Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lexicon der poëzie (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lexicon der poëzie
Afbeelding van Lexicon der poëzieToon afbeelding van titelpagina van Lexicon der poëzie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.73 MB)

Scans (6.38 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lexicon der poëzie

(1968)–C. Buddingh'–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

L

Landjuweel van het begin der vijftiende tot ongeveer de helft der zeventiende eeuw: feestelijke wedstrijd tussen rederijkerskamers, waarbij spelen van sinnen en sotternieën werden gespeeld en refereinen voorgedragen; voor de diverse afdelingen werden prijzen ter beschikking gesteld.

Leerdicht zie: Didactische poëzie

Legende in de poëzie: oorspronkelijk: verhalend gedicht over een heilige, een wonder of een heilig voorwerp, bijv. Beatrijs. Later, bij uitbreiding: verhalend gedicht over een op volksoverlevering berustend feit of voorval, bijv. de Nederlandsche Legenden van Jacob van Lennep. In de poëzie van deze eeuw o.a. bij de Amerikaan Mark Van Doren: The Mayfield Deer (1941).

Leich aanvankelijk: door muziek en ritmische bewegingen begeleid Oud-Germaans en later ook Middelhoogduits koorlied; later (12e-14e eeuw): lyrische versvorm gebouwd uit strofen van zeer uiteenlopende omvang, zonder vast maat- of rijmschema en zowel voor dans- en minnepoëzie als voor religieuze verzen gebruikt, speciaal door de Minnesänger, w.o. Walter von der Vogelweide, Ulrich von Lichtenstein en Konrad von Würzberg.

Leis in de middeleeuwen: geestelijk lied met refrein; later: geestelijk lied in het algemeen, inzonderheid: Kerstlied. De naam stamt van het refrein Kyrie eleison (Erbarm U, Heer).

Lekedichtjes godsdienstige epigrammen over allerlei reli-

[pagina 85]
[p. 85]

gieuze vraagstukken van de dag, de bekendste vervaardiger ervan - van wie ook de term stamt - was De Genestet.

Leonische verzen zo genoemd naar de uitvinder ervan, Leoninus, kanunnik van de kerk van St. Victor in Parijs (twaalfde eeuw): verzen (aanvankelijk alleen Latijnse) waarin het woord voor de caesuur rijmt met het laatste woord van de regel. De term werd aanvankelijk uitsluitend gebezigd voor de door Leoninus gebruikte pentameters en hexameters, doch wordt thans bij uitbreiding ook gegeven aan in andere metrische vormen geschreven gedichten waarin regelmatig rijm voorkomt van een woord in het midden van een regel en het eindwoord van die regel.

Lettergreepvers gedicht dat geen vast metrum heeft, doch waarin elke regel een gelijk aantal lettergrepen telt. Komt vrij veelvuldig voor in de Franse poëzie, doch ook in de Nederlandse; Bertus Aafjes' Een Voetreis naar Rome is bijv. in lettergreepverzen geschreven. Zeer opvallende lettergreepverzen vindt men ook bij Marianne Moore, waar echter niet de afzonderlijke regels een gelijk aantal lettergrepen tellen, doch de afzonderlijke strofen van elk gedicht.

Lettrisme richting in de (Franse) poëzie waarvan Isidore Isou (1925-...) de theoreticus is. Het lettrisme gaat ervan uit dat er niets is in de menselijke geest dat niet ‘verletterd’ worden kan. Het lettrisme heeft invloed uitgeoefend op de ‘musique concrète.’ Een gedicht van Isou begint:

 
Vianvigian pédoupinnedeschte
 
Piangouppgan goldoubinvechte
 
Doussee! Souf scouipiienne louna
 
SOUSSE Kroulciientrouna Vrousse!
 
etc.

Levertjes ook: Lever-rijmen in de zeventiende eeuw: veelal scabreuze dichtregels die tijdens een bruiloftsmaal tot

[pagina 86]
[p. 86]

de bruid gericht werden door een der gasten, die op de punt van zijn mes een stuk lever hield. O.a. in Jacob Jonkers De Vrolijke Bruilofts-Gast.

Lied oorspronkelijk: lyrisch gedicht van betrekkelijk kleine omvang dat bedoeld was om gezongen te worden. Men onderscheidde twee grote groepen: geestelijke liederen en wereldlijke liederen, die beide weer in vele genres konden worden gesplitst. Later, toen - na de Renaissance - de muziek wegviel, werd de term geleidelijk steeds vager en tegenwoordig verstaat men er zeer in het algemeen onder: in min of meer vaste strofenvorm geschreven gedicht, dat vrij eenvoudig van bouw en van toon is en een min of meer directe vertolking is van een stemming of een emotie of groep van emoties, hetzij van individuele, hetzij van collectieve aard.

Volkswijze
 
Mager paardje, jaag maar:
 
De steppe is eindeloos breed,
 
De vliegen steken je flanken,
 
De steenen je zeere hoeven,
 
Je mag nooit stilstaan en drinken.
 
En de zon is zoo hard en zoo heet.
 
 
 
Smal scheepje, vaar maar:
 
Eindeloos is de zee,
 
Al trillen je moede masten
 
Al heb je te zware lasten
 
Toch mag je in geen haven rusten
 
En aan 't eind van de reis moet je ankren,
 
Ergens ver buiten de zee.
 
 
 
Arm hartje, klaag maar:
 
De liefde is eindeloos wreed,
 
Je krijgt haar niet en haat ze
 
Of je krijgt haar wel, en dan gaat ze
[pagina 87]
[p. 87]
 
Toch later weer weg en verlaat ze
 
Het hartje dat haar beminde;
 
Nooit komt er een eind aan het leed.
 
 
 
J. Slauerhoff

Lierdicht oorspronkelijk, in de klassieke poëzie: lyrische gedichten die met liermuziek begeleid werden, o.a. de zangen van Pindarus en de lierzangen van Horatius. Later: lyrische gedichten waarin een plechtig onderwerp op verheven toon werd bezongen, in het Nederlands o.a. bij Vondel, Jan Luyken en Bilderdijk. Soms, bij uitbreiding, ook gebruikt voor lyrische poëzie in het algemeen.

Ligne donnée een van Paul Valéry afkomstige term voor de regel die de dichter door God of ‘inspiratie’ geschonken krijgt.

Limerick populaire versvorm, bestaande uit twee regels met drie beklemtoonde lettergrepen, twee regels met twee beklemtoonde lettergrepen en opnieuw één regel met drie beklemtoonde lettergrepen; het rijmschema is a a b b a. De vorm is van Engelse oorsprong en komt het eerst voor in Anecdotes and Adventures of Fifteen Young Ladies en de History of Sixteen Wonderful Old Women uit 1820. De eerste die haar regelmatig toepaste en beroemd maakte was Edward Lear in zijn Book of Nonsense. Lears limericks verschillen echter in zoverre van de tegenwoordige, dat bij hem de laatste regel een variatie op de eerste was, waarbij hetzelfde rijmwoord (dat meestal een plaatsnaam is) werd gebruikt; tegenwoordig streeft men naar een volkomen andersluidende eindregel. Een van Lears bekendste limericks is:

 
There was an Old Man of West Dumpet,
 
Who possessed a large Nose like a Trumpet;
 
When he blew it aloud,
 
It astonished the crowd,
 
And was heard through the whole of West Dumpet.
[pagina 88]
[p. 88]

Als voorbeeld van vaderlandse bodem, Alex van der Heide's:

 
De vrouw van een Deken in Aken
 
Lag 's nachts diepe zuchten te slaken,
 
Zij kreunde zacht: ‘O!
 
Het kriebelt mij zo:
 
Wel een deken in bed, maar geen laken.’

Litotes stijlfiguur waarbij men een bepaald begrip uitdrukt door het tegenovergestelde idee te ontkennen, bijv. dat is geen kwaad idee. Wordt in veel gevallen toegepast om een ironisch effect te bereiken.

 
maar zou telkens weer kunnen huilen
 
om die robot in Denemarken
 
die tegen de journalisten zei:
 
het lijkt me nog niet zo gek
 
een mens te mogen wezen.
 
 
 
C. Buddingh' ‘De eerste man op de maan’

Lofdicht gedicht dat de lof van iets of iemand bezingt, in het bijzonder, in de zeventiende en achttiende eeuw, in dichtbundels mee afgedrukte verzen van andere dichters, waarin zij de loftrompet staken over de publicist en zijn werk. In de hedendaagse literatuur zeldzaam; een voorbeeld van een recent lofdicht is T.S. Eliots ‘To Walter de la Mare’ (in zijn Collected Poems, 1909-1962). In onze poëzie o.a.: E. du Perron ‘Bij een bundel van Jan van Nylen.’

Logopoeia het werken in de poëzie met dubbele betekenissen, ironische effecten, woordspelingen, onverwachte associaties; tegenover ‘melopoeia’: het bij de lezer opwekken van emotionele effecten door middel van klank en ritme en ‘phanopaoia’: het gebruik van op de (visuele) verbeelding inwerkende metaforen.

Logorrhoea verbositeit, ‘woordkakkerij.’

[pagina 89]
[p. 89]

Lijkdicht vers geschreven naar aanleiding van de dood van een ander kunstenaar, inzonderheid een ander dichter. In de moderne Nederlandse poëzie o.a. bij de dood van Slauerhoff, Marsman en Achterberg.

Lyriek dichtsoort waarin de dichter zijn eigen aandoeningen en gemoedstemmingen uitspreekt (Van Dale); alle niet-verhalende en niet-dramatische poëzie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken