Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lidewyde (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lidewyde
Afbeelding van LidewydeToon afbeelding van titelpagina van Lidewyde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lidewyde

(1868)–Cd. Busken Huet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 193]
[p. 193]

Achtste hoofdstuk

- ‘Luister eens, Kortenaer,’ zeide Dijk, toen de maaltijd afgeloopen was en Lidewyde zich was gaan kleeden, ‘uw oom heeft onwillekeurig eene dwaasheid gedaan door u dezer dagen aan mij te adresseren. Mijne gewone bezigheden zijn in den regel zoo menigvuldig niet, dat ik u niet behoorlijk te woord zou kunnen staan; en indien gij zes weken vroeger of zes weken later hier gekomen waart, zou ik onmiddelijk tot uwe dienst geweest zijn. Wat wordt vereischt om onze zaak in orde te brengen? Een paar bezoeken bij den kantonregter, eene konferentie of wat met mijn notaris, meer niet. Doch op dit oogenblik heb ik zelfs voor dat weinige geen tijd. Een ander en

[pagina 194]
[p. 194]

gewigtiger belang neemt in den loop dezer maand en tot in het begin der volgende al mijne vrije uren in beslag.’

- ‘Gij zijt kandidaat voor de Tweede Kamer.’

- ‘Hoe weet gij dat? Heeft mijne vrouw het u verteld? Die interesseert zich anders niet sterk voor zulke zaken.’

- ‘Neen, maar toen ik gisteren-ochtend hierheen reisde, is te T. een heer bij mij komen zitten, die u persoonlijk kende, en die mij zeide, dat hij naar M. moest om met u te spreken over uwe kandidatuur. Ik had hem nooit ontmoet, maar de geheele wereld kent den naam van Lefebvre, en toen ik hem verteld had dat ik insgelijks naar M. moest en eene zaak met u te vereffenen had, waren wij aanstonds goede vrienden.’

- ‘Een vreemd uiterlijk, niet waar? Men zou het hem niet aanzeggen dat hij zoo knap is. Hebt gij hem zien snuiven?’

- ‘Niet-alleen heb ik dat gezien, maar ik durf beweren dat hij van T. naar M. niets anders gedaan heeft als snuiven en praten. Om u de waarheid te zeggen, vond ik hem nog al vies. Met een grooten witten zakdoek vol ongeregtigheden veegde hij na iedere anekdote zich het voorhoofd af, en het beetje rappé dat niet aan zijne wangen bleef kleven vond logies tusschen de plooijen van zijn overhemd.’

[pagina 195]
[p. 195]

- ‘Maar hij zegt voortreffelijke dingen, vindt gij niet?’

- ‘Zoo voortreffelijk, dat ik somtijds moeite had hem te volgen. Hij schijnt verwonderlijk goed te huis te zijn in onze politiek.’

- ‘Dat is hij, en ofschoon hij zelden of nooit iets schrijft, oefent hij een grooten invloed uit. Maar om terug te komen op hetgeen ik zeggen wilde, gij zult, naar ik voorzie, niet veel lust hebben, hier te blijven totdat die verkiezing achter den rug is; en ik, ik kan, op mijn woord van eer, mij vóór dien tijd niet met u occuperen. Doch ik meen er iets op gevonden te hebben.’

- ‘En dat is?’ vroeg André.

- ‘Mijne moeder bevindt zich op dit oogenblik met mijne beide zusters in Engeland; haar huis, hier in de stad, is gesloten, en van dien kant heb ik u dus niets aan te bieden. Dit is evenwel geen onoverkomelijk beletsel. Mijn moeders beste vriendin, tegelijk eene zeer goede kennis van mijne vrouw, is eene oude ongetrouwde dame Steinmetz, die wij gewoon zijn freule Bertha te noemen. Wat dunkt u, indien freule Bertha, die niets omhanden en bij zich aan huis ruimte in overvloed heeft, uw meisje voor eene poos te logeren vroeg? Onze eigen woning, naar gij bemerkt, is tot uwe dispositie; gij zult jufvrouw

[pagina 196]
[p. 196]

Visscher ten huize van onze vriendin, die eene algemeen geachte en inderdaad hoogst achtenswaardige dame is, zoo dikwijls kunnen bezoeken als gij verkiest, en wat ons zelven betreft, het zal ons natuurlijk uitermate aangenaam zijn, kennis te maken met uwe aanstaande. Het overige kunt gij met Lidewyde bespreken.’

- ‘Indien Emma's ouders vrede hebben met dat plan, ik voor mij,’ riep André uit, ‘vind het alleraardigst. Gij zijt volkomen opregt, niet waar, wanneer gij mij verzekert dat ik u geen overlast doe, en niet minder wanneer gij mij waarborgt dat Emma door de vriendin uwer moeder goed ontvangen zal worden?’

- ‘Beste vriend, daarvan kan geene kwestie zijn. Freule Steinmetz is eene allerbeminnelijkste oude vrouw, die jonge meisjes niet-alleen niet haat, maar een bepaald zwak voor haar heeft. Zij zal het als een voorregt beschouwen, jufvrouw Visscher te kunnen herbergen. Belooft gij mij, de zaak bij uzelven rijpelijk te zullen overleggen? Ik verzeker u, dat het mij een pak van het hart zal zijn.’

- ‘Al hetgeen ik beloven kan, beloof ik. Waarlijk, het is mij eene alleraangenaamste verrassing, zoo vriendschappelijk door u bejegend te worden.’

- ‘Goed, dat eene is dus afgesproken. Gij zult met Lidewyde en Lidewyde zal met hare vriendin

[pagina 197]
[p. 197]

bepraten wat er gedaan moet worden om uw meisje te overreden. Verlangt gij, vooraf uwe opwachting te gaan maken bij freule Steinmetz, mijne vrouw zal u gaarne bij haar introduceren. Nu nog iets anders. De medicus van mijne vrouw, dokter Ruardi, is mijn intime vriend. Ware ik vrij, ik zou geen afstand doen van het genoegen, de honneurs der stad bij u waar te nemen. Doch nu dit niet gaat, is er niemand aan wien ik u met zulk een goed geweten overleveren kan als aan hem. Staat gij toe dat ik hem over u spreek en hem uw geval vertel? Hij is een uitmuntend mensch, en zijne konversatie zal u vast niet minder belang inboezemen dan die van uw reisgenoot Lefebvre.’

- ‘Kan ik dien heer een uur of anderhalf geleden hier in den tuin hebben zien wandelen?’

- ‘Meent gij Lefebvre?’

- ‘Neen, dokter Ruardi bedoel ik. Zoo noemt gij hem immers? Een welgemaakt jong man, donker van uitzigt, en geheel in het zwart gekleed.’

- ‘Juist. Ruardi komt dagelijks en op ieder uur van den dag bij ons aan huis. Zoo als ik zeide, hij is tevens mijn boezemvriend en de medicus van Lidewyde. Dus hebt gij hem reeds gesproken?’

- ‘Niet gesproken, maar gezien. Toen ik daareven op mijne kamer voor het venster stond, zag ik een dokterskoetsje heen en weder stappen op den straat-

[pagina 198]
[p. 198]

weg, en toen op hetzelfde oogenblik een vreemd heer den tuin doorging, begreep ik half en half dat die vreemdeling Lidewyde's dokter zijn zou. Gaat het mijnheer Ruardi zoo voor den wind, dat hij zulk keurig equipage houden kan?’

- O, Ruardi verdient met zijne praktijk geld als water en heeft bovendien fortuin van zich zelven en van zijne vrouw.’

- ‘Met wie is hij getrouwd?’

- ‘Op dit oogenblik is hij weduwnaar, maar eenige jaren geleden is hij korten tijd getrouwd geweest met een meisje uit onze patricische societeit. Hij had aan dat juffertje een uitmuntend huwlijk gedaan, en haar verlies is een zware slag voor hem geweest.’

- ‘Bedoelt gij daarmede dat hij zelf geen patricier is?’

- ‘Lieve vriend, wat zal ik op die vraag antwoorden? Mijn eigen vader was evenmin patricier als Ruardi het is, en alleen om zijn huwlijk is hij in dien kring toegelaten geworden. Toen ter tijd werd de fatsoenlijke wereld te M. nog als van ouds in twee helften verdeeld, de patriciers en de burgers, hoogmoed tegen hoogmoed. Doch sedert is, gelijk in vele andere dingen, ook daarin groote verandering gekomen. Tegenwoordig domineren hier handel en indusstrie, en de geboorte is op den achtergrond getreden.

[pagina 199]
[p. 199]

Evenwel is het daarom nog niet onverschillig voor een medicus, aan welke familien hij geparenteerd is. Vergenoeg u dus met de wetenschap dat gij aan de zijde van Ruardi overal welkom zult zijn... Hoe laat is het? Te drommel, ik moet naar de stad... Nu, tot van middag aan tafel. Morgen-ochtend hoop ik in de gelegenheid te zijn, Ruardi voor te bereiden op de kennismaking met u. Vergeet intusschen onze afspraak omtrent jufvrouw Visscher niet. Adieu.’

 

Ook zonder die aanbeveling zou André aan de gemaakte afspraak gedacht hebben. Het liep hem mede, vond hij, en de voorspoed heeft een goed geheugen. De kennismaking met Lidewyde te kunnen voortzetten en tevens met Emma vereenigd te zijn, dit was een kolfje naar zijne hand. Zoodra Lidewyde beneden kwam zou hij met haar over de zaak spreken. Dit was het voorname punt. Naar den dokter zou hij haar voorloopig niet vragen. Diens geheimen, zoo hij ze had, gingen hem niet aan; of indien later blijken mogt van wèl, zou het nog vroeg genoeg zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken