Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Robert Bruce's leerjaren (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Robert Bruce's leerjaren
Afbeelding van Robert Bruce's leerjarenToon afbeelding van titelpagina van Robert Bruce's leerjaren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Robert Bruce's leerjaren

(1898)–Cd. Busken Huet–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

I Eene studenten-vergadering.

Op een vroegen avond in Mei 1848 zou in het groot-auditorium van het akademiegebouw te Utrecht eene vergadering van het studenten-korps gehouden worden. Het gold eene ernstige zaak, beweerde men: geen serenade met fakkellicht ter eere van eene Rachèl of een Thalberg, geen bonte maskerade tot viering van een akademisch jubeljaar, maar met het oog op den politieken toestand binnen- en buitenslands, het oprigten eener kompagnie vrijwillige rustbewaarders.

Groepsgewijs kwamen van alle zijden, uit straten en langs grachten, de jongelieden opdagen, vier aan vier, zes aan zes of talrijker, naar mate de tafels, waaraan zij gespijzigd hadden, meer of minder leden telden. Maar van luidruchtigheid geen spoor. Blijkbaar vonden de zonen van Minerva het gewigtig, zich herschapen te weten in kandidaten voor de dienst van Mars. Hunne deftigheid scheen bovendien iets aanstekelijks te hebben. Met nog langer gezigten dan de hunne, keken de burgers hen na.

Het waren de laatste uren van een lieven lentedag. Aan het hoog geboomte ter weerszijde der grachten, en overal waar eene dwarsstraat uitzigt gunde op een gedeelte bolwerk, zag men het voorjaarsgroen zich baden in het helder schijnsel der ondergaande zon.

Maar de aanrukkenden hadden daar nu geen oog voor. Zij waren met de gedachte aan de verbindtenis die zij gingen sluiten, aan de woorden van opwekking die tot hen gesproken stonden te worden, te zeer vervuld, om zich ditmaal aan het koketteren der lente gelegen te laten liggen.

[pagina 2]
[p. 2]

Een populair hoogleeraar, nog uit de dagen van 1830 met Willemsorde en Metalenkruis versierd, zou in de vergadering het woord voeren. Eene kommissie uit het studentenkorps had hem het hevelhebberschap aangeboden en, in ernst of met een onderdrukten glimlach, hij had dat mandaat aanvaard. De officiers- en onderofficiersrangen hadden zij bij meerderheid van stemmen onder elkander verdeeld, en op gezette tijden kwamen zij alvast in eene manége bijeen, om door keur-sergeanten van het garnizoen - krachtige snorbaarden, wier chevrons en medaljes van langdurige dienst en van meesterschap in het schijfschieten getuigden - zich in den wapenhandel te laten oefenen. Van eene uniform was geen spraak; van een plan om zich mobiel te laten verklaren en uit te trekken, evenmin. Zij wilden alleen rustbewaarders zijn. Maar die halfheid schaadde niet aan hunne gemoedelijkheid. Het ware middel om in eene kwanswijs ernstige stemming te geraken, is iets ten halve te doen.

Eigenlijk kan men de houding van de Nederlandsche studenten dier dagen niet zonder weêrzin gedenken. De verwachtingen, die sedert 24 Februari te Parijs gezegevierd hadden en overal elders in Europa de harten van tienduizenden deden kloppen, verdienden de sympathie van elke, ook van de Nederlandsche jeugd. Daartegen de wapenen op te vatten scheen van een vroegen ouderdom, van voosheid, van een bedroevend gebrek aan geestdrift te getuigen. Waarom, zou men willen vragen, waarom niet met de Parijsche broeders op eene barrikade gestreden en de Algerijnsche kogels van Cavaignac getrotseerd, liever dan zich met verroeste schutterij-geweren te laten wapenen en van een drilmeester zonder opvoeding te leeren, hoe men met oude vuursteenen nieuwe denkbeelden doodt? Doch zoover gingen de nagedachten der meesten toen niet. De nooden en behoeften, voor welke elders gestreden werd, stonden hun slechts schemerachtig voor den geest. Zij gehoorzaamden alleen aan het onbestemd gevoel, dat zekere gevaren de openbare orde, mogelijk wel de beurs hunner ouders of de eer hunner zusters bedreigden. De meerderheid had genoeg aan de voorstelling, dat langs den weg der gewapende revolutie geene verbetering van maatschappelijken toestand, zoo die noodig werd bevonden, te verkrijgen was.

Men had in de groote gehoorzaal over de hoofden kunnen wandelen, zoo digt stond er de hoop des vaderlands opeengepakt. Bij vol zonlicht zou de smakelooze kleederdragt der

[pagina 3]
[p. 3]

negentiende eeuw te zeer geschreeuwd hebben met de nissen en gehemelten der kanunniken-banken aan weerszijden, met de in lood gevatte ruiten der spitsboogvensters, met het kunstig snijwerk der hooge zoldering, met geheel den middeneeuwschen en schilderachtigen aanblik van het lokaal. Het kontrast zou te schril geweest zijn. Maar toen bij het invallen der duisternis de kaarsen op de blakers der kleine koperen kroonen ontstoken werden, verzwaarden zich de schaduwen beneden en werd het oog niet langer door de anachronismen der tegenstelling gekwetst. Weldra waren spreker en hoorders nagenoeg onzigtbaar geworden, en kwam alleen hier en ginds een flikkerend schijnsel eene opgeheven hand uitmonsteren, of zich weerspiegelen in een donker oog, of lichtvakken tooveren op een voorhoofd, breeder en blanker dan de andere.

De professorale toespraak, niet te militair, niet te burgerlijk, deed over het geheel eene goede uitwerking. De redenaar herinnerde aan de Belgische omwenteling, en hoe bij het uitbreken daarvan de studerende jongelingschap van alle vaderlandsche akademien de wapenen had opgevat voor koning en geboortegrond. Ook toen, zeide hij, kwam door vele landen van Europa een tuimelgeest gevaren, herleving of voortzetting van het revolutiewerk der vorige eeuw; en gelijk Nederland in die dagen een contra-revolutionair bolwerk was geweest, moest ook thans, nu in Frankrijk, in Engeland, in Duitschland, het spook der roode republiek zijne in bloed gedoopte vlag omhoog hief, of heffen wilde, Nederland zich aan de zijde der orde, der beschaving en des christendoms scharen. Vooral op de Utrechtsche studenten rustte daartoe de verpligting. Aan welke uitspattingen weleer, in een vroeger en met den sluijer der vergetelheid te bedekken tijdperk der vaderlandsche historie, die jongelingschap mogt hebben deelgenomen, - in de laatste vijftig jaren was Utrecht de zaak van vaderland en dynastie onveranderlijk trouw gebleven, getrouwer dan eenige andere Nederlandsche akademiestad. Hier was niet het brandpunt van de neologie of der oppositie; hier viel, wanneer van bezadigden vooruitgang spraak was, de klemtoon op bezadigd; hier was de zucht naar orde, welvaart en vrede tweede natuur geworden. Niet genoeg kon daarom het voornemen der studenten worden toegejuicht, en hij was hun erkentelijk dat zij aan hem gedacht hadden. Het leger kon op voet van oorlog moeten gebragt, de schutterijen mobiel verklaard moeten worden: en gebeurde dat, dan waren er in de groote steden rustbewaarders

[pagina 4]
[p. 4]

noodig. Het strekte de studenten tot eer, dat zij, van die noodzakelijkheid doordrongen, zich zelven hadden aangeboden voor het verrigten van die bescheiden, maar nuttige, en voor hunne studien niet gevaarlijke dienst. Zij moesten nu maar toonen dat zij het ernstig meenden en, terwijl zij met de eene hand in hunne boeken bleven bladeren, de andere oefenen in het dragen van het geweer. Leve de koning! Leve het vaderland!

Sommige uitdrukkingen van den hoogleeraar vielen niet in den algemeenen smaak en lieten een gedeelte van het auditorium koel. De toespraak, vond men van die zijde, droeg hier en daar eene te provinciale, te plaatselijke kleur. Maar het slot maakte alles goed. ‘Leve de koning!’ klonk het uit achthonderd jonge monden; ‘leve het vaderland!’ Het korps vrijwillige rustbewaarders uit de Utrechtsche studenten was gekonstitueerd, en onder het zingen van ‘Wien Neêrlands bloed’ ging de vergadering uiteen.

Eén jongeling slechts, voor zoo ver men in de schemering en in de verwarring van het oogenblik kon waarnemen, stemde niet in met den algemeenen juichtoon of deed daaraan niet meer dan werktuigelijk mede. Doch te midden der opgewondenheid van zoo vele anderen bleef zijne terughouding onopgemerkt.

Toen de schare naar buiten kwam stroomen, was er voor zoo ver men bij het schemerlicht en in de verwarring van het oogenblik kon waarnemen, maar één jongeling die zonder omzien zich verwijderde. Vele anderen aarzelden, niet wetend wat zij met den gebroken avond zouden aanvangen, en bleven aan groepjes staan praten. Doch eensklaps kwam er iemand uit den hoop naar voren dringen, die op levenslustigen toon en zwaaijend met zijn pet: ‘Naar de Societeit!’ riep; en meer was niet noodig om aan allen den stoot te geven.

- ‘Is dat niet de stem van Struivenberg?’ hoorde men vragen.

- ‘Van wien anders?’ was het antwoord.

De jonge volksmenner, die al de anderen zoo gemakkelijk medesleepte, was een blonde flink gebouwde knaap, reeds van top tot teen in zomergewaad gestoken, ofschoon de zomer nog in het land moest komen. Van verre herkende men hem aan zijne lichtgrijze kleeding uit één stuk, en van nabij aan de groote roode moezen van zijn overhemd.

- ‘Zijn wij kompleet?’ vroeg hij met de luide stem van een officier-rustbewaarder. ‘Is niemand naar huis gegaan?’

[pagina 5]
[p. 5]

- ‘Niemand behalve Bruce,’ antwoordde eene stem uit de menigte.

- ‘Natuurlijk! Weer dadelijk den hoek omgesneden?’ pruttelde Struivenberg en schudde ongeduldig het hoofd. ‘Enfin, vrijheid blijheid. Als Bruce niet verkiest mede te doen, dan zullen wij het zien te stellen zonder hem. Is er muziek?’

De eenen beweerden van ja, de anderen van neen. Beschikbaar was in elk geval, zonder aankondiging of voorbereiding, zoomin de muziek der schutterij als van het garnizoen.

- ‘Dan de Blaauwjassen maar!’ riep Struivenberg, terwijl er een algemeen gelach opging. Muziek moet er wezen. Vinden de heeren goed dat ik de Blaauwjassen ga opduiken?’

- ‘Wel zeker, wel zeker!’ klonk het uit aller mond. ‘Leven de Blaauwjassen!’

En voort ging het naar de Societeit, waar de Meiwijn spoedig de min of meer plegtige stemming verdreef, die op de korps-vergadering geheerscht had.

Struivenberg hield woord. De Blaauwjassen - een gezelschap reizende Duitsche muzikanten, die alleen aan hunne uniform van gewone hannekemaaijers te onderscheiden waren - kwamen en speelden voor weinig geld en veel bier al de feestmarschen van Gungl en al de aria's uit Lucie en Robert, naar wier herhaling zich het verlangen der opgewonden toehoorders uitstrekte.

Maar Struivenberg zelf kwam eerst veel later opdagen. Waren de anderen eenmaal aan het feestvieren, dat wist hij, dan zou zijne afwezigheid in den eersten tijd door niemand worden opgemerkt; of indien al, men zou er hem onbewust erkentelijk voor zijn, dat hij voorging zonder zich op te dringen. De akademische jongelingschap is een prikkelbaar geslacht, en wie zich bij haar populair wil maken, moet zich menigvuldiger terugtrekken dan aanbieden.

Het onaanzienlijk logement uit te vinden dat den Blaauw-jassen tot kosthuis diende, was voor een jong mensch die alle Utrechtsche buurten en achterbuurten van buiten kende, eene geringe zaak; en bijoogmerken, dit is bekend, geven vlugge beenen. Zoodra had Struivenberg de noodige afspraken niet gemaakt met den persoon, die bij de muzikanten de betrekking van kapelmeester vervulde, of men zag hem onder begunstiging der ingevallen duisternis in eene stille dwarsstraat verdwijnen, waar in de nabijheid van een verlicht winkelraam, terzijde in de schaduw, een huurrijtuig stond te wachten.

[pagina 6]
[p. 6]

De manufaktuurwinkel beneden aan de straat maakte van buiten eenige vertooning, maar zag er van binnen niet zeer frisch of vertoonend uit. Een man met grijze haren en een bril, een boekhouder naar het scheen, was bezig aan een klein bureau achter de toonbank rekeningen uit te schrijven, die maar een klein stapeltje vormden. Buiten hem was er niemand vóór. Toen Struivenberg binnentrad zag de oude man van zijn werk op, doch bleek onmiddellijk te begrijpen dat de binnentredende geen kooper was. Hij groette zwijgend met het hoofd.

- ‘Goeden avond, mijnheer Stronk,’ zeide onze jonge vriend, op den toon van iemand die heel in het voorbijgaan een beleefdheidspraatje aanknoopt. ‘Zoo druk aan het werk?’

- ‘Dat mogt wel drukker, mijnheer!’ antwoordde de oude man met een zucht. ‘Weinig koopers en heel slechte betalers, daar kan een affaire niet van bestaan.’

- ‘'t Is jammer!’ zeide Struivenberg, terwijl hij doorging en eene glazen deur opende, die den winkel van het achterhuis scheidde. ‘Jufvrouw Langelaan is immers thuis?’ vroeg hij voor de leus aan den grijsaard, die voor de leus toestemmend knikte.

- ‘Dan zal ik je niet langer van je werk houden, mijnheer Stronk! Adieu, tot weêrziens.’

Toen hij verdwenen was, bleef de oude man eene poos op de glazen tusschendeur staren, in weerwil dat hij zelfs met behulp van zijn bril niet door het geplooid neteldoek kon heenzien, waarmede zij was bespannen. Afgunst stond er in zijn blik niet te lezen, als benijdde zijn ouderdom Struivenbergs jeugd en avonturen. Evenmin medepligtigheid, die zich door een glinsterend knipoogje verraadt. Ook geene verontwaardiging, geene berisping. Het was de te eenemaal hartstogtelooze blik van een man van jaren, die om den broode zijne bezigheden verrigt en de wereld overigens drijven laat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De Bruce's. Deel 1: Robert Bruce's leerjaren. Deel 2: Jozefine


plaatsen

  • Amsterdam


landen

  • IndonesiĆ«