Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De roman van den schaatsenrijder (1918)

Informatie terzijde

Titelpagina van De roman van den schaatsenrijder
Afbeelding van De roman van den schaatsenrijderToon afbeelding van titelpagina van De roman van den schaatsenrijder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

Scans (9.56 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De roman van den schaatsenrijder

(1918)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige

XI

Even vóór vier uur stond ik bij Sherry's ingang. Ik zou daar ‘Auntie’ opwachten. De zenuwachtige overspanning was in mij ten top gestegen en ik voelde, dat ik geen seconde rustig zitten zou daarbinnen. IJsbeerend liep ik langs het breede trottoir heen en weer tusschen de elegante menigte, met scherpe aandacht de gezichten opnemend. Mijn keel hikte droog en spasmodisch; elk oogenblik keek ik op mijn horloge.

Toen ik zoowat voor de tiende maal weer bij den ingang even stilhield ging achter

[pagina 263]
[p. 263]

mij de glazen draaideur rond en een bediende in wit buisje met vergulde knoopen kwam naar mij toe en deelde mij mede dat daarbinnen een dame op mij zat te wachten.

Ik schrikte hevig, keerde mij om, bonsde tegen de draaideur, strompelde binnen. Was ‘Auntie’ dan tóch binnen gekomen zonder dat ik het bemerkt had?

Er waren nog maar weinig menschen en ik zag haar dadelijk,.... ik zag haar felle oogen, in een hoekje, heelemaal achter in de ruime, ietwat somberige zaal. Zij wenkte mij en ik spoedde mij naar haar toe. Zij zat alvast met thee en gebakjes. Ik maakte mijn diepste excuses, dat ik haar onwillekeurig laten wachten had.

- Ik had u reeds gezien, vóór 't raam en dacht dat u zoudt binnenkomen, glimlachte zij. Toen ik merkte dat u heen en weer bleef loopen, heb ik u maar laten roepen.

Zij wees mij een rieten leunstoel en verzocht mij te gaan zitten. Thee? vroeg ze nog; en schonk mij alvast in.

Ik nam plaats, lei mijn hoed naast mij, en keek haar even aan. Er was iets ongewoons in het gezicht van ‘Auntie’: iets straks,

[pagina 264]
[p. 264]

bijna getrokkens. Het was alsof ook zij dien nacht niet had geslapen. Alleen de oogen blonken, met hun gewone, onverwoestbare felheid.

- Ik heb hier dit eenzaam plaatsje uitgekozen, om rustig te kunnen praten, begon ze. Ik heb u iets te zeggen. Ik beschouw het als mijn plicht u een gewichtige mededeeling te doen.... voor het misschien te laat zou zijn, voegde zij er na eenige aarzeling aan toe.

- Ik luister, zei ik, zenuwachtig hikkend.

- Wellicht moet ik u pijn doen, sprak ze met gedempte stem, en eensklaps heel diep-ernstige en werkelijk bedroefde oogen.

- Wat is er? Wat is er toch? schrikte ik. En 't was alsof eensklaps al mijn schoone luchtkasteelen vóór mijn voeten in gruzelementen neerstortten.

- O, schrik niet, voer ze voort; 't is beter nu dan later. Ik moet u over Maud spreken.

Ik knikte, zwijgend, onbekwaam een enkel woord te uiten.

- Ik vrees, zei ze.... ik vrees.... dat heb ik althans meenen op te merken -

[pagina 265]
[p. 265]

dat Maud u niet gansch onverschillig laat en dat u wellicht ernstig aan haar zoudt kunnen denken.

- Kàn dat niet? Màg dat niet? ontsnapte 't mij in plotse, ontembare wanhoop.

- Het màg wel, maar het kàn niet, antwoordde ‘Auntie’ droevig.

- Waarom? kreet ik dof.

‘Auntie’ zuchtte, aarzelde.

- Waarom! herhaalde ik dringender.

- Omdat ze reeds verloofd is!!

Het werd eensklaps heel stil in mij. Het werd doodstil, alsof mijn leven meteen ophield te bestaan. Ik staarde ‘Auntie’ roerloos aan, met strakke oogen en mijn lippen gingen van elkaar, zonder een klank te uiten. Ik zat als dood op mijn stoel.

- Drink even van uw thee, zei ‘Auntie’ bezorgd.

Ik dronk, machinaal, zonder te proeven.

- Herinnert u zich, dat mister Bunk eergisteren aan ons tafeltje kwam vragen of wij goede berichten hadden van....

- Van die Reggy? kreet ik.

- Juist, van Reggy. - Reggy Clarke, die op reis is in Australië voor handelszaken

[pagina 266]
[p. 266]

en de volgende maand naar New York terug zal keeren, is de intieme vriend van mister Bunk en sinds twee jaar met Maud verloofd.

‘Auntie’ zweeg. Zij zag een weinig bleek en haar sterke oogen hadden een ernstige uitdrukking. In mij gonsde en bruisde het als een orkaan die niet tot uitbarsting kan komen. Met een pijnlijk-scherpe perceptie zag en hoorde ik alles wat om mij heen gebeurde: ‘Auntie,’ die zenuwachtig met haar lepel in het kopje roerde; de draaideur bij den ingang, die voortdurend rondtolde en aldoor menschen in en uitliet; de bedienden in witte buisjes met vergulde knoopen, die bedrijvig heen en weer liepen. En dezelfde folterende helderheid, die mij al die onbeduidende details zoo nauwkeurig deed opmerken, leefde en trilde ook, niettegenstaande alle stormen en emoties, in mijn diepste binnenste. Ik kon mijzelf als 't ware objectief ontleden, mij exterioriseeren in de gedaante van een ander, die zou voelen en zou lijden wat ik op dat oogenblik voelde en leed. Ik wist en hoorde wat die ander in mijn plaats zou moeten antwoorden om zijn figuur te redden: antwoorden, met

[pagina 267]
[p. 267]

zelfbeheersching, dat hij ‘Auntie’ dankte voor haar vertrouwelijke mededeeling, maar dat hij nooit ernstig aan zulke dingen had gedacht, dat hij er nooit aan zoude hebben dùrven denken, dat hij alleen de warmste sympathie en de grootste bewondering voor Maud gevoeld had; en dat hij wel begreep, ofschoon met diepe spijt en droefheid, dat 't nu uit moest wezen tusschen hen.... Zoo voelde ik te moeten antwoorden, met waardigheid en ernst; maar ik kon niet, ik kòn niet!.... de smart en de teleurstelling waren te overweldigend-groot, mijn verwrongen gezicht verried mijn gevoelens en ik vond slechts een kreet, een droeven noodkreet:

- Waarom heeft nooit iemand daar over gesproken? Waarom heeft, zij vooral, dat zoolang voor mij geheim gehouden!

- Dat heb ik haar ook verweten; en zij zelve, trouwens, verwijt het zich ook! viel ‘Auntie’ levendig in. O, zij lijdt er onder, weet u, want zij houdt van u. Den halven nacht heeft ze gehuild, na het diner bij Delmonico. Tot twee uur ben ik bij haar op haar kamer gebleven!

[pagina 268]
[p. 268]

- Wat zegt u daar! kreet ik.

- Jawel, antwoordde ‘Auntie’ eenigszins verwonderd. Verbaast u dat zoo zeer?

Tranen kwamen in mijn oogen. De emotie overweldigde mij, plotseling. En ik bekende haar, week en zwak, hoe ik daar ook dienzelfden nacht, bijna op 't zelfde uur, rond hun villa gedoold had.

‘Auntie’ was diep aangedaan. Zij drukte even mijn hand en haar harde oogen kwamen eensklaps vol zachtheid.

- Hoe jammer, hoe vreeselijk jammer dat het niet kan, maar het kàn niet, zuchtte zij.

Wij waren uitgesproken en een droeve stilte kwam in ons. Wat wij nu nog verder zouden zeggen kon niets meer wezen dan een matte naklank van hetgeen reeds was gezegd. Misschien, wie weet, zou er nog later iets te zeggen zijn. Nu was er niets meer te zeggen.

Langzaam rees ‘Auntie’ op

- Is het nu uit? Zal ik nu niemand van u allen ooit meer zien, of nog iets van u hooren? vroeg ik diep-neerslachtig.

- Ik zal u schrijven, u op de hoogte

[pagina 269]
[p. 269]

houden als u 't wenscht, beloofde ‘Auntie’ plechtig.

Ik wou haar nog eenige laatste woorden toevertrouwen voor Maud; ik zocht naar die woorden in mijn overvol gemoed, en vond ze niet.

- Adieu,.... adieu.... kon ik enkel snikken; en drukte een kus op haar hand.

Ik zag haar door de draaideur tollen en vlug voorbij het raam passeeren. En gansch alleen, met al mijn zware droefheid, stond ik in 't groote New York.

 

***

 

Nooit meer heb ik iets van hen gehoord. Is Maud getrouwd? Heeft ‘Auntie’ ooit geschreven en raakte soms haar brief verloren? Ik weet het niet. Nog lang heb ik wachtend gehoopt, maar stilaan is dat alles weggetaand, zooals alles eens wegtaant: vreugde, droefheid, smart....

't Was als een droom geweest; en droomen zijn slechts droomen....

Nu denk ik er somtijds nog aan, maar zonder bitterheid en zonder leed.

[pagina 270]
[p. 270]

Het is toch mooi geweest; het waren schoone dagen.... En het was jong en frisch, naïef en onbezonnen! 't Was een illuzie, een roman: de roman van een Schaatsenrijder!

Nu is er slechts tragedie op de wereld....


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken