Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tantes (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tantes
Afbeelding van TantesToon afbeelding van titelpagina van Tantes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tantes

(1924)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

XVI.

Hun besluit was genomen: vast, muurvast genomen...

Raymond, man van de daad, wilde niet langer talmen. Na wat hij ervaren had op de begrafenis van tante Victoire, na de absurd-pompeuze en negatieve praal waarmee de oude vrijster tot de eeuwigheid was ingeleid, na het prestige dat daarvan op de twee overblijvende zusters en de verdere familie afstraalde, na de opvallende wijze vooral waarop meneer Dufour hem genegeerd had, terwijl Max zijn ouden vriend met onbemantelde, ijskoude hostiliteit aankeek, wist hij genoeg; nooit zouden zij vrijwillig in zijn huwelijk met Adrienne toestemmen: er bleef hem niets anders over dan vrijwillig en voor goed van haar af te zien, of met haar te vluchten!

Zij zouden vluchten; het was vast besloten. Hij had haar voor de keus gesteld, voor 't ja of neen; en zij had ‘ja’ gezegd!

Ja... ja... ja...! Met stugge vastberadenheid had ze 't gezegd. Ook zij wist en voelde, dat er geen andere uitkomst meer was.

Zij was klaar. Hij hoefde slechts den datum vast te stellen. Hij, van zijn kant, had zijn schikkingen genomen. Een rijtuig zou staan wachten, 's avonds op een

[pagina 144]
[p. 144]

bepaald uur, op zij van den steenweg, dichtbij de plek langs de haag, waar zij elkaar reeds ontmoet hadden. Hij wachtte nog alleen maar op het wegblijven der maan, die nu te vroeg opkwam en de avonden te helder maakte.

Beiden, elk van zijn kant, verkeerden in een toestand van zenuwachtig-opgewondene gejaagdheid. Overdag ging het nog min of meer, maar de nachten waren een voortdurende, ondragelijke foltering. Hij kende geen rust meer, hij kon haast niets meer eten, hij zag er bleek en mager uit, hij was van een ziekelijk overspannen prikkelbaarheid geworden. ‘Wa het-e gij toch, da ge nie mier 'n eet?’ kwam Manse telkens vragen. Maar die opdringende familiariteit der oude meid, die hij anders zoo goed kon verdragen, maakte hem thans ziedend; en met een ruw gebaar zond hij haar weg en verbood haar sidderend zich met zijn zaken te bemoeien. Manse was er heelemaal van streek door geraakt; zij zat halve dagen in haar keuken te schreien en Tieldeken beefde terwijl zij hem bediende en haastte zich zoo spoedig mogelijk uit de eetkamer weg.

Maar de nachten... de nachten...! Al in den vroegen vooravond zag hij de maan opkomen in het Oosten, volrond en dof oranje over de zwarte boomen en hij dacht, ‘nog zooveel dagen en dan is het er, dan moet het!’ Hij verlangde er naar, hij snakte er naar, en toch: dat fataal onvermijdelijke, dat onoverkomelijke, dat moetende, boezemde hem soms een gruwel in. Wat ging hij doen? Zoo eensklaps wegvluchten van alles wat hem dierbaar was; zijn huis, zijn bedrijf, zijn goede gedienstigen, zijn trouwe dieren! Het leek hem een onmogelijkheid, een monstruositeit. Somtijds, wanneer hij Manse en Tielde-

[pagina 145]
[p. 145]

ken zoo trouw en argeloos voor hem zag werken, somtijds, wanneer Oe-Oe en Impikoko hem met hun heldere, vragende oogen aankeken, moest hij het hoofd afwenden om niet plotseling in tranen uit te barsten. Neen, het kon niet, het mocht niet; hij voelde dat hij nooit den wreeden moed zou hebben; en sidderend ging hij aan zijn tafel zitten om het haar te schrijven. Maar nauwelijks was hij den brief begonnen, of de pen viel uit zijn handen: de troosteloosheid van wat zijn leven dan zou worden grijnsde hem als een afgrond aan: hij moest haar hebben; hij kon niet zonder haar bestaan.

Met Adrienne was het anders, maar niet minder folterend. Adrienne streed niet meer; zij leed... Zij was als 't ware weerloos geworden. Zij bezat geen weerstandskracht meer, zij liet zich gaan, bereid tot alles. Kleine bijzonderheden hielden haar bezig. Wat zou ze wel meenemen op haar vlucht en hoe zou ze 't aan boord leggen, om 't noodige mee te nemen zonder dat iemand er iets van merkte of eenigen argwaan had? Dagen lang liep ze gejaagd rond den tuin tot ze eindelijk een plekje had gevonden, onder een stapel takkebos, waarin zij een heel klein valiesje verstopte. Zoo! ze was klaar! Hij moest nu maar komen. Zij wachtte...

Zij wachtte... en 't was of alle verdere leven in haar had opgehouden. Het was haar te moede of ze reeds niet meer met haar familie samenwoonde. Haar vader, haar zusters, het waren als vreemden voor haar. Zij hoorde machinaal hun gesprekken aan en verstond niet wat zij zeiden. Zij zag haar zusters bezig met handwerken, zooals zijzelve steeds gedaan had en vroeg zich af wat dat beteekende en hoe iemand zich daarmee kon bezighouden.

[pagina 146]
[p. 146]

Zij zat doelloos voor zich uit te staren met de handen in haar schoot en wanneer Clara en Edmée zich verbaasden, schrikte zij op en keek haar zusters als in plotse verwildering aan.

In haar oogen was iets vreemds gekomen, iets verdwaalds en verstards. Eens vroeg Clara haar iets en in plaats van te antwoorden, keek zij haar zuster strak en verwezen aan en zei niets. ‘Maar Adrienne, wat hebt ge toch?’ gilde Clara verschrikt. Toen schrikte ook Adrienne, terwijl zij plots een vuurkleur kreeg. Wat hebt ge mij daar gevraagd? zei ze, en toen Clara het nog eens herhaalde gaf ze een zoo eigenaardig antwoord, dat de zusters, niet begrijpend, haar een heele poos roerloos en bijna angstig bleven aankijken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken