Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het 'ezelken', wat niet vergeten was (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het 'ezelken', wat niet vergeten was
Afbeelding van Het 'ezelken', wat niet vergeten wasToon afbeelding van titelpagina van Het 'ezelken', wat niet vergeten was

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.40 MB)

ebook (2.86 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het 'ezelken', wat niet vergeten was

(1910)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXVI.

Juffer Toria's begrafenis was een groote, plechtige, kerkelijke gebeurtenis. Zoo iets had men nog nooit in 't dorp gezien. Er waren niet minder dan vier priesters, in hun rijkste pronkgewaden; en de waskaarsen, die om de lijkbaar brandden, hadden de dikte van een flinken mannen-arm.

Onder blauwe wierookwalmen steeg het aangrijpend gezang der priesters met de zware tonen van het orgel langs de gewelven op. Zij zongen met zwaar-volle stemmen van verschillende intonatie, alsof ieder zijn eigen gevoelens en gewaarwordingen over de groote plechtigheid vertolkte. De stem van

[pagina 193]
[p. 193]

meneer Désiré had iets barsch en hards, alsof hij boos was; die van meneer De Stampelaere daarentegen iets opwekkend-triomfants, als eengeschal van zege; en alleen de beide vreemde priesters schenen gewoon en plichtmatig te zingen.

De offerande duurde lang, eindeloos lang. Van alle kanten stroomde 't in een processie van brandende waskaarsen, uit de diepte der stampvolle kerk, naar het altaar en rondom de lijkbaar toe.

Op het kerkhof, toen de prachtige kist werd naar buiten gedragen, verdrongen honderden nieuwsgierigen elkaar om den gapenden kuil. De veldwachter, in groot uniform, met getrokken sabel, moest den stoet een weg banen.

- Pater noster, zong meneer Désiré, en allen knielden neer, terwijl hij, met den grooten, zwarten kwast, wijwater over de gebogen hoofden sproeide.

Het Ezelken, diep bewogen, schreide. Maar, door haar tranen heen, voelde zij als 't ware de koelnieuwsgierige blikken der menigte op zich gevestigd: de menigte, die niet gelooven zou, dat ze werkelijk bedroefd was. Even sloeg zij haar behuilde oogen op, en schrikte. Aan de overzijde van den grafkuil stond Céline haar nijdig-spottend aan te gluren. Zij zag het insolent gezicht met de wild-stoute

[pagina 194]
[p. 194]

kijkers en de roode wangen, en, net als op dien avond van uit 't kostershuis, ontwaarde zij ook even, door de open mantelspleet, als in een bewusttriomfante uitdaging van krachtvolle jeugd, de mooie, ronde vormen van de prachtheupen en van den zwaar-geworden boezem.

Met walging wendde zij het hoofd af en een gedrang der menigte onttrok haar 't gezicht der gehate verschijning.

De kist werd in den grafkuil neergelaten. Hol roffelden de opgehaalde touwen over 't glinsterend verniste hout, en enkele aardkluiten vielen er bonzend op neer.

- Amen, zong meneer Désiré, en na een laatste wijwater-besproeiing, trok hij met kruis en vanen en met koster en andere priesters heen, terwijl de torenklokken weer zwaar begonnen te luiden.

De menigte drong toe; allen wilden nog eens van nabij de prachtkist zien, waarop het Ezelken en Aamlie, met bevende hand, voor 't laatste afscheid, een schopvolletje aarde lieten vallen. Maar op datzelfde oogenblik ging er, uit het midden der dicht-op-elkaar-geperste menigte, een hevig standje op.

- Die eiwe rosse! die valsche deugeniete! riep

[pagina 195]
[p. 195]

duidelijk een heftige mannenstem; en daartusschen door weerklonken nog meer scheldende stemmen, onder andere een vrouwestem, schril-hoog, met opruierig geschreeuw, als gold het een gevecht.

Dat waren de onterfde neefjes en nichtjes, die aan hun ziedende woede op juffer Toria eens lucht gaven. Zij waren naar de begrafenis gekomen om schandaal te maken. De veldwachter vloog dreigend op hen af en deed hen zwijgen, terwijl Aamlie en het Ezelken, bevend van schrik, zich naar de kerk terug spoedden, om er het einde van den dienst bij te wonen.

De menigte had eventjes gegrinnikt en gelachen; maar de grafmaker en zijn helper waren reeds druk bezig, met, boordevolle schoppen, de kille aarde der vergetelheid over juffer Toria's kist te spreiden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken