Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land van Rembrand (1882-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land van Rembrand
Afbeelding van Het land van RembrandToon afbeelding van titelpagina van Het land van Rembrand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.34 MB)

ebook (4.11 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/geschiedenis/Opstand


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land van Rembrand

(1882-1884)–Cd. Busken Huet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Studiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw


Vorige Volgende

XXXI [P.C. Hooft. De geschiedschrijver]

Gelijk men zien kan uit de twee proeven van minder omvang, het leven van Hendrik IV en de lotgevallen van het Huis Medici, werd Hooft bij de keus zijner onderwerpen door een juisten historischen blik geleid. Eene natuurlijke neiging deed hem zijne belangstelling rigten op hetgeen deze bovenal verdiende. In de nieuwere geschiedenis van Europa, onmiddellijk vóór hem, was buiten Nederland niets zoo nieuw geweest, zoo verrassend, of van zoo ver uitziende gevolgen, als het rijk der Medici in Italie en daarna de wordende nationale eenheid der FranschenGa naar voetnoot1.

Het staat bij hem vast dat sedert de woelingen en den worstelstrijd der midden-eeuwen, gevolgd op het ineenzakken van het romeinsche rijk, de ordelijke ge-

[pagina 222]
[p. 222]

schiedenis van Europa eigenlijk eerst begonnen is met de opkomst van den franschen koning wiens leven hij gaat vertellen en wiens jongere tijdgenoot hij wasGa naar voetnoot1.

Bij weinig historieschrijvers van toen, in en buiten Nederland, zal men zulk een veelbeteekenend woord als dat van Hooft aantreffen, waar hij op het roomsch worden van Hendrik IV terugkomt. ‘'t Geen op zijn lóf te zeggen valt’, schrijft hij van den koning, ‘is dat hy eens door dwang, andermaals willens, der Gereformeerde belijdenis versaakt heeft: daar hy Gode alleen reekening van schuldigh was ende geene menschen zich qualijk by bevonden hebben’.Ga naar voetnoot2

Hooft besefte dat Europa in zijne dagen met het oplossen van een nieuw vraagstuk te doen had, en de vorsten, buigend voor het beginsel dat het algemeen welzijn de hoogste wet is, liever dan ijzer met handen te willen breken en voor het kleiner kwaad der verdraagzaamheid het grootere der geloofsvervolging in de plaats te stellen, naar die wet zich hadden te voegen.

Nieuw was het onderwerp niet, voorwaar, welks behandeling de taak van Hooft's leven worden zou: de nederlandsche vrijheidsoorlog. Weinig minder dan vijftig pennen, erkende de schrijver in zijne opdragt aan den regerenden Stadhouder, hadden er zich reeds

[pagina 223]
[p. 223]

op afgesloofd. Zelfs meende hij verschooning te moeten vragen dat hij het nogmaals aandurfdeGa naar voetnoot1. Maar eene soortgelijke overweging als wij in de prolegomena van het Regt van oorlog en vrede aantroffen, zweefde ook Hooft voor den geest, en schier met dezelfde woorden had hij De Groot kunnen nazeggen: ‘Velen vóór mij hebben beproefd op de historische wetenschap den kunstvorm toe te passen; door niemand der onzen is dit volvoerd’.Ga naar voetnoot2

Werkelijk bestond er voor zijn navolgen van Tacitus geen andere reden; al had hij even goed, zooals De Groot opmerkte, zich naar Thucydides of Sallustius kunnen rigten. Eene fraaije geschiedenis wilde hij schrijven; een boek van letterkundige waarde; iets van beteekenis voor de taal van zijn land; een werk hetwelk den nakomeling er roem op zou doen dragen tot den nederlandschen stam te behoorenGa naar voetnoot3.

Bovendien had hij het oog op de tijdgenooten; ik bedoel op de leden zijner eigen kaste, de nieuwe aristokraten, door de omwenteling souvereinen geworden.

Wij kinderen der 19de eeuw, opgevoed in de vreeze van den kleinen man, zonder het te willen of te weten hovelingen van het gemeen, nemen ligt aanstoot aan Hooft's vrijmoedig oordeel over dezen lageren

[pagina 224]
[p. 224]

stand der maatschappijGa naar voetnoot1. Blijkbaar echter is hij slechts door een hoogeren willen gelezen worden. De fout der Spanjaarden was geweest, ondanks hun onmiskenbaren aanleg voor het regeren, niet geweten te hebben op welke wijze ‘poorterlijke ontsteltenissen’ moeten behandeld worden. Een klein getal nederlandsche stadsregenten, meestal niet-riddermatige en niet-edelboortige mannen, hadden getoond daarvan meer verstand te hebben dan zijGa naar voetnoot2. Voor die hollandsche regenten was de opstand eene bron van magt geworden; voor het land de bron der vrijheid, der orde, en der welvaart. Deze les mogt niet in het vergeetboek geraken. De zoonen moesten levendig beseffen dat ‘ook heedens-daeghs niet de minste kunst der steedsche regheeringhe in 't handelen en gerusthouden der meenighte bestaat’.Ga naar voetnoot3.

Van een gedrukten gids bij het uitoefenen dier kunst,

[pagina 225]
[p. 225]

zonder aanzien des persoons en zonder zwakheidGa naar voetnoot1, wenschte Hooft hen te voorzien; en dit doende bewees hij meteen eene dienst aan de algemeene zaak. De ondervinding had geleerd dat de Nederlanders misschien door dwang, maar zeker niet door gewetensdwang te regeren waren. Begeerden de burgemeesters in het bezit te blijven hunner magt; wilden zij niet ‘by aanstichting oft immers dapper toedoen des gemeenen mans’ op hunne beurt van het kussen gestooten worden, dan hadden zij vóór alles de vrijheid te eerbiedigen, de orde te handhaven, en de welvaart der republiek te bevorderen.

Moest ik de algemeenste dienst aanwijzen, door dit werk van Hooft aan de studie der geschiedenis in Nederland bewezen, - want het zooeven genoemde raakt enkel de praktijk, - ik zou zeggen: Hooft heeft voor zijne eeuw en voor het vervolg, door de eerbiedige soort van scepticisme die hem eigen is, onze historiografie van den preektoon verlost, en voor de oudtestamentische opvatting onzer historieschrijvers van het tijdvak, welke nooit meer dan één kant der dingen ziet, de veeloogige der renaissance in de plaats gesteld.

[pagina 226]
[p. 226]

Aitzema, de meest beteekenende na hem, heeft óók een eigen blik op de menschen en de dingen. Maar welk een blik! Braafheid, goedheid, geestdrift, - hij gelooft er niet aan. Alles op aarde draait volgens hem in den plompsten zin van het woord om het eigenbelang, en daarom alléén: ‘zijnde’, zegt hij, ‘natuerlick dat een yder jaeght en janckt na 't geen hy bemindt, ende een yder bemindt zijn interest. Ondertusschen is de beste raedt, dat men 't houdt met de sterckste: want alle macht is van Godt, ende die de macht heeft, die ghebruyckt se’.Ga naar voetnoot1

Zonder de beteekenis te willen verminderen der bekende plaats bij Hooft, waar deze een tamelijk volstrekt wantrouwen omtrent het bestaan eener onzigtbare zedelijke wereldorde aan den dag schijnt te leggenGa naar voetnoot2, moet ik toch doen opmerken dat dit bij hem er in geen geval veel toe doet. Zijn geloof in de zigtbare is des te vaster. Boven de lotgevallen van het Huis Medici ziet hij eene wet zweven, krachtens welke de misdaden en noodlottige slagen, in de geschiedenis dier geïmproviseerde italiaansche dynastie, tot heil des volks op de zedelijke verbetering der vorsten uitloopenGa naar voetnoot3. Zijn eerbied voor de menschelijke goedheid in

[pagina 227]
[p. 227]

het algemeen is onbegrensd, Daden van die soort worden met ingenomenheid door hem vermeld. Zelfs de ambtspligt moet volgens hem voor den pligt der barmhartigheid wijkenGa naar voetnootl. Het tegenovergestelde der leer van Aitzema.

Alles komt eigenlijk hierop neder dat Hooft, die de uitdrukking hero-worship niet kent en deugd noemt hetgeen wij genie heeten, in iedere orde van grootheid sympathie voor deze aan den dag legt. Hij bewondert schamele lieden die voor de vrijheid hun brood en hun leven overhebben; wakkere vrouwen, wonderen van huwlijksliefde verrigtend; mannen van welstand, die zonder zich een naam in de geschiedenis te maken, of te willen maken, daden van zelfopoffering voor het vaderland plegenGa naar voetnoot2. Niets trekt in Hendrik IV hem zoozeer aan als dat de koning veel minder aan de

[pagina 228]
[p. 228]

fortuin te danken heeft dan aan zijne uitstekende bekwaamhedenGa naar voetnoot1. Willem de Zwijger is zijn held, omdat de prins van Oranje, ter tinne toe, het gebouw van den jongen Nederlandschen Staat heeft opgetrokken niet-alleen, maar ‘alles met zoo gering een' hulpe van anderen, en onder 't geduurigh rammeyen des vijands op 't onbestorven metselwerk’.Ga naar voetnoot2

voetnoot1
Hendrik de Groote is afzonderlijk verschenen in 1626, en in één bundel met het Huis Medici herdrukt in 1671. - Uit den zamenhang blijkt dat dit laatste werk opgesteld of althans voltooid is kort na het bezoek van Maria Medici aan Amsterdam in 1638.
voetnoot1
‘Na zó lange verwarringen dunkt ons dat eerst by mans leven de geregeltheit zich weder heeft begost te zetten in de Staten van Europe’. Hendrik de Groote, aanhef. - Reis-Heugenis van P.C. Hooft, uit de jaren 1598-1601, achter het 2de Deel der Brieven door Van Vloten, Bijlage I.
voetnoot2
Henrik de Groote, bladz. 182 der uitgaaf van 1671.
voetnoot1
‘Zommighen moghte het wel vreemdt voorkomen enz.’ Opdragt aan Frederik Hendrik.
voetnoot2
Hiervóór, II2 159.
voetnoot3
Hooft's redevoering over de Waardigheid der Poëzie, 1617: ‘Opdat gelijck eertijds van seven steden gestreden is om Homerus tot haer burgher te hebben, alsoo, in toecomenden tijde, alle geslachten moghen wenschen, om dit te hebben tot haer vaederlandt.’
voetnoot1
Historien, 1ste Boek: ‘Groot voedsel zonder twyfel vonden deeze klappernyen onder 't graauw en schuim der gemeente, dat oft van den bedelzak leeft, oft dien tot voorlandt heeft; gelyk 't meestedeel der armen van quaade opvoedinge, woesten wandel, en stout in den bek is’. Bij Heeker, I 50.
voetnoot2
Schaduw- en lichtzijden van den spaanschen landaard: ‘Van de manieren der Spanjaarden, zoo stoffende, zoo opgeblaazen, - immers onder vreemden, - zoo bedekt van harten, ongemeenzaam en belghziek, stak yder de walghe. Daarentegen hunne altydts nuchtere bequaamheit, stemmighe deftigheit, ernstighe wakkerheit, gestadighe vlytigheit, beleggende zorghvuldigheit, moesten den naam van grimmigheit, grootsheit, schalkheit, baatzucht, eindthoudenheit, en, omdat ze den Nederlanderen niet zoo eighen of in den weghe waren, de deughden gelyken last van haat dragen, als de gebreeken’. Historien, 1ste Boek; bij Hecker, I 12.
voetnoot3
Historien, 6de Boek. Bij Hecker, I 396 vg.
voetnoot1
Klagt over het weifelen der amsterdamsche regering ten aanzien van de dagbladpers dier dagen: ‘De schotschriften en faamsmettende gedichten ginghen op alle straaten, markten, en maaltyden om: een waapen dat, zonder voordeel op zynen vyandt te haalen, gemerckt dat het eenen yghelyke eeven naa is, niet dan quaadt bloedt en verbittering maakt; maar (van eenen wereldwyzen man deezer eeuwe met recht voor teeken van zwakheit der regeeringe geschouwen) in onze stadt altyds verbooden, en altyds gebruyckt zal worden’. Historien, 2de Boek; bij Hecker, I 106.
voetnoot1
Lieuwe van Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh 1655-1669, III 841. - R. Fruin, Nijhoff's Bijdragen, N.R., III 218 vgg.
voetnoot2
‘Voorwaar, hoe ik dit en gelyk beloop [het oprigten van Alva's bloedraad] dieper in zie, hoe ik min gronds in de oordeelen Gods vind, en de tuimelende ongestaadigheit der menschelijke zaaken in allerley handel my meer voor de ooghen komt’. Historien, 4de Boek; bij Hecker, I 267.
voetnoot3
Slot van de Rampzaaligheden der verheffinge van den Huize Medicis: ‘Met zoo menigherlei ramp van wederstreeving, verjaaging, ballingschap, hoon, berooitheit, anxt, kommer, verraadt, vlught, vankenis, vermoordt te worden oft moorden, 't welk by de vroomen eeven ellendigh is, heeft de fortuin de verheffing van 't huis Medicis opgewogen; tot dat het, verouwlykt in de vorstlykheidt, allenskens verdraaghlijk werdt, en zijn voorspoedt draagen leerde’.
voetnootl
Uit den tijd van Alva's sententien en indagingen: ‘Twee Schouten bevind ik inzonderheit, die, versmaadende in deezen alle gevaar, om der goedhartigheit wille, eenen eeuwighen naam aan de nakomelingen verdient hebben: den eenen van Leide, Jan van Beerendrecht; den anderen van Monnikendam; maar niet, hoe hy geheeten werd’. Historien, 4de Boek; bij Hecker, I 275.
voetnoot2
‘Jaa daar waaren'er, die 't verdaadighen der vry- ende gerechtigheeden zoo heyligh hielden, dat het hun troost en gloory docht, daar voor naa schavot oft galgh te treeden. Ende kan ik met kennisse zeggen, dat by mangel van juiste annteekening, de heughenis gespilt is van verscheide doorluchtige daaden door donkere persoonen bedreeven’. Historien, 6de Boek; bij Hecker, I 378.
voetnoot1
Henrik de Groote, bladz. 1: ‘Als die ongelijk meer lichts van de deught dan van 't geluk ontfangen had.’
voetnoot2
Opdragt aan Frederik Hendrik. - Karakterschets van Willem I in het 20ste Boek; bij Hecker, IV 337 vgg.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Alle de gedrukte werken 1611-1738. Deel 4 en 5. Nederlandsche Historien


auteurs

  • over P.C. Hooft