Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lidewyde (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lidewyde
Afbeelding van LidewydeToon afbeelding van titelpagina van Lidewyde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lidewyde

(1868)–Cd. Busken Huet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 305]
[p. 305]

Dertiende hoofdstuk

- ‘Sta op!’ zeide Dijk, voor het ledikant tredend, dat Lidewyde na Andre's vertrek weder opgezocht had. ‘Sta op, zeg ik u!’

Zij was verkleumd geweest, en het beste middel, had zij gedacht, om van den schrik te bekomen, dien André's hartstogtelijkheid haar had aangejaagd, was geweest, zich in hare dekens te wikkelen. Hoe dwaas van hem, haar de kleederen van het lijf te scheuren, nadat hijzelf aanmerking had gemaakt op hare bloote voeten! Doch nu zij geene koude meer gevoelde, vergaf zij hem zijne drift en dacht met welgevallen aan het tooneel van daareven. Alleen van zulk een minnaar, niet van een berekenend egoïst gelijk

[pagina 306]
[p. 306]

Ruardi, kon zij verwachten, dat hij niets en niemand ontzien zou. Wanneer het tot een tweegevecht kwam, zou André, die alles voor haar over had, in vollen ernst Dijk om het leven zoeken te brengen; en zijne meerdere bedrevenheid in het hanteren van wapenen zou de kans om daarin te slagen nog doen toenemen. Omtrent hetgeen zij daarna met hem zou aanvangen had zij nog niets bij zich zelve vastgesteld. Dit zou afhangen van de middelen, waarover zij na Dijks dood zou kunnen beschikken. André was haar medegevallen; doch niet in zoodanige mate, dat zij gebrek met hem zou willen lijden. Het deed haar geen leed, dat zij geene enkele voorzorg genomen had om hare betrekking tot hem voor Dijk te verbergen. Geheime minnarijen waren niet langer van hare gading, en met één overleg had zij twee oogmerken bereikt. Sproten daaruit voor André sommige gevaren voort, zij vergde niets van hem als hetgeen ieder man, die haar lief had, gaarne voor haar wagen zou. Bovendien was de vrees, dat Dijk overwinnaar blijven zou in den strijd, bijna hersenschimmig. Eenmaal op het terrein verschenen, zou Adriaan onmiddelijk zijne tegenwoordigheid van geest verliezen. Harerzijds zou zij, wanneer hij kwam om met haar te spreken, hem tot het uiterste drijven, en van hare liefde voor André zoo hoog opgeven, dat het gevoel van zijne minder-

[pagina 307]
[p. 307]

heid hem geheel en al demoraliseren zou.

- ‘Verstaat gij mij niet?’ vroeg hij, op nog barscher toon dan te voren. ‘Ik zeg u, dat gij op zult staan.’

- ‘Zeg gij mij eerst waar André zich bevindt,’ antwoordde zij. ‘Ik ben niet doof of slaap niet, en gij hebt verlof, minder luid te spreken.’

- ‘André is in goede handen.’

- ‘Belooft gij mij, dat hem geen leed geschieden zal? Hij is onschuldig. Indien ik hem niet aangemoedigd had, zou hij de oogen niet naar mij hebben durven opslaan.’

- ‘De onbeschaamde, die mij niet ontzag al gaaft gij u den eersten den besten prijs!’

- ‘Hij onbeschaamd? Zijne bescheidenheid is integendeel zoo groot, dat hij er zich mede vergenoegd heeft de opvolger van Ruardi te worden.’

- ‘Dat liegt gij. Ruardi's vriendschap voor mij zou hem het regt geven zich uw bittersten vijand te toonen; maar er is niemand die met meer verschooning over u spreekt dan hij.’

- ‘Het is waar, dat hij slechts enkele nachten in dit ledikant heeft doorgebragt, maar ik een des te grooter aantal in het zijne. Ten laatste walgde ik van hem, even als van u, en heb ik aan André de voorkeur gegeven.’

[pagina 308]
[p. 308]

- ‘Gij liegt; maar uwe fabelen zullen noch uzelve baten, noch André.’

- ‘Dat behoeft ook niet. Hij en ik, wij kunnen uwe bescherming ontberen. André is een gentleman.’

- ‘Veel geluk er mede!’

- ‘Ik heb hem lief, omdat hij in alles het tegenbeeld is van u.’

- ‘Ik gun hem uwe liefde. De genegenheid van lichtekooijen heeft nooit veel aantrekkelijkheid voor mij gehad.’

- ‘En ik kan mij levendig voorstellen, dat de onverschilligheid wederkeerig geweest is.’

- ‘In uwen mond is dat antwoord voegzaam. Zult gij opstaan?’

- ‘Ja, indien gij mij zegt waar André is.’

- ‘Dat raakt u niet.’

- Het is integendeel het eenige wat mij op dit oogenblik schelen kan!’

- ‘André is in den stal, bij Marcelis.’

- ‘In den stal?’

- ‘Ja. Ik heb Marcelis last gegeven hem zijne booze lusten te verleeren. Het is evenwel mogelijk dat hij zich nog in zijne kamer bevindt.’

- ‘Waarom?’

- ‘Omdat ik het in zijne keus gelaten heb, zich voor den kop te schieten, of kennis te maken met

[pagina 309]
[p. 309]

wapenen van minder allooi. Zulke knapen moeten loon naar werken ontvangen.’

- ‘Gij bluft. Al zou André zich van kant willen maken, hij zou niet kunnen. Ik weet zeker, dat hij geene pistolen bij zich heeft.’

- ‘Die kan hij missen. Ééne pistool is genoeg, en die heb ik hem verschaft. Denkt gij, dat hij er gebruik van maken zal?’

- En gij?’

- ‘Ik denk van neen.’

- ‘Gij beoordeelt hem naar uzelven.’

- ‘Misgeraden, ik beoordeel hem naar u. De schoot van ontuchtige vrouwen is het graf van den moed der jongelieden, zegt men. Doch mijn geduld is ten einde. Voor het laatst vraag ik u, of gij zult opstaan?’

Hij wilde haar bij den schouder grijpen, ten einde meer klem bij te zetten aan zijne tot hiertoe vruchteloos herhaalde vraag doch voor hij de hand naar haar had kunnen uitstrekken, vloog zij overeind. Voor het eerst in haar leven had zij in een woordenstrijd met haren man het onderspit gedolven. Keer op keer was hij er in geslaagd haar grievender te beleedigen dan zij hem; en de spijt over die teleurstelling, gevoegd bij de woede en den angst waarmede de gedachte aan André's hopeloozen toestand

[pagina 310]
[p. 310]

haar vervulde, deed haar zichzelve zoozeer vergeten, dat zij Adriaan met hare vlakke hand een luidklinkenden slag in het aangezigt toebragt.

Die slag besliste over hetgeen Lidewyde dezen nacht wedervaren zou. Adriaan toch was niet teruggekomen met het stellige voornemen om haar te tuchtigen, en hij had zijne zweep alleen bij zich gestoken, ten einde een middel van bedreiging bij de hand te hebben. Hij zou tevreden zijn geweest, indien zij eenig leedgevoel of eenige schaamte aan den dag gelegd had; ja zelfs, mits zij geene enkele poging aanwendde om weder aanspraak op zijne genegenheid te verwerven, zou hij met haar in overleg hebben willen treden over hetgeen gedaan kon worden om hare misdaad te bedekken en de gevolgen daarvan zoo onschadelijk mogelijk te maken. Doch nu zij in stede van berouw te toonen of vergiffenis te vragen, hem met de uiterste impudentie te woord stond, luid pronkte met hare schuldige liefde voor André, Ruardi (gelijk hij waande) schandelijk belasterde, en zich ten laatste niet ontzag hem in het aangezigt te slaan, achtte hij zich tot alles geregtigd. Onder het uitspreken van een barbaarschen scheldnaam tastte hij naar zijne zweep en viel op haar aan. Zij wilde vlugten en om hulp roepen, doch reeds bij de eerste schrede struikelde zij over haar nachtgewaad en stortte voor-

[pagina 311]
[p. 311]

over op den grond. Hij wierp zich op haar, scheurde haar den halsdoek van de borst, snoerde haar daarmede den mond, en stiet, toen zij zich aan zijne knieën wilde vastklemmen om weder op te staan, haar meedoogenloos van zich af. Vier, vijf, zes malen snorde de lange zweep boven zijn hoofd door de lucht en kwam zij met een doffen slag op Lidewyde's krimpend ligchaam neder. Met striem aan striem teisterde Adriaan de schoone ledematen, waarvoor André een uur te voren zou hebben willen nederknielen. In het eind, toen Lidewyde in het eene oogenblik haar bewustzijn scheen te verliezen en het knallen van een schot haar in het andere stuiptrekkend deed opspringen, wierp hij haar het marteltuig in het gelaat, en zeide onder het heengaan:

- ‘Zoek nu André op, indien gij lust hebt, en laat mij voortaan met vrede!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken