert, zonder er de belachelijkheid van te onderstrepen, de uitspraak: ‘Door de r&r wordt de blanke neergehaald naar het niveau van de neger.’ Ik heb de neiging Te Velde's boekje obsceen te vinden.

[pagina 171]
[p. 171]

In het milieu waarin Te Velde blijkbaar verkeert, is geen plaats voor halve of hele bekeerlingen. Weliswaar legde de woeste roller Little Richard in 1957 zijn homoseksualiteit, sieraden en de rock af, in 1964 was hij terug met de relirock maar het blijft rock en dat blijft volgens Te Velde ‘een instrument van culturele onderdrukking’. Cliff Richard: eenzelfde geval. Vroom geworden blijft hij te strakke kleding dragen, die leidt tot ‘vroegtijdig geslachtsverkeer’ en de opmerking: ‘Jongerenmode is extra-jeugdig (er mag niet over de dood gesproken worden).’ Elvis is uiteraard helemaal niet te redden, ondanks enkele vrome elpees. Zijn hip-shaking en liederlijke leven hebben de jeugd slechts satanie gebracht. Te Velde, dat moet gezegd, is in zijn soort bijzonder rechtzinnig in de leer. Hij raadt de jeugd de gehele moderne, populaire muziek af en beveelt haar gospel en mannenzangverenigingen aan, want uit Amerika wordt de duivel dagelijks op ons losgelaten.

Het tegendeel is waar. r&r is in zijn volledige gestalte juist tegengehouden in de u.s.a. In de beginjaren trokken dominees te velde (sic!) tegen deze muziek, werd zij op veel radiostations niet gedraaid en voortdurend gecensureerd. Op de toch ronduit gelovige Cash-elpee At San Quentin uit 1969 hoort de liefhebber nog vele censuurpiepjes. Als de r&r direct vrij baan had gekregen, dan zou zij van begin af aan veel gewelddadiger en seksueler zijn geweest. Dan zou Te Velde wellicht een heel klein beetje recht van spreken hebben gehad. Wat de r&r noodgedwongen onbeschreven en onbezongen moest laten, mocht de punk vele jaren later pas uitschreeuwen. En toen werd díe op sommige Amerikaanse stations verboden, op veel Engelse zenders niet gehoord en zonden de ncrv en de eo niet één punkklankje uit. Volgens de christen-rockgeleerde Te Velde heeft de r&r ‘een verdorven karakter’. Dat Cliff Richard miljoenen schenkt aan de christelijke Derde-Wereldorganisatie Tear Fund laat Te Velde onbeschreven. Want daar waar satan een christelijke hand schudt, daar heerst stilte. Daar rockt God op heel zachte, onhoorbare pantoffeltjes, in het geniep.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken