Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land van Rembrand (1882-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land van Rembrand
Afbeelding van Het land van RembrandToon afbeelding van titelpagina van Het land van Rembrand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.34 MB)

ebook (4.11 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/geschiedenis/Opstand


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land van Rembrand

(1882-1884)–Cd. Busken Huet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Studiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Tweede deel (tweede helft)]

Derde hoofdstuk.
De wetenschappen en de letteren.

I [Het protestantisme en de wetenschap]

De geschiedenis der wetenschappen in Nederland gedurende de 17de eeuw; der natuurkennis, inzonderheid; is de geschiedenis van het vreedzaam maar onvrijwillig zamenwonen, onder één dak, van twee tegenstrijdige wereldbeschouwingen: de aanvankelijk zegevierende welke zich op goddelijke openbaringen beriep, en de aanvankelijk onderliggende van het waarnemen en het nadenken door den mensch alléén.

Hoe bedriegelijk in den aanvang de schijn der goede verstandhouding tusschen de eene en de andere was, dit viel, geheel Europa door, in de 16de eeuw op te merken, van het oogenblik dat het protestantisme eene magt werd.

Met de letteren kon de hervorming in de meeste

[pagina 2]
[p. 2]

gevallen het zeer wel vinden. Voor haar uitleggen van den bijbel moest zij goed hebreeuwsch en goed grieksch verstaan. Zij behoorde leesbaar latijn te schrijven, om met gezag de roomsche theologen te kunnen wederleggen; de roomschgezinde regtsgeleerden en geschiedvorschers.

Ten einde oor en hart van het algemeen te winnen, moest zij daarenboven zoo niet de studie, althans de praktische beoefening der verschillende landstalen zich tot taak stellen. Het volk moest geholpen worden aan nieuwe overzettingen der Heilige Schrift, nieuwe geloofsbelijdenissen en katechismussen, nieuwe gezangen psalmbundels, eene nieuwe stichtelijke lektuur, eene nieuwe polemische bibliotheek.

Door dit alles bekwam het protestantisme-zelf een sterksprekenden letterkundigen draai of trek; en het is geen wonder dat al de voornaamste hervormers, de eenen in meerdere, de anderen in mindere mate, wat den algemeenen vorm hunner beschaving aangaat tevens humanisten geweest zijn; geleerden uit de school der renaissance welke de klassieke studien weder in eere gebragt had.

Maar die zin voor het litterarische was niet hetgeen wij, in onze dagen, met liefde voor de wetenschap bedoelen. Het protestantisme haatte of beklaagde eigenlijk de wetenschap, of wantrouwde haar, en volgde uit de verte het katholicisme daarin na.

Iemand die in ons midden het eerst de wet ontdekte waarnaar in de menschelijke long de bloedsomloop zich regelt, zou, onafhankelijk van zijne denkwijze in het godsdienstige, het wijsgeerige, of het

[pagina 3]
[p. 3]

staatkundige, voor een sieraad der 19de eeuw aangezien en naar evenredigheid geëerd worden. Kalvyn daarentegen liet in 1553, ter wille van stoute theologische ontkenningen, op het leerstuk der Drieéénheid betrekking hebbende, Michael Servet in Zwitserland levend verbranden, na vooraf hem verklapt te hebben aan de Inquisitie in FrankrijkGa naar voetnoot1.

Was het omdat hij voor Servet's genie met ev en weinig eerbied vervuld was, als Robespierre daarna voor de muze van André Chénier? Of ontkende hij het bewonderenswaardige in de gaven van zijn slagt-offer niet, maar gevoelde hij des te meer deernis voor den verdoolde, en wilde hij, door hem de gelegenheid tot voortgaan in het zondigen te benemen, voor zoover mogelijk hem van het goddelijk doemvonnis redden? De eene onderstelling maakt het verschil der tijden niet minder tastbaar dan de andereGa naar voetnoot2.

[pagina 4]
[p. 4]

Luther en Melanchthon verbazen ons door hun even vijandig als geesteloos en oppervlakkig oordeel over het stelsel van Copernicus, en worden te dien aanzien door Erasmus beschaamd.

Het is waar dat, toen Copernicus' hoofdwerk, waarvan het eerste exemplaar in Mei 1543 hem op zijn sterfbed werd aangeboden, het licht zag, Erasmus reeds sedert een half dozijn jaren niet meer onder de levenden behoordeGa naar voetnoot1. Hij kan alleen het uittreksel gekend hebben, dat geruimen tijd vóór den volledigen druk, in een of meer afschriften onder verschillende geleerden van hand tot hand was gegaanGa naar voetnoot2.

Hoewel Copernicus goed roomsch en in het hertogdom Pruissen met eene hooge kerkelijke waardigheid bekleed was, gaven zijne denkbeelden over het draaijen der aarde om eene stilstaande zon, den orthodoxen

[pagina 5]
[p. 5]

onder de oudgeloovigen aanstoot. Of hij al zocht zich te dekken door het toedenken van zijn boek aan paus Paulus III, het baatte niet. Door voormalige roomsche vrienden en boezemvrienden, zijne eigen religionsverwanten, werd hij verketterd. Doch Erasmus, tot wien het gerucht dezer ergernis doordrong, liet zich niet van zijn stuk brengen. Te zeer dilettant in de mathematische wetenschappen om met gezag uitspraak te kunnen doen in het geschil, eerbiedigde hij niettemin den buitengewonen geest, en vermaande tot een zachtmoedig oordeel over den voorbarig van ongeloof betichteGa naar voetnoot1.

Luther daarentegen, hetzij hij inderdaad wetenschappelijke bezwaren had, of alleen duchtte dat het doordringen van Copernicus' gevoelen bedenkelijke scheuren in het pas weder gaaf geworden volksgeloof zou doen ontstaan, Luther weerde het stelsel hooghartig af. Hij spreekt met geringschatting over ‘een nieuwen astroloog’ die bewijzen wilde dat niet de hemel of het firmament, niet de zon en de maan, zich reppen en een kring beschrijven, maar de aardeGa naar voetnoot2.

[pagina 6]
[p. 6]

‘Even goed zou iemand die in een wagen of aan boord van een schip voortbewogen wordt’, draaft hij door, ‘het er voor kunnen houden dat niet hij van plaats veranderde, maar de aarde en de boomen om hem heen. Doch zoo gaat het tegenwoordig in de wereld: wie den naam wil hebben van knap, die moet voor den dag komen met iets van zijn eigen maaksel, en alleen wat hij maakt is puik. De geheele astronomische wetenschap wil die gek onderstboven keeren! Maar, zooals te lezen staat in de Heilige Schrift, Jozua beval de zon stil te staan, niet de aarde’.

Bij Melanchthon vindt men deze zelfde spinrokvertoogen, Luther aan tafel in de moedertaal ontsnapt, terug in akademisch latijn. In een handboek bij de beoefening der fysica wijdt hij een hoofdstuk aan de vraag: Wat heeft men onder wereldloop te verstaan?, en polemiseert daar tegen Copernicus. ‘Het getuigenis onzer oogen wijst uit,’ zegt hij, ‘dat in den tijd van vierentwintig uren de hemel zich ééns omwentelt; hoewel er lieden gevonden zijn die, uit nieuwigheidszucht of om van hunne schranderheid te doen blijken, hebben beweerd dat het de aarde is die draait. Ook

[pagina 7]
[p. 7]

rekenen zij de aarde onder de sterren; en meer kortswijl van dit gehalte. Het laatste is niet nieuw. Nu, virtuozen staat het vrij allerlei te verzinnen, ten einde hun vernuft of dat van anderen te scherpen; maar het is noch voegzaam, noch van een goed exempel, stellingen te verkondigen welke klaarblijkelijk tegen het gezond verstand indruischen.’Ga naar voetnoot1.

Wetenschappelijke tegenbewijzen worden door Melanchthon niet aangevoerd, zooals in dien zelfden tijd door Tycho Brahe gedaan werd, en later door Bacon. Behalve het algemeen gevoelen, en het getuigenis der zinnen, brengt hij slechts teksten bij: plaatsen uit de Psalmen en uit den Prediker, waar uitdrukkelijk het tegendeel gezegd wordt van hetgeen Copernicus leerdeGa naar voetnoot2. Ook bedient Melanchthon zich van de sluitrede: Het middenpunt van wentelende cirkels is onbewegelijk; de aarde is het middenpunt van den wentelenden cirkel der wereld; derhalve staat de aarde stilGa naar voetnoot3.

Het zonderlingst is dat deze buitengewone man, zoo

[pagina 8]
[p. 8]

geleerd, welsprekend, en spreekwoordelijk gematigd of zachtzinnig, niet alleen zich boos maakt over de nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen zijner eeuw, maar gewenscht zou hebben dat de ontdekkers door de gestelde magt tot de orde geroepen waren.

Zinspelend op de gewaande nationaliteit van Copernicus, dien hij wegens toevallige betrekkingen met Krakau niet voor een Pruis maar voor een Pool hield, schrijft hij in 1541 aan een vriend: ‘Sommigen wanen, gelijk die poolsche astronoom die de aarde laat draaijen en de zon stilstaan, zich bijster te onderscheiden door het opvijzelen van ongerijmdheden. Op mijn woord, wijze gouvernementen behoorden de geniale buitensporigheid onzer tijdgenooten te fnuikenGa naar voetnoot1.’

Hier spreekt geheel dezelfde Melanchthon die naderhand instemming betuigen zou met het ter dood brengen van Servet door KalvynGa naar voetnoot2. De reformatoren, als ik zeide, hadden een afkeer van de wetenschap. Naar het voorbeeld der Inquisitie en der jezuieten beschouwden zij haar als onrein vuur op het altaar. Protestantisme en katholicisme vormden, zoo wij oordeelen de vrije

[pagina 9]
[p. 9]

gedachte voor een licht te moeten houden, één korenmaat of domper. God, die voormaals door de profeten en de apostelen gesproken had, had in den jongsten tijd dit nogmaals gedaan door de weder tot aanzien gebragte heilige boeken van het Oude- en het Nieuwe-Testament. De menschen betaamde het, zich daarmede te vergenoegen, en niet wijs te willen zijn buiten of boven hetgeen geschreven stond. Werden er kwanswijs wetenschappelijke nieuwlichters onder hen gevonden, die zoomin door syllogismen als door kwinkslagen te bewegen waren tot zwijgen, men was goddank in protestantsche landen tegen de lieden dezer soort welgewapend. De overheid, zeide de brief van den apostel Paulus aan de Romeinen, droeg het zwaard niet te vergeefsGa naar voetnoot1.

voetnoot1
Flourens, Journal des Savants, April 1854: ‘Comment une découverte de pure et profonde physiologie se trouve-t-elle dans le livre sur la Restitution du Christianisme (Servet, Christianismi Restitutio, 1553, Vienne-en-Dauphiné)? Quand on jette un coupd'oeil sur les écrits de Servet, on s'aperçoit bien vîte du parti qu'il a pris, en théologie, de s'attacher uniquement et obstinément au sens littéral. L'Écriture dit que l'âme est dans le sang, que l'âme est le sang même. Alors, dit Servet, pour savoir comment se forme l'âme, il faut voir comment se forme le sang; pour savoir comment il se forme, il faut voir comment il se meut. Et c'est ainsi que, à propos de la Restitution du Christianisme, il est conduit à la formation de l'âme, de la formation de l'âme à celle du sang, et de la formation du sang à la circulation pulmonaire.’
voetnoot2
Théodore de Bèze (Nicolas Colladon), Vie et Mort de Maître Iean Calvin, 1563: ‘Où est ceste cruauté? Un seul Servet a esté mis au feu. Et qui en fut jamais plus digne que ce malheureux, ayant par l'espace de trente ans, en tant et tant de sortes blasphemé contre l'éternité du Fils de Dieu, attribué le nom de Cerberus à la Trinité des trois personnes en une seule essence divine, aneanti le baptesme des petits enfans, accumulé la plus part de toutes les puantises que jamais Satan vomit contre la verité de Dieu, seduit une infinité de personnes, et pour le comble de malediction, n'ayant jamais voulu ni se repentir, en donnant lieu à la vérité par laquelle tant de fois il avoit été convaincu, ni donner esperance de conversion?’
voetnoot1
De revolutionibus orbium caelestium, Neurenberg 1543, Bazel 1566, Groningen 1617. - Deze en verdere bijzonderheden uit Leopold Prowe, Nicolaus Coppernicus, 1883, I en II. - Over de afkomst van Copernicus, en over het schrijven van zijn naam met pp, in Prowe's 1ste Deel, 1ste Boek. - Emil du Bois-Reymond, Drei Reden, 1884: Darwin und Kopernicus.
voetnoot2
Titel van dit excerpt: Commentariolus de hypothesibus motuum caelestium, 1531-1539.
voetnoot1
Prowe, II 379, noot: ‘Giese hatte eine Schutzschrift, die nur handschriftlich verbreitet war, abgefasst; wir wissen dies durch Broscius. Letzterer hat nämlich in das ihm einst angehörige Exemplar des Werkes De revolutionibus orbium caelestium, welches gegenwärtig auf der Universitäts-Bibliothek zu Krakau aufbewahrt wird, die Notiz eingetragen: “Vide hyperaspisten Tidemanni Gisii Episcopi Culmensis ad Nicolaum Copernicum nondum typis excusum ubi etiam sententiam Erasmi Roterodami de Copernico ipse Tideman refert valde mansuetam”’.
voetnoot2
Bladz. 2260 van Luther's Tischreden, uitgaaf van Walch: ‘Es ward gedacht eines neuen Astrologi, der wollte beweisen dass die Erde bewegt würde und umginge, nicht der Himmel oder das Firmament, Sonne und Mond; gleich als wenn einer auf einem Wagen oder in einem Schiff sitzt und bewegt wird, meynete, er sässe still und ruhete, das Erdreich aber und die Bäume gingen und bewegten sich. Aber es gehet jetzt also: wer da will klug sein, der muss ihm etwas eigenes machen, das muss das allerbeste sein, wie er's machet! Der Narr will die ganze Kunst Astronomiä umkehren! Aber wie die heilige Schrift anzeigt, so hiess Jozua die Sonne still stehen und nicht das Erdreich’.
voetnoot1
Hoofdstuk: Quis est motus mundi? in Melanchthon's Initia doctrinae physicae: ‘Oculi sunt testes coelum circumagi viginti quatuor horis. Sed hic aliqui, vel amore novitatis, vel ut ostentarent ingenia, disputarunt moveri terram. Terram etiam inter sidera collocant, nec recens hi ludi conficti sunt. Etsi etiam artifices acuti multa exercendorum ingeniorum causa quaerunt, tamen adseverare palam absurdas sententias non est honestum et nocet exemplo.’
voetnoot2
‘Psalmus clarissime affirmat moveri solem. Et Ecclesiastes in primo capite inquit: Terra autem in aeternum stat, oritur sol et occidit.’ Initia doctrinae physicae.
voetnoot3
‘In circuli circumvolutione constat manere immotum centrum. Sed terra est in mundi medio ac velut centrum mundi. Est igitur immota.’ Initia doctrinae physicae.
voetnoot1
Melanchthon aan Burkhard Mithob, 1541: ‘Quidam putant esse egregium katorthoma rem tam absurdam exornare, sicut ille Sarmaticus Astronomus qui movet terram et figit solem. Profecto sapientes gubernatores deberent ingeniorum petulantiam cohercere.’ - Bij Prowe, Nicolaus Coppernicus, II 231 vgg., aanteekeningen.
voetnoot2
Théodore de Bèze (Nicolas Colladon), Leven van Kalvyn, over het aan Servet voltrokken vonnis: ‘Et s'il en faut venir aux jugemens des Eglises, qui ne doit plustot approuver ce que les Eglises de toute l'Allemagne, et nommément Philippe Melanchthon renommé pour sa douceur, en a non seulement dict, mais aussi publié par escrit, à la louange d'une telle et si juste execution?’
voetnoot1
Brief aan de Romeinen, xiii 1 vgg.: ‘Er is geene magt dan van God, en de magten die er zijn, die zijn van God verordend. Wilt gij nu de magt niet vreezen, doe het goede, en gij zult lof van haar hebben. Maar indien gij kwaad doet, zoo vrees; want zij draagt het zwaard niet te vergeefs.’ Staten-vertaling.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken