Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.46 MB)

Scans (429.77 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (2.40 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 421]
[p. 421]

XIV

Hij ontwaakte rond de middag, om, nauwelijks ontsnapt aan de afschuwelijke nachtmerrie, die hem gedurende zijn slaap gekweld had, in de nog treuriger en akeliger afgrond van de werkelijkheid terug te vallen.

Hij stond op, kleedde zich aan, ging beneden ontbijten. Daarna, om de tijd te doden, ving hij een wandelingetje aan op de met bomen beplante square vóór het hotel, en alwaar op een kiosk, een regimentsmuziek speelde. Ah! die muziek, die prachtige zon, dat air van feest en van geluk van de welgeklede wandelaars, wat streed dit alles met de folteringen die hij uitstond! Dames in schitterende toiletten zaten, als tentoongesteld, op lange rijen stoelen langs de huizen heen; hij ontmoette makkers, vrienden, die hem stilhielden om hem te vragen hoe het met Olga ging. Een ogenblik verscheen hij in zijn club, die zich aan de overzijde van 't hotel bevond; doch hij kon het er niet uithouden, hij keerde naar het hotel terug, vroeg de dagbladen, poogde zichzelf in de lectuur te vergeten.

Daar het zondag was moest hij niet hopen, dezelfde dag nog door de post een antwoord te ontvangen, in de veronderstelling ook, dat zij nog antwoorden wilde. Dit was zijn grootste schrik, zijn vreselijkste wanhoop: hoegenaamd geen antwoord te ontvangen: zo diep gedaald te zijn voor haar, dat zij van hem de hand afdeed, hem aan zijn ellendig lot overlatend. Ook, alhoewel geen tijding met de post kon komen, hield hij onophoudend een oog in 't zeil, de ingang van 't hotel bewakend, met de schier kinderachtige, ziekelijke hoop elk ogenblik een van zijn dienstboden te zien verschijnen, drager van een brief.

Doch neen; niets kwam. De namiddag verliep, kalm, ongestoord, in de luister van de schitterende julizon, die de wan-

[pagina 422]
[p. 422]

delaars naar buiten dreef. De avond bracht beweging in de stad terug, de nacht dempte die opnieuw: hij was de ganse namiddag eenzaam en alleen gebleven; hij had niet de minste tijding ontvangen.

Hij poogde te slapen: hij dacht in zichzelf: voorzeker zal ik morgen vroeg een antwoord hebben, zo niet, alles is gedaan. Wat een vreselijke nacht! Hij sliep geen ogenblik en 's morgens van vóór zes uur, was hij beneden, zich bij de portier informerend om wat uur de eerste bestelling van de brieven plaatsgreep.

- Om acht uur, mijnheer.

Om acht uur! God! hoe gedaan om zulke folteringen uit te staan tot acht uur!

Hij keerde terug op zijn kamer, schelde er voor zijn ontbijt. Hij poogde iets te eten; hij kon niet. Hij gebruikte alleen zijn koffie en, een sigaar aanstekend, kwam hij opnieuw beneden.

Zeven uur. Hij ging buiten, wandelde rond de square, waar, de vorige dag, de muziek speelde. Hij kocht gazetten aan een aubette en poogde die te lezen, onder de bomen op een bank neergezeten. Onmogelijk. De letters dansten hem vóór zijn ogen en hij kon ook niet stilzitten; hij moest lopen, in beweging zijn; die sombere gedachten, die hem bestormden, zouden hem geworgd hebben in de immobiliteit.

Hij keerde nogmaals in het hotel terug; hij drentelde rond het vierkant tuintje, dat de zij- en achtervleugels omringden en waar, midden uit het bloembed, een fonteintje spoot. En, gelijk hij opnieuw naar de ingang terugkeerde hoorde hij, onder het booggewelf van de koetspoort, een militaire stap op de cementen vloertegels weergalmen. Het was de postbode; hij gaf de portier een lijvig pak correspondentie af.

- Iets voor burggraaf d'Hailly van Roosevelt? vroeg Gaëtan toesnellend.

De bode was reeds heen, de portier, een kleine grijze met een gegalonneerde blauwe pet, schoof de brieven door elkaar, het oog gevestigd op de adressen.

- Neen mijnheer, sprak hij eindelijk, op een toon van kalme onverschilligheid.

[pagina 423]
[p. 423]

Gaëtan sidderde, schier ongelovig.

- Zijt ge 't wel zeker? hebt ge nauwkeurig gekeken? drong hij met een verkroppende stem aan.

- Heel zeker, mijnheer, antwoordde de bediende vastberaden. - Doch om u te dienen wil ik nog wel eens zien.

En, de brieven langzaam door elkander schuivend, herlas hij opnieuw de adressen, terzelfder tijd met Gaëtan, die over zijn schouder keek.

- Ziet ge wel dat ik mij niet vergiste, mijnheer de burggraaf, sprak hij, glimlachend tot Gaëtan omgekeerd.

Deze, doodsbleek, was zonder een woord verdwenen. Een schielijke stilling, uit het overweldigende zelf van zijn lijden gesproten, was in hem ontstaan. Hij had alle hoop verloren, nooit zou zij antwoorden, alles was volbracht.

Kalm alsdan schreef hij zichzelf zijn toekomstige gedragslijn voor.

Hij zou tot de volgende morgen in het hotel verblijven. Als er dan nog, zoals hij het verwachtte, geen antwoord gekomen was, zou hij haar een laatste brief schrijven en terzelfder tijd ook een aan zijn schoonvader, mijnheer de Papeleu. En daarna zou hij vertrekken, reizen, vluchten om het even waarheen, haar zijn adres achterlatend. Wat er naderhand zou gebeuren dorst hij zelfs niet veronderstellen...

Hij bracht de ganse morgen in diezelfde, om zo te zeggen rustgevende bedaardheid door. Om één uur at hij zelfs met smaak en hij gebruikte juist de koffie aan een tafeltje op de koer, toen de portier hem eensklaps een brief kwam aanbrengen.

Hij werd verschrikkelijk bleek, hij las het adres, het was wel haar geschrift.

Zodra de bediende verdwenen was scheurde hij de omslag. Een schemering vibreerde voor zijn ogen, hij opende bevend het blad papier, dat, ontplooid, hem eerst gans wit voorkwam, zonder een geschreven woord erop. Zijn ogen sloten zich hij voelde dat hij ging in onmacht vallen. Maar, door een uiterste krachtsinspanning zijn ontsteltenis beheersend, raapte hij de op het tafeltje gevallen brief weer op en keek nog eens. Toen las hij dit enkel in het midden geschreven woord:

[pagina 424]
[p. 424]

- Revenez.

Hij wipte van zijn zitplaats op, liep buiten, sprong in een van de steeds wachtende rijtuigen, die voor het hotel stonden, wierp de koetsier het adres toe en beval hem te rijden als de wind.

Om vier uur was hij op het kasteel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken