Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rock 'n' roll (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rock 'n' roll
Afbeelding van Rock 'n' rollToon afbeelding van titelpagina van Rock 'n' roll

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (17.79 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rock 'n' roll

(1991)–Boudewijn Büch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 299]
[p. 299]

II Bestaat er een rock and roll-geschiedenis?
Een pleidooi

De televisie kan tegenwoordig werkelijk een waarachtig fatale invloed op de popcultuur worden toegekend. Ik schrijf dan niet over de getoonde zangers, zangeressen en bands. Indien ik hoor ‘'t is toch tegenwoordig niks meer met die popmuziek’ doe ik dat graag af als oudemannenpraat. Uiteraard worden er groepen op televisie (op de radio, in de bladen et cetera) omhooggeschreeuwd en naar boven geschreeuwd die al die aandacht niet waard zijn, maar dat was natuurlijk twintig, dertig jaar geleden ook al het geval. Zo had bij voorbeeld ‘De ploem ploem jenka’ van Trea Dobbs in de jaren zestig niet op de hitparade terecht moeten komen en datzelfde geldt voor ‘Wie heeft de sleutel van de jukebox gezien?’ van Het Cocktail Trio. De melodie en de teksten van beide nummers waren weinig verheffend, ik citeer uit mijn hoofd enkele regels van de songs. Uit de eerste:

 
Ploem, ploem, zo gaan de gitaren
 
Ploem, ploem, ploem, zo slaat de trom,
 
máááár jij kijkt naar mij niet om.

Uit de tweede:

 
Wie heeft de sleutel van de jukebox gezien,
 
wie heeft hem ergens gevonden misschien?

Met een zeker geloof in de onbetwistbaarheid van deze stelling zou ik juist willen zeggen dat de kwaliteit van Nederlandstalige en uit Nederland afkomstige popmuziek in het algemeen sedert

[pagina 300]
[p. 300]

het begin van de jaren zeventig in kwaliteit meer en meer is gaan toenemen. Ondertussen geloof ik niet dat moderne stromingen als de discosound, de in België uitgevonden new beat en de nogal gedrogeerde acid rock in een verre toekomst zullen beklijven, maar geldt dat nu al niet voor popmuziek die nauwelijks twintig jaar geleden razend populair was? Wie draait er immers nog psychedelic beatmusic? Toch werd de psychedelische elpee van de Rolling Stones Their satanic majesties request indertijd in menig hasjhol veel gedraaid en geprezen.

Ondanks het bovenstaande meen ik dat een muziekgolf als die van de disco haar verdiensten heeft. Zij zal zeker haar sporen nalaten op toekomstige cd's en hetzelfde gaat op voor de reggae, een genre dat weliswaar iets te veel is toegepast door te middelmatige groepen, maar zij heeft de popmuziek zeker een stuk van een nieuwe weg gewezen. Helaas - en daar gaat dit hoofdstuk over - geldt dat niet voor Nederlandse discjockeys op televisie. Voor de volledigheid: waar ik in het buitenland popprogramma's op televisie heb gezien, moest ik constateren dat het in den vreemde nagenoeg nergens beter was. Dat de oppervlakkigheid in de poppresentatie een internationaal fenomeen is, werd enige tijd terug bewezen door (echtgenoot van Oudere Dame en ex-Star Sister Patricia Paay) Adam Curry wiens leeghoofdigheid zelfs internationale erkenning kreeg: hij verhuisde in 1987 als poppresentator van een Nederlandse zendgemachtigde naar het toonaangevende, Amerikaanse poptelevisiekanaal mtv.

Bij mijn weten bestaat er geen cursus of opleiding in de popgeschiedenis. Je kunt in Nederland van alles leren: stervensbegeleiding, zwakzinnig sociaal-academisch zwammen en Japanse bloemschikkunst, maar enige kennis over de meest invloedrijke en meest verspreide muzieksoort, de pop, kun je nergens verwerven. Je mag tegenwoordig op televisie popprogramma's presenteren als je een leuk hoofd hebt. Dat veel poppresentatoren dat, naar mijn smaak, ook niet hebben, is naar mijn mening géén kwestie van smaak.

We leven met zijn allen in een sterk door muziek bepaalde wereld en daarvan maakt de pop een belangrijk deel uit. Pop-

[pagina 301]
[p. 301]

muziek hoort per definitie bij het universum van seks, drugs and rock & roll. Zij is voor een voornaam gedeelte efemeer, tijdelijk en van voorbijgaande aard, maar natuurlijk is er ook sprake van een soort klassieke pop. Zo zijn de nummers van Chuck Berry, van de Beatles (hoe ik daar persoonlijk ook over moge denken!), van Elvis, van Buddy Holly et cetera in zekere zin al klassiek. Hun klassiekheid wordt vaak aangetoond door coverversies. En soms nog door meer zaken. In december 1988 stond Phil Collins op de hitparade met een coverversie van ‘A groovy kind of love’, maar er was nog iets anders aan de hand: de entourage en sfeer van het filmische gedeelte van de clip was regelrecht gepikt van een optreden van The Animals uit het midden van de jaren zestig. In dezelfde setting, kleding, mimiek en bewegingen als Collins anno 1988 zongen Eric Burdon en zijn Animals een kwarteeuw eerder hun vertolking van het prachtlied ‘Baby let me take you home’. De verwijzing naar The Animals van Collins zag er prachtig en ingenieus uit, maar geen poppresentator heeft het gezien.

Er zijn natuurlijk zaken die niet opgemerkt behoeven te worden. Zo lijkt het mij nutteloos over Lee Towers aan te kondigen dat hij met veel vallen en een beetje opstaan een slechte Sinatraact probeert te maken. Het lijkt mij ook zinloos om te zeggen dat allerlei omhooggevallen playback- en soundmix-sterren Elvis proberen na te doen. Deze ‘sterren’ (die overigens een interessant nieuw aspect aan de popmuziek hebben toegevoegd: de eindeloze recycling) bestaan bij gratie van de bloedeloze imitatie.

Opgeluxte coverversies met een beetje eigen geluid zijn heel wat anders. Daarvan gaf Phil Collins enige jaren geleden een fantastisch en uiterst creatief voorbeeld met zijn versie van ‘You can't hurry love’ dat veel eerder door de Supremes de hemel in was gezongen. Collins gaf met zijn clip en vertoning het nummer een nieuw jasje en een nieuwe lading en daarmee kan het gerekend worden tot een herschapen kunstwerk dat zelf ook weer een kunstwerk is geworden.

Menigeen zal misschien verschrikt opschieten, maar ik vind John Lennon's rock and roll-pastiches-elpee Rock 'n' roll (1975)

[pagina 302]
[p. 302]

een schitterend voorbeeld van wat je kunt doen met fifties- en vroege sixties-songs. Op deze langspeler gaf Lennon, met heel veel metalerig keldergeluid, prachtige interpretaties van Gene Vincent's ‘Be bop-a-lula’, Chuck Berry's ‘Sweet little sixteen’ en Little Richard's ‘Slippin' and slidin'’. Aan zulke herinterpretaties is niets mis; het was reeds in de klassieke muziek gemeengoed. Een vraagstuk wat - doorgedacht - nog interessanter is, kan de invloed van de klassieke muziek op de pop worden genoemd; een fenomeen dat bij televisiepresentatoren al helemaal niet bekend lijkt te zijn.

Steve Smith geeft in zijn Bits and pieces: the Penguin book of rock and pop facts and trivia (1988) in het hoofdstukje ‘Classical gas’ aardige voorbeelden. Het enige wat indertijd enigszins algemeen bekend werd, was het feit dat ‘A whiter shade of pale’ van Procol Harum qua melodie gebaseerd was op een stukje strijkmuziek van J.S. Bach, maar wie is of was ervan op de hoogte dat ‘Past present and future’ van de Shangri-las gebaseerd was op Maanlicht Sonate van Beethoven? En wie wist, en ik citeer, dat ‘Elvis Presley's “Tonight's allright for love” is based on Strauss' “Tales from the Vienna Woods”’ en dat Donna Summer's ‘Could it be magic’ teruggaat op een prelude van Chopin in c? Het lijstje van Smith is vermakelijk, maar bij lange na niet volledig. Het kan deze Britse popgeleerde echter niet kwalijk genomen worden dat hij niet het muzikaal verschijnen van Ravel's ‘Bolero’ in de uitgedijde ‘Bring it on home’-versie (1966) van de Nederlandse beatgroep q 65 signaleerde.

 

***

 

Op 5 april 1978 publiceerde ik in Muziekkrant Oor een stukje met de titel ‘De herdershond van Hitler’ (de lievelings-herdershond van Hitler droeg óók de naam ‘Blondie’). Het ging over de groep Blondie, aangevoerd door Deborah Harry, die aan het einde van de jaren zeventig reuze populair was en toentertijd hoge ogen gooide met ‘Denis’, een song die bijna iedereen toen voor origineel hield. Ik kende het liedje echter, ik citeer mezelf enigszins

[pagina 303]
[p. 303]

vrij uit het muziekblad: ‘Randy & the Rainbows (die eerder The Dialtones heetten) hadden met “Denise” - het werd toen door heren gezongen, en omdat die natuurlijk over een meisje jammerden, zongen en schreven zij de meisjesvariant van de naam (met twee e's) - in de zomer van 1963 een hit. De vader van één der leden van Randy & the Rainbows wist indertijd wel een aardige tekstschrijver: Neil Levenson. Deze leverde het nummer “Denise” in, dat op 17 augustus 1963 in Amerika op “Billboard's” binnenkwam. Het bleef vijf weken op deze hitladder staan en haalde nummer 10 als hoogste notering.’

Ik geloof dat het stukje in Muziekkrant Oor het laatste van mijn hand was dat zich met een klein rock and roll-muziekhistorisch probleem bezighield. Want al gauw ervoer ik dat de oppervlakkige bladen- en televisiewereld van de popmuziek nauwelijks geïnteresseerd is in haar roots. Het is toch verbazend dat ik bij voorbeeld in 1988 talloze malen ervoer dat men alle songs die toen op de hitladders prijkten voor nieuw en origineel hield, terwijl, om een voorbeeld te noemen, het oeuvre van Kylie Minogue - het iele Australische soapsterretje en zangeresje - uitsluitend bestond uit covers en, wat zwaarder woog: uit ongeïnspireerde, vlakke covers!

 

***

 

Voor mijn televisieprogramma De wereld van Boudewijn Büch (aflevering van 18 december 1988) interviewde ik in een Haags jeugdhonk de (voormalige) drummer Cor van der Beek van Nederlands beroemdste rockformatie uit de jaren zestig Shocking Blue. Cor antwoordde op mijn vraag waarom de meest nationaal en internationaal gecoverde song van Nederlandse bodem, Robbie van Leeuwen's compositie ‘Venus’, het zo goed heeft gedaan en nog steeds doet (men denke aan de Bananarama-versie uit 1986): ‘Het intro is misschien wel origineel, maar de gitaarloopjes uit de rest van het nummer zijn regelrecht van de Beatles gepikt.’ Ik had mij dat nooit gerealiseerd en ik kon Cor pas gelijk geven tijdens de laatste dagen van 1988 toen ik mij inderdaad met Cor's

[pagina 304]
[p. 304]

opinie, na allerlei muziekvergelijkende luistersessies, kon verenigen.

Cor van der Beek's uitspraak slaat vooral op de manier van gitaarbehandeling. Maar er zou alleen al een boek te schrijven zijn over gepikte drumaccenten: Ringo Starr's drumtechniek is een zuivere pastiche van de drumtechniek die in het midden van de jaren vijftig in de Amerikaanse rock and roll te horen viel, het slagwerk van Rolling Stones' percussionist Charlie Watts leunt zwaar op dat van eerdere blues-drummers, enzovoorts.

Maar men kan natuurlijk nog verder teruggaan in de rockmuziek: proto-symfonische rock and roll-nummers uit het begin van de jaren zestig, zoals ‘The actress’ en ‘(They call you) Gigolette’ - obscuur materiaal geworden, maar in al hun schoonheid onder andere te vinden op het album The Monumental Roy Orbison (1975)- laten duidelijk horen dat deze Orbison/Melson-composities gebaseerd waren op melodie- en orkestratielijnen die standaard waren in de negentiende-eeuwse Italiaanse opera.

Mensen die de popmuziek serieus nemen - en die zijn er gelukkig voldoende - weten natuurlijk dat aan het begin van de jaren vijftig dit genre niet uit de lucht kwam vallen. Ook rockmuziek en haar latere varianten waren schatplichtig aan eerdere genres en indien men iets over de huidige stand van zaken in de moderne muziekwereld zou kunnen zeggen, dan is het dat popmuziek tegenwoordig voor het allergrootste gedeelte bestaat uit coverversies van dikwijls stokoude nummers die op hun beurt niet zelden covers waren van nòg oudere songs.

Daarnaast verwijst de ‘orkestratie’, de behandeling van de instrumenten et cetera dikwijls terug naar beatgroepen die in de jaren zestig actief waren. Een voorbeeld daarvan is het typische, joelende orgelgeluid van de toetsenman van de Animals, Alan Price, dat bijna een vast kenmerk geworden is op plaatopnamen uit de jaren tachtig. Maar zelfs de disco-drumcomputer is een afgeleide. De strakke drumlijn die heden ten dage zo goed kan worden weergegeven met elektronika werd met de hand ontwikkeld door onder andere de slagwerkers waar Carl Perkins, de schrijver van ‘Blue suede shoes’, tussen 1956 en 1965 gebruik van maakte!

[pagina 305]
[p. 305]

Ik heb geenszins het verlangen dat de poppresentatie ontaardt in een soort van klassieke muziek-kritiek en haar wijdlopige geleerdheid of lyrische platitudes overneemt. Maar de popmuziek verdient het wel om in een historische context te worden geplaatst. Kijkend naar popprogramma's op de achttien televisiekanalen waarover ik kan beschikken, heb ik eigenlijk niet meer aan geschiedkundige informatie gehoord dan dat Salt 'n' Peppa's hitladdergevoelige liedje ‘Twist and shout!’ (genoteerd in november/december 1988) een cover van een Beatles-song was.

Over andere zangers en zangeressen werd niet veel meer verteld dan het volgende: Kylie Minogue is inderdaad erg klein, de zanger van een negerduo heeft natuurlijk geen èchte blauwe ogen omdat negers nooit blauwe ogen hebben, Phil Collins woont naar zijn zin op het platteland, Tom Jones blijft ondanks zijn vergevorderde leeftijd behoorlijk sexy, Roy Orbison liet een vermogen van veertig miljoen gulden na en Sam Brown heeft eigenlijk niet zo'n waardering voor haar eigen, sentimentele liedje ‘(You better) Stop!’ waar ze desondanks toch vreselijk veel succes mee heeft.

Popmuziek verdient een beter lot dan het onderwerp te zijn van roddel, domme praat en gepresenteerd te worden door knappe, maar loos pratende jongens- en meisjeshoofdjes.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken