| |
| |
| |
Giovanni en de heksen
The main thing is that the act male homosexuals commit is ugly and repugnant...
In women it is the opposite. They do nothing that they are disgusted by and nothing that is repulsive and afterwards they are happy and they can lead happy lives together.
(Miss Stein in Hemingway, A Moveable Feast)
Zij hadden al een paar uur in de kou door Londen gelopen, hard en blind als adolescenten.
‘Ik ben jaloers verdomme, jaloers,’ zei Philip.
Connie lachte. ‘Ik heb toch nog niet eens gekozen.’ ‘Je kiest het doornige pad,’ zei Philip, haar opmerking negerend, ‘maar het is de moeite waard. Leven is de moeite waard als je alles op het spel zet. De meeste mensen krijgen daar nooit de kans toe. Ons hele sociale bestel is een valstrik, een manier van mensen om elkaar tijd en energie afhandig te maken.
Kijk naar ons op het filosofisch instituut. We verdienen meer dan driekwart van de bevolking. Het geeft een zekere status wetenschappelijk werk te doen. Maar wat doen we? Geen pest.’
‘Je bent alleen maar moe als je 's ochtends om half zeven opstaat,’ zei Connie, ‘en moe als je 's avonds om zeven uur thuis komt. Je hebt de hele dag niets gedaan wat van enig werkelijk belang is, en
| |
| |
's avonds heb je nog maar net de kracht om de krant te lezen en je bankbetalingen te regelen. In het weekend rust je uit van de week en ontvang je bezoek of ga je uit.’
‘Je moet ontzettend gedisciplineerd gaan leven,’ zei Philip, ‘als je daar bent. Waarschijnlijk kun je over Plato's staatsleer gewoon het beste in het British Museum gaan zitten schrijven. Of op je kamer. Maar als je Taranto en Metaponto en Syracuse eerst zelf wilt zien, moet je oppassen dat je daar niet de hele dag in de zon gaat liggen.’
‘Het is maar een heel klein erfenisje,’ zei Connie. ‘Ik zal heel snel moeten werken en als het boek daarna niet wat opbrengt sta ik raar te kijken, want mijn baan bij het instituut ben ik kwijt als ik er voor minstens een jaar tussenuit ga.’
‘Ja, als je wetenschappelijk ambtenaar blijft is je bedje gespreid, je kostje gekocht, staan je schaapjes op het droge, is de oogst binnen voor de nacht valt. Maar jij kiest het belangrijke, het enige waar het om gaat, zelf iets maken. Jezus, schrijven. Dat wilden we allemaal wel, mijn vriendjes en ik, toen we jong waren. Maar toen het niet ging, maakten we ons zelf wijs dat wetenschappelijk detail-onderzoek doen en college geven net zo iets was, ook iets creatiefs.’
‘Zullen we daar nog even een espresso gaan drinken?’ vroeg Connie.
Ze gingen het schel verlichte, warme, lege lokaaltje
| |
| |
in. De jongen achter de bar was uiterst mager, met holle, hongerige ogen. Aan zijn accent hoorden ze dat hij een Italiaan was.
‘Misschien ga ik dan maar naar Italië,’ zei Connie. ‘Daar is de koffie tenminste goed.’
's Ochtends om acht uur bracht zijn moeder hen over de spoorlijn. Er kwam een goederentrein langs even over zessen, en een snelle personentrein om negen uur. Maar toch mochten zij om acht uur nooit alleen de spoorbaan oversteken.
Hun huis stond dicht bij de rails. 's Nachts trilde en schudde zijn bed als de posttrein langskwam.
Aan de andere kant van de spoorlijn was de zee. Je sprong de berm af, er was een soort paadje ontstaan tussen de dorre struiken, en dan stond je op het smalle strand waartegen de Middellandse Zee bruiste.
Het ontwaken om zes uur 's ochtends of eerder ging vanzelf in de hitte. Maar dan kwam er heel wat geschreeuw en getier. Zijn moeder en zijn grootvader moesten eten. Zijn broertje Bertrand die pas drie was en zijn zusje Francesca van vier moesten worden aangekleed. Hun bedden moesten rechtgetrokken en hun haren gekamd. Meestal vielen er ook verscheidene klappen.
‘Giovanni, jij bent al vijf,’ gilde zijn moeder. ‘Zie je niet dat Bertrands bloese achterstevoren zit! Als je niet beter meehelpt geef ik je mee aan de heksen!’
| |
| |
Dan ging zij weer naar de schemerige hoek waar de koffie werd gezet, waar zij, en grootvader ook, voortdurend van dronk. In het voorbijgaan kreeg Francesca een paar klappen omdat zij haar vlechten nog niet had gedaan.
Giovanni probeerde zijn sandalen dicht te maken terwijl Bertrand aan zijn haar trok. Even later schreeuwde zijn moeder weer, terwijl grootvader er zich soms ook mee bemoeide.
Maar om acht uur precies pakte zijn moeder hem bij de hand en hij Francesca. Aan de andere kant hield zij Bertrand. Zij hielp hen over de spoorbaan, en daarna waren zij alleen.
Zijn moeder ging uit werken als wasvrouw in de hotels in het toeristendorp. Grootvader werkte bij de boeren, hoewel hij al erg oud was en niet zo goed meer kon lopen.
Francesca zorgde voor het mandje met hun eten en na haar werk haalde zijn moeder hen 's avonds weer op, want ze mochten nooit, helemaal nooit, alleen over de spoorlijn.
's Avonds werd er spaghetti gekookt en dan rook het lekker naar uien en gebakken tomaten in hun huisje.
‘Giovanni, je let er op dat Francesca en Bertrand niet te ver in zee gaan, en niet over de spoorbaan! Als jullie niet goed oppast geef ik je mee aan de heksen!’
Als zijn moeder eenmaal weg was, hadden zij een
| |
| |
lange, stille dag in hun tentje van oude lappen, op hun strandje, aan de zee waar nooit iemand kwam.
Halverwege de nacht werd Connie wakker. Voor het naar bed gaan had zij een munt in de haard gedaan, en de kamer was nu zichtbaar in het schijnsel van de gasvlammen.
De kamer leek ruimer dan hij was, mooier. De grijze verf, het schilferende plafond, het barstend houtwerk, de grauwe dekens op haar tweepersoons bed vervaagden in de nacht.
Zij was wakker geworden uit een droom over de ouderdom.
‘Als je oud bent en je hebt geluk, kom je in een bejaardenhuis,’ dacht zij. ‘Lage drempels, frisse lucht, en weer een te kleine kamer en te volle kasten. De mensen weten geen raad met de mensen. We bergen elkaar maar op. Eerst in buurten voor jonge gezinnen, met te dure winkelcentra, en steriele speelrekjes op beton voor de kinderen. De bouwgangsters maken de huizen zo duur, dat er geen geld overblijft voor prettige dingen. Ze maken de huizen zo wrak, dat je er eeuwig aan moet repareren en je dure huis in werkelijkheid geen enkele waarde heeft. Ze maken de huizen zo gehorig, dat je niet kunt studeren, lezen, praten, zonder krankzinnig te worden van het tv-gedrens bij je buren. En als je oud bent bergen ze je weer in zo iets op, alleen in een andere wijk en zonder trappen.
| |
| |
Daarvoor ben je je hele leven om half zeven scheel en dof van de slaap opgestaan, heb je je huid rimpelig laten worden onder neonbuizen op kantoorzalen, ben je 's avonds leeggewrongen thuisgekomen. Je hele leven lang, overdag, 's avonds, 's nachts, moet je stil zijn voor de buren, langzaam voor het spitsuur, ingehouden voor je collega's, ingekrompen en opgerold tot je werkelijk die regenworm bent geworden die wij van elkaar proberen te maken. Voor onze cultuur is het een machtig symbool dat het mensenlichaam door de wormen wordt opgevreten.’ Zij stond op om een slok melk te drinken. De verwarmde kamer had haar dorstig gemaakt.
Bij het met formica beslagen plankje dat als kookruimte diende, werd zij bevangen door misselijkheid. Het was of haar eenzaamheid haar in de maag stompte. Zeven maanden geleden was Jane weggegaan, waren de gevoelens die grijze verf, barstend hout, een grauwe wijk tolerabel maakten, uit haar leven verdwenen.
Misselijk, dorstig en slaperig nam zij een paar slokken melk uit de fles, waarbij ze iets op haar pyjama morste.
‘Het kan me nu niets meer schelen. Ik zeg die stinkbaan op en ik ga naar Italië. Ik ben geen schoolkind meer. Ik kan het me niet meer permitteren om de hele dag voor een seniele professor artikelen te excerperen en kaartsystemen bij te houden als ik een boek over Plato wil schrijven. En ik ga weer
| |
| |
een meisje zoeken. Al moet ik er een uit de goot halen, uit het leger, uit een theesalon of uit Buckingham Palace, ik zal een vrouw vinden die met me naar bed gaat. Die knopen aan mijn jas naait. Die bloemen in het water zet die ik voor haar meebreng. Die samen met mij 's avonds in de kamer zit, ik schrijf, zij schrijft iets, en dan hoeven we elkaar maar af en toe aan te kijken om het schilferend plafond niet te zien, en die rotmat, en het tekort aan ruimte.’
Ze dacht aan de kelderclub waar zij tegenwoordig op zaterdagavond heen ging, in de hoop ooit zo'n meisje te ontmoeten. Een lelie, per ongeluk de kelder ingedreven, onbewust op zoek naar de Connie die haar zou plukken.
Nog nooit hadden tijd en geld die zij in Londen's enige blitze club stak tot iets geleid behalve frustraties, en soms een haastig en goedkoop succes, gevolgd door snelle verwijdering en onmacht.
Een masters degree in de filosofie was een slechte ondergrond voor liefde en huiselijk geluk. Een wetenschappelijke baan aan een Londens College leidde onvermijdelijk tot een verharding des harten die een ander deed krimpen. Haar ex-collega Jane was getrouwd. Omdat zij een kind kreeg. Omdat zij het zomaar, uit balorigheid, weer eens met een man had willen proberen op een feestje. Ze woonde nu in een bungalow in Devonshire. Maar natuurlijk was het voor dat feestje al lang mis.
| |
| |
Het regenwormenwezen had zijn macht uitgebreid tot in haar hart, tot in de atmosfeer van haar kamer, tot in haar bed.
Het was twaalf uur 's middags. Op het warmst van de dag bleven ze meestal in de tent. Ze hadden in zee gespeeld en op het strand. Een paar tomaten waren op, en het water in de stenen kruik werd al lauw hoewel ze de kruik onder de struiken bewaarden. In de tent was het ook warm. Ze zaten op lappen op de grond.
‘Giovanni, waar is mama?’ vroeg Francesca. Hoewel ze een jaar ouder was dan Bertrand begreep ze veel minder.
‘Mama werkt bij de rijke toeristen in het dorp,’ zei Giovanni. ‘Ze doet de was en dan krijgt ze heel veel lires en dan kunnen wij vanavond spaghetti eten.’
‘Ik wil naar mama,’ zei Francesca.
‘Dat kan niet, stommeling,’ zei Giovanni ongeduldig. ‘Schei uit met zeuren, anders geef ik je mee aan de heksen.’
‘Giovanni verhaaltje vertellen,’ zei Bertrand. Hij kroop op Giovanni's schoot en legde zijn blonde kop tegen Giovanni's bruine schouder. Giovanni keek hem vertederd aan. Hij hield erg veel van zijn broertje. Meer dan van Francesca die altijd huilde en die hij meestal ongeduldig uitschold.
‘Jouw papa,’ zei hij tegen Bertrand, terwijl hij zijn
| |
| |
armpjes streelde, ‘jouw papa is een Fransman. Hij woont in Parijs in een heel groot huis, met wel honderd verdiepingen.’
‘En mijn papa?’ vroeg Francesca.
Zij hadden het verhaal al honderd maal gehoord.
‘Jouw papa,’ zei Giovanni ernstig, ‘is een Spanjaard. Hij was hier met vakantie, net als Bertrands papa. Maar hij woonde niet in het hotel, hij sliep in een tent.’
‘Mijn papa is een Italiaan. De pastoor heeft gezegd dat ik later maar in het klooster moet komen leren en dan mag ik misdienaar worden.’
‘En wat is opa?’ vroeg Bertrand.
‘Opa is een Italiaan. En mama ook. En de pastoor. En ik. En nu moeten jullie gaan slapen.’
Hij trok Bertrands broek uit en hielp Francesca's sandalen losmaken. Zelf ging hij ook liggen, maar toen de kleintjes al sliepen was hij nog steeds wakker.
Een Italiaan, een Spanjaard en een Fransman. Hij had aan zijn opa gevraagd waarom zij drie papa's hadden en waarom er geen een in hun huis woonde. ‘Ja, ja, de vrouwen,’ had opa gelachen. ‘Vraag het maar niet aan je mama, Giovanni, dan wordt ze misschien boos. Oh, oh, oh,’ en opa schudde van het lachen.
Het leek wel of het steeds warmer werd in de tent. Bertrand sliep met zijn mond een eindje open. Francesca lag op haar zij, met haar rug naar hem toe.
| |
| |
Giovanni keek verlangend naar buiten. Als hij eens heel even de tent uitging? De kleintjes sliepen toch urenlang, dat was iedere dag hetzelfde.
Heel zachtjes, om Bertrand niet wakker te maken, ging hij op zijn elleboog leunen. Hij trok éen sandaal aan, wachtte een poosje, trok toen de andere aan. Op zijn tenen stapte hij over zijn slapende broertje heen. Francesca snurkte een beetje.
Toen Connie uit de bus stapte bij het dorp in de buurt van Locri, wist zij dat ze hier lang zou blijven, hoewel deze kuststrook met Plato's staatsactiviteiten niets te maken had. Na haar bezoek aan de tempel van Pythagoras in Metaponto was het gebeurd, waar ze misschien wel heimelijk voor op reis was gegaan: ze was ieder besef van tijd, nut, realiteit kwijt geraakt. De zon bonsde in haar darmen die ze ieder half uur onder pijnlijke krampen moest legen, maar het kon haar niets schelen, de darmstoornis maakte haar licht in het hoofd en zo toch weer gelukkig. Uren dreef zij, soms bij maanlicht, in de Middellandse Zee onder de zool van de laars. Het eten was kruidig, de koffie goed, ze sprak meer Italiaans dan ze verwacht had.
's Avonds wandelde ze onder zware bloemengeuren en het getsjirp van de krekels door het dorp. Ze sliep kort maar zwaar. Als ze 's nachts al eens ontwaakte was het steeds uit dromen van een donker stralende, wijde heuvelwereld.
| |
| |
In de gave tempel was ze lang alleen geweest, slechts begeleid door de hete hagedissen en de schimmen der Pythagoreërs.
Hier in dit dorp zou zij blijven tot haar darmen aan de zon waren gewend en ze het nut ervan zou inzien om naar Syracuse door te reizen.
Ze vond een propere, nieuw ingerichte kamer in een van de strandhuisjes die bij het hotel hoorden. Ze las niet, schreef niet, dacht niet. Ze was opnieuw geconcipieerd maar nog niet geboren in de zon.
Beste Philip, je goede raad om gedisciplineerd te leven zal ik ter harte nemen zodra ik wat minder gelukkig ben. Het is hier zo volmaakt (haast geen toeristen en bovendien nog voorseizoen), Groot-Griekenland is nog ongerept. Ik kan me het vocht, de peuterigheid en de grijze tinten van Londen haast niet voorstellen nu ik hier ben. Dit is het land van hard blauw en hard wit, goud, zware bloemengeuren en krekels. Ik heb niet veel aanspraak (vermijd de Italiaanse mannen!), behalve de schimmen der Pythagoreërs in Metaponto en hier een schattig Italiaans meisje van vierentwintig, dat kunstgeschiedenis studeert in Rome eigenlijk, maar op het ogenblik voor haar gezondheid hier logeert. De hotel-eigenaars zijn haar oom en tante. Ze heet Maria (uiteraard) en spreekt alleen maar Italiaans. We praten heel wat af, want mijn basic Italian blijkt verder te strekken dan ik durfde hopen. Maria ziet er uit
| |
| |
als een toch nog herkenbaar als engel afgeschilderd knaapje van een renaissance-schilderij.
Gaat het jou goed? Ik hoop maar dat ik me voor deze kaart niet te erg zal schamen als ik weer eens Engelse koffie met je drink in de Lyon's bij het filosofisch instituut. Het allerbeste! C.
Buiten was het ook erg warm. De zee was laag, heel stil en blauw. Van hun huisje aan de overkant van de spoorbaan waren de luiken dicht. Dat betekende dat opa vandaag ook uit werken was.
Plotseling kreeg hij een inval. Als hij eens heel even toch over de spoorlijn ging, naar de struiken op de hellingen achter hun huisje? Daar was het nu vrij koel, dat wist hij zeker.
Een ogenblik aarzelde hij nog om de slapende kinderen, maar toen won het avontuur. Hij durfde niet te kijken of er een trein aankwam, maar sprong vlug over de rails. Hijgend keek hij rond vanaf de andere kant. Het tentje stond daar stil op het strand. Alle luiken van hun huisje waren dicht.
Hij liep hard langs het huis heen, alsof zijn opa of zijn mama die er nu niet waren hem zouden kunnen zien, en rende naar de plek waar hij het beschutte plekje tussen de hellingen wist. Hijgend en trillend van de hitte en de spanning liet hij zich tenslotte op de grond vallen.
Net toen hij zijn gezicht tegen de koele grond drukte, hoorde hij vlakbij stemmen. Giovanni schrok.
| |
| |
Eerst dacht hij dat hij het niet kon verstaan. Toen merkte hij dat de ene stem Italiaans sprak, maar met een heel vreemd accent, zoals de buitenlandse toeristen deden. De andere stem was gewoon Italiaans, maar anders dan van de mensen in het zuiden. Hij begreep niet wat er gezegd werd. Nieuwsgierig kroop hij heel voorzichtig een eindje verder en gluurde tussen de struiken door. Doornen schuurden zijn vel, maar hij kroop nog dichterbij. Toen schrok hij zo ontzettend, dat hij dacht dat de twee vrouwen die hij zag en die hem niet konden zien, zijn hart zouden horen bonzen.
De ene, die met de korte donkere haren, die het noordelijk Italiaans sprak, lag achterover op de grond. De andere, met het lange blonde haar, de buitenlandse, zat schrijlings over haar heen, op haar knieën. Ze waren allebei naakt.
Van de Italiaanse die op haar rug lag waren de borsten iets op zij gevallen, maar hij zag dat ze mooi en stevig waren, niet zo dik als van zijn moeder. De blonde had hele kleine, harde borsten, en rossige haartjes waar de Italiaanse zwart was.
De blonde ging languit op de Italiaanse liggen. Hun gezichten duwden ze tegen elkaar. Van wat er toen gebeurde kreeg Giovanni een verschrikkelijk raar gevoel, zoals hij nog nooit gehad had.
‘O mama mia,’ steunde de Italiaanse. De blonde zei met een schorre stem iets in een vreemde taal.
Giovanni werd bleek en rood, het zweet stond op
| |
| |
zijn rug, hij was zo bang als hij nog nooit in zijn leven was geweest, maar hij moest blijven kijken. Hij voelde dat het iets verschrikkelijks was wat er gebeurde, nog erger dan alleen de spoorlijn oversteken. Uit gewoonte sloeg hij een kruis, en op hetzelfde moment begreep hij ineens wat hij zag: dit waren de heksen en ze waren gekomen voor zijn straf, omdat hij de kleintjes alleen had gelaten en over de rails was gegaan.
|
|