Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jozefine (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jozefine
Afbeelding van JozefineToon afbeelding van titelpagina van Jozefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jozefine

(1898)–Cd. Busken Huet–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

I
Een oud-gouverneur der Molukken.

De ingenomenheid met Indie - die ten gevolge der liefhebberij-studien van het hoofd des gezins, en van de loopbaan van den oudsten zoon, er in het vervolg een korten bloeitijd kennen zou - rees vóór 1840, in den boezem der familie Bruce, nooit tot bloedwarmte.

Zelfs daalde zij, in de lente van 1841, onverwachts beneden het vriespunt.

‘Geachte zuster Adrienne,’ - luidde de onhartelijke zeebrief, welken de oude mevrouw Bruce, aan het ontbijt verschijnend, in die dagen nevens haar bord vond liggen: ‘Adres dezes bewijst, dat al liet ik in zes en dertig jaren niets van mij hooren, Uwe lotgevallen mij niet onbekend gebleven zijn. Meminisse juvat.

‘Uw man staat aan het hoofd van een solied handelshuis, opgerigt door den ouderen heer Bruce. Gijlieden leeft te midden van een aangenamen overvloed. Aurea mediocritas. Ik maak U deswege mijn compliment.

‘Verstandige dochter van eene dwaze moeder, - en een nog dwazeren vader, - is er eene verstandige vrouw uit u gegroeid. Moesten de kinderen volstrekt een vijf- of zestal worden? Zijn er welligt nog meer?

‘Dit is het eenige, wat ik in U te berispen vinde. Doch ik onderwerp mij. Het is met de moeders als met de boeken. Habent sua fata.

‘Ik had mij niet voorgesteld, ooit naar het verwaande Nederland te zullen terugkeeren. Ne ossa quidem habebit, dacht

[pagina 2]
[p. 2]

ik. Maar mijne gezondheid eischte het. Sedert eene maand bevind ik mij te Batavia, het oogenblik van mijn vertrek naar Europa afwachtend.

‘De reis van Makassar naar hier (gij weet, onderstel ik, dat Makassar de hoofdplaats der Molukken is?) heeft mij zeer vermoeid. Mijne dochter Jozefine, een meisje van zeventien jaren, vergezelt mij. Pulcherrimae matris filia pulchrior. Haar moeder heb ik verloren.

‘Het plan is niet, met U te komen zamenwonen in dezelfde stad. Ik haat de Amsterdamsche straatsteenen. Dezelve doen mij aan onzen vader denken. Te saxa loquuntur!

‘Als de krachten het toelaten, breng ik bij mijne aankomst Jozefine naar Brussel, en ga mij nederzetten in Den Haag. Aan Jozefine's opvoeding moet de laatste hand nog gelegd worden. ᾽Εκ Μουσᾶν καλὸν κέρδος geldt ook voor meisjes.

‘Het zal mij aangenaam zijn, U en de uwen over eenige maanden in welstand te ontmoeten. Mogt ik onderweg komen te sterven, dan beveel ik U mijne dochter aan. Beschikkingen omtrent dezelve vindt men onder mijne papieren.

‘Het schip is de Staatsraad van der Houven. Ik hoop levend aan boord te komen. Maar.... illi robur et aes triplex! Uw geleerde echtgenoot zal U weten te zeggen, wat er verder volgt.

‘Mijne lever is aangedaan, ik worde geplaagd door het spruw, en de chef der geneeskundige dienst houdt het er voor, dat ik beginselen van tering heb.

‘De beginselen derzelve had ik reeds veertig jaren geleden, en langer, dank zij onzen vader, die ze onze moeder ten huwelijk bragt en op ons overplantte; althans op mij.

‘Tot hiertoe evenwel bereikte zijne erfenis - de eenige, die hij ons naliet - het doel niet. Justum ac tenacem.

‘Mijne dochter biedt U haar respect aan, alsmede aan haren Oom en aan hare jonge Neven en Nichten.

‘Ik teeken mij hoogachtend,

 

‘Uw toegenegen Broeder

‘Cornelis van Alkemade,

‘Oud-gouverneur der Molukken.’

 

De geheele brief was even koel en stijf als het adres: Aan mevrouw A. Bruce, geboren Van Alkemade, Keizersgracht bij de Leliegracht, te Amsterdam.

- ‘Houd mij de opmerking ten goede, Adrienne’, - zeide,

[pagina 3]
[p. 3]

vol uit de borst en met de noodige verontwaardiging, David Bruce, later Bruce en Co., toen hij zijne vrouw op haar verzoek den brief voorgelezen, en de Latijnsche aanhalingen, met dat woordje Grieksch er tusschen, onder de hand voor haar vertaald had, - ‘houd mij de opmerking ten goede, dat je broêr Cornelis een kwast in folio is!’

- ‘Het getuigt niet van smaak,’ - ging hij met klimmenden weerzin voort, - ‘zich van dergelijke stoplappen te bedienen; en ik dank je, dat je den brief vóór je hebt gehouden, tot de kinderen de kamer uit waren. Zij zullen vroeg genoeg te weten komen, dat hun Indische oom, die op het verwaande Nederland smaalt, in het zoeken naar dat scheldwoord de natuur te baat heeft gehad.... Zoo worden, zou ik zeggen, indien een verstandig mensch zich niet wachten moest, valsch vernuft met valsch vernuft te beantwoorden, de truffels door de varkens gevonden!’....

Deze laatste woorden sprak David Bruce binnensmonds, als eene berisping aan zijn eigen adres.

Twee groote tranen vielen onderwijl op mevrouw Bruce's blanke handen, gevouwen in haar schoot.

- ‘Bleef het maar bij belagchelijk!’ - zuchtte zij, heenstarend over de grijze haren van haar man tegenover haar, dien zij uit schaamte over haren broeder niet in de oogen durfde zien.

- ‘Helaas,’ - vervolgde zij, droefgeestig het hoofd schuddend, - ‘ik vrees, dat het hart bij Cornelis nog altijd niet op de regte plaats zit! Zoo te spreken over onze lieve moeder! Over onzen vader, die zulk een moeijelijk leven heeft gehad, en zoo voorbeeldig gestorven is! Hoe haatdragend! Hoe liefdeloos! Vreest hij niet, dat zijn kind eenmaal zoo over hem zal spreken?’...

Om zijne vrouw te sparen, veranderde David Bruce van batterij.

Hij zocht eene verontschuldiging voor de stuitende koelheid van den hem alleen nog van hooren zeggen bekenden zwager; en daar hij een goed man was, had hij er spoedig eene gevonden.

- ‘Het schrift,’ - zeide hij, den brief opnemend en weder openvouwend, - ‘is de bevende hand van een zieke. De slechte toon zal het gevolg zijn geweest van eene voorbijgaande slechte stemming. Wij zijn óók niet in ons humeur, Adrienne, wanneer wij ziek zijn.’

[pagina 4]
[p. 4]

- ‘God geve het, Bruce! Maar hij is altijd zoo geweest en zal altijd zoo blijven, ducht ik. Van jongs af, toen hij nog op de Latijnsche school ging, heeft hij een hekel gehad aan onzen goeden vader, die hem niet wilde laten studeren, maar bij zich op het notariskantoor houden. Dat was zeker geen verstandig plan. Voor een jong mensch waren daar geen vooruitzigten. Maar moest hij vader daarom haten, en met een boos hoofd naar Indie gaan?’

- ‘Laat ons niet vergeten, Adrienne, dat hij het er tamelijk ver gebragt heeft! Verder, naar alle gedachten, dan zoo hij hier gebleven was. Wanneer kinderen het met hun ouders niet vinden kunnen, dan is het maar beter, dat zij ieder huns weegs gaan. We moeten er ons naar voegen, dat Cornelis ten minste de voldoening smaakt, een carrière gemaakt te hebben.’

- ‘Zooals hij dat noemt, ja!... - God weet, dat ik hem zijn rang niet misgun; en ook heeft hij getoond een energiek mensch te zijn. Maar zóó weg te gaan! In al die jaren niets van zich te laten hooren! Ons zelfs geen berigt te hebben gezonden van zijn huwelijk! Het snijdt mij door de ziel. Vader's en moeder's laatste gedachten zijn voor hem geweest; en hij verwijt hun, dat zij hem geen geld hebben nagelaten!’

- ‘Een dom verwijt, zeker. Hun liefde was méér waard. Maar als hij niets dan zijn pensioen bezit om van te leven, - en fortuin maakt men daarginder in gouvernementsdienst niet, - dan ziet hij mogelijk de toekomst wat donker in. Op weg naar de zestig, ziek en zwak, verantwoordelijk voor een eenig kind, dat zonder hem onverzorgd zou achterblijven, - il y a de quoi! zeggen de Franschen .. Indien dat meisje wrerkelijk zulk een schoonheid is, dan zal zij hier in het land misschien spoedig een goed huwlijk doen.’

Mevrouw Bruce kon niet nalaten, om de voorstelling te glimlachen.

- ‘Je hebt gelijk, Bruce. Die Indische meisjes zijn vroeg groot. Jozefine kan een jonge mama geworden zijn, eer onze Cornélie of onze Wilhelmina nog in aanmerking komen voor een engagement.’

- ‘En eer onze Doortje in de lange kleêren wordt gestoken!’ vulde David Bruce aan, die altijd het eerst aan zijn Doortje dacht. - ‘Er wonen in den Haag jongelui genoeg, die een bod zullen willen doen naar het mooije kreooltje, ook al bezit haar vader geen schatten. Het gebragt te hebben tot gouverneur van de Molukken is in een schoonvader óók een

[pagina 5]
[p. 5]

rekommandatie. Jammer, dat wij in Den Haag zoo weinig kennissen hebben. Maar je zoudt in elk geval aan je oude vriendin, mevrouw Leopold, kunnen schrijven. Die zou vast niet weigeren, Jozefine te ontvangen en een beetje te pousséren.’

- ‘Neen, Bruce, dat zou niet veel geven. De Leopolds komen niet in de wereld. Met hun groot gezin hebben zij werk, uit de schulden te blijven. Ook kan ik mij niet voorstellen, dat Leopold en broeder Cornelis met elkander overeen zouden komen. Leopold is de hartelijkheid en bescheidenheid in persoon. Maar zijn halve zuster, dat is iets anders. Ik ken mevrouw Coppenol naauwlijks meer dan van aangezigt, wel is waar; maar zij zou juist de dame wezen, die Jozefine noodig had, om in de kennissen te komen. Zij is rijk, houdt equipage, woont in een mooi huis, ziet veel menschen, en heeft geen kinderen.’

- ‘Nu, dat vind ik een uitmuntend plan! Ik houd niet van Coppenol, zooals je weet. Zijn rijkgeworden aannemersmanieren en zijn noordbrabantsch accent zijn mij tegen de borst. Dat is evenwel een vooroordeel; en die gebreken zullen zijn vrouw niet verhinderen, een goede patrones voor ons nichtje te wezen. Schrijf dan maar aan mevrouw Leopold, dat zij met mevrouw Coppenol over Jozefine spreke. Tenzij.....’

Hier viel David Bruce zichzelven in de rede, en begon hartelijk te lagchen.

- ‘Zijn wij niet dwaas, Adrienne, zulke plannen te zitten maken, terwijl wij niet eens weten, hoe de Staatsraad van der Houven het er af zal brengen, en ons nichtje, zoo zij gezond en wel het vaderland bereikt, in elk geval eerst nog een poos naar de kostschool moet?... Laat zien! Indien je broêr van Batavia is kunnen vertrekken met de gelegenheid, gevolgd op die waarmeê hij zijn brief verzond, dan is het mogelijk...’

De slotsom der kansberekening was, dat de Indische reizigers over eene maand of daaromtrent in het vaderland konden zijn; - en bij die gedachte verdween de glimlach weder van mevrouw Bruce's gelaat.

Zou zij haar eenigen broeder levend terugzien?

Zoo hij onderweg bezweken was, welke schikkingen zou zij treffen voor de jonge weeze?

Hoe aan de dochter kunnen goedmaken, wat zij ondanks zichzelve te kort geschoten was in liefde voor den vader?

Misschien (zij wilde te zijnen aanzien zich niets te verwijten

[pagina 6]
[p. 6]

hebben), misschien hadden op dit oogenblik, ergens op de wijde zee, de golven zich reeds gesloten over zijn lijk...

Doch eerlang konden al die zorgen aan den kant gezet worden.

Doodzwak, wel is waar, en meer eene schim gelijkend dan een mensch van vleesch en bloed, debarkeerde de oud-gouverneur te Brouwershaven; - maar met eene geestkracht, die in een man van zijne jaren en met den éénen voet in het graf verbazen moest, voerde hij dadelijk na de aankomst zijn programma uit.

Door niemand wilde hij voortgeholpen worden; ook niet door zijne zuster. Hij deed of beredderde alles zelf.

Van bezoeken verzocht hij vooralsnog verschoond te blijven. Genoeg, schreef hij, dat men van weerszijde kennis droeg van elkanders welstand.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De Bruce's. Deel 1: Robert Bruce's leerjaren. Deel 2: Jozefine


plaatsen

  • Amsterdam

  • Den Haag


landen

  • Indonesië