Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.46 MB)

Scans (429.77 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (2.40 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 409]
[p. 409]

XI

Olga nochtans verontrustte zich meer en meer wegens de zonderlinge gekwelde gemoedsstemming waarin Gaëtan voortdurend verkeerde. Soms steeg haar onberedeneerde angst tot een graad van echte overdrevenheid. Zij bewaakte hem, ondervroeg hem, smeekte hem haar de oorzaak van zijn droefheid te bekennen. En hij had wel te loochenen, te liegen, zij voelde instinctmatig dat hij haar iets verborg en verweet hem voor haar geheimen te hebben. Ook, zij het hem haast geen ogenblik meer alleen, als had zij de intuïtie gevoeld, dat haar tegenwoordigheid hem van een onheil kon bevrijden. Zij bespiedde, bestudeerde hem; zij poogde op zijn gepijnigde gelaatstrekken, de oplossing van het onrustbarend raadsel te ontdekken, waar zij tevergeefs naar zocht. Meer dan eens overdag, zodra hij een ogenblik heen was, had zij de behoefte hem terstond terug te zien. Dan maakte zij irruptie in zijn werkkabinet, of ging hem opzoeken in 't park, op 't neerhof, tot op de velden zelfs, dit alles zonder teden, enkel om hem te zien, om hem te strelen, om in zijn bijzijn de vage angst, die haar bestendig kwelde, te bedaren. Zijn grote schrik was, dat zij hem zo eens 's avonds volgen zou, en hem verrassen, terwijl hij bij Julia en Cécileke was. Ook nam hij thans eindeloze voorzorgen om daarheen te gaan. Hij had opzettelijk daartoe de dagelijkse gewoonte aangewend, 's avonds in de tuin een laatste sigaar te roken, terwijl Olga zich op haar kamer ontkleedde en te bed ging. Maar niettemin, de avonden als zijn oude minnares moest komen, was zijn zenuwachtige gejaagdheid zó groot, dat hij een echte marteling uitstond om een betrekkelijke kalmte te behouden. Alsdan, zodra Olga boven was liep hij sidderend, met bonzend hart en kloppende slapen het park in. Hij liep, hij liep, zonder om te zien, totdat hij, plots, stil-

[pagina 410]
[p. 410]

hield om te luisteren. Hij hoorde niets dan een zacht gebruisel van de bladeren en het doffe bonzen van zijn hart. Hij ijlde voort, stil en vlug. Hij kwam op de plaats waar zij hem verwachtten, hij kuste hen onstuimig, hij zakte hijgend op de bank.

Dan, als hij bij hen was, scheen het gevaar hem eensklaps verbannen, en hij bleef daar enkele minuten zitten, gerustgesteld, vertederd, gelukkig bijna, de wereld om zich heen vergetend.

Zij vertelde hem de enkele, geringe gebeurtenissen sinds hun laatste bijeenkomst voorgevallen en die schier alle betrekkelijk het kleintje waren. Van haar zelf, van haar droefheid, van haar verlatenheid klaagde zij niet meer, nu zij hem, eenmaal per week, gedurende enkele stonden mocht zien.

Wel vroeg zij hem soms, bedeesd, of hij haar niet eenmaal zou komen bezoeken, maar toen hij haar bepaald gezegd had, dat zoiets volkomen onmogelijk was, drong zij er niet verder meer op aan.

Onophoudend, zo lang ze daar bleven, hield hij zich met het kleintje bezig. Hij nam het op zijn knieën, streelde, zoende het, gaf het de koekjes en het snoepgoed, waarmee hij zijn zakken gevuld had. En het kind betoverde hem door zijn lieftalligheid, het vertelde hem wat het gedurende de week gedaan had, het zei soms voor hem een gedichtje of een fabeltje op, dat zijn moeder het geleerd had en dat hij glimlachend afluisterde, met tranen in de ogen, tevens geroerd en ontsteld, bevangen door de vrees dat zijn scherp kinderstemmetje hun tegenwoordigheid mocht verraden.

Het afscheidnemen was een ogenblik van grote droefheid. Hij leidde ze buiten het park, zij omhelsden elkander lang en vurig; zij belegden de dag van een volgende bijeenkomst. En hij bleef daar staan, in de schaduw van de haag, de ogen op hun wegsmeltende gestalten gevestigd, tot hij het geratel van het rijtuig hoorde, dat zich langs de steenweg verwijderde. Toen kwam hij in het park terug en sloot het poortje. En haastig, het hoofd vol verwarde gedachten, wendde hij zich weer naar het kasteel.

In den beginne hadden zij besloten, elkander niet te ontmoeten op de avonden dat er maneschijn was. Hij raad-

[pagina 411]
[p. 411]

pleegde de kalender, hij schikte vooraf de rendez-vous, zorgvuldig de heldere nachten ontwijkend. Doch zulks beperkte soms aanzienlijk het getal van hun bijeenkomsten en, van lieverlede, door haar smeken en plagen, was zij erin geslaagd hem van zijn oorspronkelijke gestrengheid een weinig te doen afwijken. Weldra het hij haar toe te komen op de avonden als de maan, in haar eerste kwartier, sinds de vroege namiddag nauwelijks zichtbaar in de zonnigblauwe hemel verscheen en reeds tussen tien en elf uur 's avonds slapen ging, achter de hoge, sombere kruinen van het park. Trapsgewijs werd het stipt naleven van deze voorzorgen nog verslapt, tot er eindelijk besloten werd, dat het rendez-vous toch plaats zou grijpen, zonder rekening te houden met de maan, mits het weder overtrokken was.

O die maan! hoe dikwijls had hij haar niet afgespied, gewaakt, verkerend tussen hoop en vrees, nu eens wensend haar te zien verduisteren, om naar de bijeenkomstplaats te kunnen lopen; daarna verlangend dat zij helder en zuiver zou schitteren, opdat het hem niet mogelijk zou wezen, er heen te gaan! Op sommige avonden bleef zij halsstarrig achter wolken verborgen en hij begaf zich in de halfschaduw naar het uiteinde van 't park, evenals in de duistere nachten; maar andermalen schitterde zij prachtig in de sterrenhemel, en haar verzilverd licht wierp grote, bleke vlekken op de gevel van 't kasteel, op de graspleinen en wegen van het park, terwijl, per contrast, het zwart van de lovers en gewassen nog donkerder als naar gewoonte scheen. Op zulke avonden was het rendez-vous onmogelijk en hij wist wel, dat zij niet-zouden komen. En niettemin kon hij zich niet weerhouden toch eens tot aan de grote eik te lopen, door een onoverwinbare tentatie aangestuwd, al was het ook maar om zich te overtuigen, dat zij wezenlijk niet gekomen waren.

Edoch, tussen deze twee eventualiteiten bestond er een derde, een, die in hem een onophoudende angst kon verwekken. Dit was gedurende de twijfelachtige avonden; de avonden waarop de maan zich beurtelings achter de wolken vertoonde en verborg. Hij zag haar opstaan in de verte, rond en groot, met een bloedige glans, en hij dacht: vanavond zal

[pagina 412]
[p. 412]

zij helder schitteren, zij zullen niet komen. Met een soort fascinatie sloeg hij haar oprijzende vaart gade. Hij zag haar met snelheid tussen de lovers ten hemel opklimmen, verkleinen, verbleken, klaarder worden. Weldra verscheen zij boven de kruinen van de hoogste bomen; zij schitterde heerlijk in het donkerblauw uitspansel, de sterren om haar heen verblekend. En schielijk dan, omhulde zij zich als in een lichte, doorschijnende dampsluier. Terstond verduisterden alle voorwerpen een weinig. Langzaam zag hij de mist verdikken, in een wolk veranderen. Zij reisde er met snelheid doorheen, grillige, sombere uittandingen met zilverranden omzomend, vage, na zich slepende lichtstrepen achterlatend; somtijds wangedrochtelijke verschijnselen scheppend; een ogenblik gans helder schitterend te voorschijn komend, om zich onmiddellijk daarna weer te verbergen en nogmaals op te duiken, als in een onophoudend schuilhoekje-verstoppertje spelen. Dan, op een gegeven ogenblik, verborg zij zich geheel; men zag geen licht meer van haar, gedurende lange stonden.

- Zij zullen komen, zij zullen komen, murmelde hij toen. Hij ging een ogenblik in het kasteel terug, nam een boek ter hand, om de tijd te doden. Maar als hij na een kwartier terug buitenkwam, glinsterde opnieuw de volle maan in de onbevlekte hemel. Toen wist hij niet meer wat er zou gebeuren en, tot het voor de bijeenkomst bepaalde uur, terwijl de maan zich beurtelings vertoonde of verborg, bleef hij besluiteloos ronddrentelen, aan zijn koortsige gejaagdheid en verlegenheid ten prooi.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken