Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land van Rembrand (1882-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land van Rembrand
Afbeelding van Het land van RembrandToon afbeelding van titelpagina van Het land van Rembrand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.34 MB)

ebook (4.11 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/geschiedenis/Opstand


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land van Rembrand

(1882-1884)–Cd. Busken Huet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Studiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[pagina 208]
[p. 208]

Tweede hoofdstuk. De handel.

I [Zuid-Nederland en Noord-Nederland]

Van één der in het vorig hoofdstuk verkregen uitkomsten wil aanteekening gehouden worden. Ik bedoel dat de stoot, die van de Noord-Nederlanders een afzonderlijk volk maakte, is gegeven door Zuid-Nederland, en, gelijk Antwerpen van Amsterdam, evenzoo Brussel de moeder van Den Haag geweest is.

Waar is het dat ook Hollanders, Friezen, Utrechtenaren, zich naar Genève begeven hebben, ten einde op de plaats zelve kennis te gaan maken met de leer en de instellingen van Kalvyn. Maar toen zij die reis ondernamen was de henegouwsche Guy de Brès, auteur van het eerste nederlandsch-gereformeerd belijdenisgeschrift, door hem bezegeld met zijn bloedGa naar voetnoot1; wa-

[pagina 209]
[p. 209]

ren de brabantsche Jan en Filips van Marnix, Jan gesneuveld in de dienst der kerkbrekers, Filips hun advokaat geworden, reeds sedert geruimen tijd hen voorgeweestGa naar voetnoot1 Geen Noord-Nederlander van beteekenis heeft Kalvyn persoonlijk gekend. Arminius, Uytenbogaert, Bogerman, hoorden alleen Théodore de BèzeGa naar voetnoot2. De broeders Thoulouze en Sint-Aldegonde waren Kalvyn's huisgenooten, en hadden zijn onderrigt uit de eerste handGa naar voetnoot3.

Er is in 1566 wat woester of wat minder woest gebeeldstormd te Middelburg, Leiden, Delft, Amsterdam, Den Bosch, Utrecht. Geen andere daad heeft, in dezelfde mate, het revolutionair karakter der beweging aan het licht doen komen; getuige de ontsteltenis der landvoogdes, die voor hare persoonlijke veiligheid uit Brussel naar Bergen vlugten wilde, en 's konings wraak over de godlasterlijke heiligschennis. Het was eene besmettelijke razernij die met de snel-

[pagina 210]
[p. 210]

heid van een elektrieken schok van de eene stad oversloeg naar de andere. Maar de galvanische batterij werd geladen te Antwerpen, en het waren de beeldstormende Antwerpenaren die de onoverkomelijke kloof groevenGa naar voetnoot1.

De geuze-scheldnaam, in de geschiedenis een eeretitel geworden, is het eerst te Brussel vernomen. Zijne etymologie wijst naar het fransch-sprekend Zuiden: in het Noorden zou men schooijer of landlooper gezegd hebbenGa naar voetnoot2. De admiralen der watergeuzen, Dolhain, Lumbres, Lumey, waren zuidnederlandsche edelenGa naar voetnoot3. Één beroemd vice-admiraal, Blois van Treslong, evenzoo. Blois was een afstammeling van den half henegouwschen graaf Jan die in de tweede helft der 14de eeuw Schoonhoven en Gouda regeerde; Treslong eene henegouwsche heerlijkheid, indertijd geschonken aan den oudsten natuurlijken zoon van dien vorstGa naar voetnoot4. Men kan er Lodewijk en Karel van Boisot bijvoegenGa naar voetnoot5.

Gewigtige diensten werden aan Zeeland en Holland bewezen door de kalvinistische vlugtelingen uit Vlaanderen, Brabant, en verdere zuidelijke provincien. Met achterlaten van de asch hunner trouwe Klaartje's en trouwe Margareta's, zijn deze ballingen in het Noor-

[pagina 211]
[p. 211]

den hunne walsche gemeenten komen stichten, die voor de tweede maal, door de herroeping van het Edikt van Nantes eene eeuw daarna, het hare voor de algemeene nederlandsche beschaving zouden doen. Zij schonken aan de Zeven-Provincien schrijvers als Van Meteren en Van ManderGa naar voetnoot1; aan Dordrecht den stamvader der Vossiussen; aan Amsterdam en Leiden geleerden als Heinsius, Stevin, Plancius, Van Baerle; aan Amsterdam en Middelburg geniale kooplieden als De Moucheron, Isaäc Lemaire, Jaques Lemaire, en UsselincxGa naar voetnoot2. En dit niet alleen. Tengevolge hunner gebreken zelf, of hetgeen in gewone tijden daarvoor zou doorgegaan zijn; hunner kalvinistische onverzettelijkheid, hartstogtelijkheid, haatdragendheid, en dweepzucht; is tot het vestigen der nieuwe en revolutionaire orde van zaken in het Noorden krachtig door hen bijgedragenGa naar voetnoot3.

Dit blinken echter was niet alles goud, en onze

[pagina 212]
[p. 212]

hulde aan het Zuiden moet binnen de grenzen blijven.

Was het omdat het Noorden vóór 1572 zulk eene weelde nog niet gekend had als waarvan sedert honderd jaren en langer, onder de graven van Vlaanderen en de hertogen van Bourgondie, de zuidelijke gewesten overvloeiden?Ga naar voetnoot1 Had onder het volk daarginds de rijkdom verwijfdheid doen ontstaan? Waren de Noordelijken kloeker, soberder, geharder? Iets van dien aard vernamen wij reeds, of werden op weg gebragt het te vermoedenGa naar voetnoot2.

Zagen in het Zuiden de burgers en de edelen tegen de toepassing van het kalvinisme in het leven op? Vreesden zij dat door de puriteinsche tucht van Genève hun bestaan te mistroostig worden zou, te vreugdeloos, te grijs? Sommige verwijten van Filips van Marnix aan de eenmaal vurige maar weldra verflaauwde kalvinisten van Brabant, Vlaanderen, en Henegouwen, zouden het bijna doen geloovenGa naar voetnoot3.

[pagina 213]
[p. 213]

Mogelijk ook zat bij de Zuidelijken de schrik voor de beeldafwerpers en de boschgeuzen er te zeer in, en bleef men daar, onder het juk van welopgevoede lieden, in godsnaam liever roomsch, dan de anarchie te gemoet te gaan onder het wanbestuur van gereformeerde vandalen en vagebondenGa naar voetnoot1.

Hoe dit zij, betrekkelijk spoedig gaf het Zuiden de voorkeur aan een vergelijk met Spanje, en ging naar de verleidelijke voorstellen van Parma luisteren. De

[pagina 214]
[p. 214]

burgers van Antwerpen verduurden in 1585 voor hunne stad niet half zoo veel leed als in 1574 de burgers van Leiden voor de hunne uitgestaan haddenGa naar voetnoot1. De meeste onderteekenaren van het Compromis der Edelen, vooraan de mannen van het Zuiden, werden hunne eerste liefde ontrouwGa naar voetnoot2. Zonder de volharding van het Noorden zou de tachtigjarige oorlog reeds vóór het twintigste jaar geëindigd zijn; en geëindigd met het muilbanden der opstandelingenGa naar voetnoot3.

Het land van Rubens, wilde ik zeggen, kan slechts tot zekere hoogte, wanneer men enkel met de eerste opwellingen rekening houdt, het vaderland der geuzen genoemd worden. Door andere middelen en langs andere wegen is het in later tijd op zijne beurt tot aanzien gekomen. Het eenig volledig geuzeland der 16de en 17de eeuw, indien men er roem op draagt daarvoor te boek te staan, is het land van Rembrand geweest.

voetnoot1
Over Guy de Brès bij Vinke, Libri Symbolici Ecclesiae Reformatae Neerlandicae, 1846, Voorrede bladz. xi vgg.
voetnoot1
Levendige schildering van het sneuvelen van Jan, heer van Thoulouze, bij A.S.C. Wallis, In Dagen van Strijd, 1878, III 129-140. - R. Fruin, Voorspel van den tachtigjarigen oorlog, Gids 1860, I 426 vg. - Filips, in Van de Beelden afgheworpen in de Nederlanden in Augusto 1566: ‘Het is een vermeten ende opgheblasen oordeel van degenen die hen niet schroomen de levende beelden Godts des Heeren, haere eyghene broeders, wreedelick te verdoemen, by dien slechts dat sy de houte ende steene leeflose blocken ende afgodenbeelden oft kinderpoppen moghen eenichsins verschoonen ende verdedighen.’ Bij Van Toorenenbergen, I 34.
voetnoot2
J. de Wal, Nederlandsche Studenten te Heidelberg en te Genève. Mij van Letterkunde 1865, bladz. 59 vgg. der Mededeelingen.
voetnoot3
Véritable récit des choses passées ès Pays-Bas, Leuven, 1578. Bij Th. Juste, Vie de Marnix, bladz. 5.
voetnoot1
Berijmd overzigt, door een roomsch-katholiek tijdgenoot, bij Van Vloten, Ned. Geschiedzangen, I 280 vgg.
voetnoot2
De tijdgenoot Kiliaen op Gheus: ‘Dictio gallica, sive potius walonica, olim obscura et Teutonibus ignota, nunc vero cet.’ - Geuzenappen, en geuzepenningen met fransche randschriften, bij Van Loon, Ned. Historiepenningen, 1723-1731, I 83, 85.
voetnoot3
Hiervóór, bladz. 55. Noot.
voetnoot4
Hiervóór, I 106 vgg.
voetnoot5
Over Louis de Boisot bij R. Fruin, Beleg en Ontzet van Leiden, 1874, bladz. 93 vgg.
voetnoot1
Van Mander volgde meer dan hij voorging, I 673 vgg.
voetnoot2
De Jonge Jr., Opkomst van het Nederlandsche Gezag in Oost-Indie, 1862-1878, I 57: ‘Het springt in 't oog dat bijna in elke groote onderneming dier dagen in Noord-Nederland, onder de eerste aanleggers minstens één Zuid-Nederlander wordt aangetroffen; en het aandeel der uitgewekenen in de beoefening der wetenschappen was niet minder groot.’
voetnoot3
Zuidnederlandsche kalvinisten als Daniel Heinsius, Usselincx, Plancius, Johannes Lemaire, waren onder de vurigste tegenstanders van Oldenbarnevelt en De Groot. - Bakhuizen van den Brink, Studien en Schetsen, II 13: ‘De oude geuzen splitsten zich in twee partijen: de vreemdelingen, van elders hier gekomen, kozen voor het grootste gedeelte met ijver de zijde der kontraremonstranten, en tot zelfs in de laagste klassen drong de verbittering door.’
voetnoot1
Commynes, over de landen van den in 1476 gesneuvelden Karel den Stoute: ‘Je cuyde avoir veu et congneu la meilleure part d'Europe; toutesfois n'ay je congneu nulle seigneurie, ne pais, tant pour tant, ny de beaucoup plus grant estendue encores, qui feust si habondant en richesses, en meubles et en ediffices, et aussi en toutes prodigalitez, despences, festyemens, chieres, comme je les ay veu pour le temps que j'y estoye.’ Mémoires, 5de Boek, 9de Hoofdstuk, bladz. 348 van Chantelauze's uitgaaf, 1881.
voetnoot2
Hiervóór, bladz. 26 vg. Opmerkingen van Hadrianus Iunius.
voetnoot3
‘Bevinden wy in ons dat wy, na de ontfangen kennisse des Euangeliums, in den geest onzes verstants vernieut zijn geworden tot den evenbeelde des nieuwen menschen, die na God geschapen is in gerechticheyt ende waerheyt? Ter contrariën, wy hebben even seer met den kinderen der werelt geloopen in alle dertelheyt begeerlicheyt, dronckenschap, gulsicheyt, ongebondenheyt, brasserijen, bancketterijen, pomperijen ende wulpsicheyt: so dat tusschen de allerongebondenste kinderen der wereld ende ons schier geen onderscheyt van alsodanige dingen geweest en is, behalve alleene so wanneer het ons aende macht ende middelen ontbroken heeft’. Filips van Marnix, Trouwe Vermaninge aen de Christelicke Gemeynten van Brabant, Vlanderen, Henegou, ende andere omliggende landen, 1589. - Bij Van Toorenenbergen, I 536 vg.
voetnoot1
‘Zou dit niet toe te schrijven zijn aan de rechtmatige vrees voor nieuw geweld van de zijde der kalvinisten? aan den haat van alle, zelfs gematigde katholieken tegen de onverdraagzamen, die voor vrijheid van godsdienst heetten te strijden, maar alleen vrijheid voor zich verlangden en haar niet aan anderen gunden? En gaf niet hetgeen tusschentijds was gebeurd aanleiding om ze in die vrees, in dien haat, te stijven? Wat was het hoofdwerk der ballingen geweest, die op naam van den Prins den nationalen strijd heetten voort te zetten? Behalve plunderen: kerkverwoesting en priestermoord. Hoe waren niet in Holland en Zeeland de katholieken weldra beroofd van alle gezag, zelfs van vrije godsdienstoefening; hoe hadden zelfs niet de Staten van Holland, die toch waarlijk niet tot de onverdraagzaamste kalvinisten behoorden, maar als poedig voor libertijnen doorgingen, aangedrongen op het weren der katholieke religie, alsof elk katholiek een vijand der natie, een vriend van Spanje en der inquisitie was!’ P.L. Muller, Gids 1873, I 368 vg.
voetnoot1
Marnix in zijn Brief Récit de l'estat de la ville d'Anvers, 1585. Bij Th. Juste, bladz. 162 vg., 180 vg.
voetnoot2
‘Entscheidung in den Niederlanden’ bij Ranke, hiervóór bladz. 21 noot 1. - R. Fruin, Voorspel, Gids 1860, I 405.
voetnoot3
Oordeel der Noordelijken over de waarde van Spanje's aanbie dingen bij Van Lummel, Geuzeliedboek No 61:
 
Een Spaensch pardoen dat hout soo vast
 
Als een open hant vol vlieghen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken