Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.46 MB)

Scans (429.77 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (2.40 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 438]
[p. 438]

XIX

Zij werden zij aan zij begraven, omhoog dáár, in het kerkhof op het woudachtig heuveltje, aan de voet waarvan het nederig kerkje staat. De notaris had er, op verzoek van Gaëtan, te eeuwigen dage een plekje grond gekocht en daar rustten zij, onbekend, vergeten, voor altijd, onder een eenvoudig granieten kruis, dat noch naam, noch datum droeg...

De opschudding in 't dorp was gauw gestild geweest. Men had de ontroering van burggraaf Gaëtan aan een schielijke ongesteldheid toegeschreven en, indien er soms hier en daar nog wel zonderlinge dingen dienaangaande gefluisterd werden, men dorst die toch niet luid voortvertellen, uit vrees en eerbied voor de in de zaak betrokken personen.

Eenieder, overigens, had nu medelijd met de burggraaf. Men aarzelde de schitterende jongeling van vroeger te herkennen in die bleke, geraamtemagere man met grijzende haren die, soms gebogen als een oude man, met onzekere stap, in de lanen en de bossen van het kasteel van Wangeren ronddwaalde.

Helaas! hij boette zijn verleden af! Hij leed zo gruwelijk dat, voor hem, de dood de grootste van de verlossingen zou geweest zijn.

Olga had de treurige gebeurtenis vernomen en sinds die dag had zij voor hem een gemengd gevoel van schrik en afkeer, dat zij vruchteloos poogde te overwinnen. De lijken van die twee schuldeloze slachtoffers lagen bestendig tussen haar en hem, dáár, op de bodem van die afschuwelijke, steeds verdiepende, zedelijke afgrond, die hen van elkander scheidde. Overigens, hij poogde zelfs niet meer zich met haar te verzoenen. Hij vermeed haar instinctmatig, hij vreesde haar ontmoeting, hij bracht zijn dagen door in een staat van prostratie, van lichaams- en geestesverstomping waaruit hij slechts

[pagina 439]
[p. 439]

geraakte om in schrikkelijke aanvallen van lijden en vertwijfeling te dompelen.

's Nachts stond hij op, door zijn wroeging gefolterd. Hij verliet het kasteel en het park; hij dwaalde door de wouden heen, naar het klein, nederig kerkje, aan de voet van het heuveltje. In de stilte van de nacht klom hij het kerkhof op, ging rechts, bleef, te midden van de grafzerken, vóór een stenen kruis stilstaan.

Dáár was het... Zijn handen krompen ineen, doffe zuchten stegen uit zijn boezem, hete tranen rolden over zijn wangen. Hij zonk op zijn knieën, hij boog ter aarde neder, het hoofd in het zand. Hij kuste het bedauwde gras; hij snikte op die koude grafstede, waar zijn rampzalige slachtoffers lagen. Toen stond hij met gebroken hart weer op; en dwaalde daar alleen, tussen de doden. De wouden omheen waren stilzwijgend en verborgen het nabijgelegen dorpje; de novembernacht tintelde van miljoenen en miljoenen glinsterende sterren; de wrange geuren van het hout bezwangerden de lucht; hij dwaalde, hij weende. Hij hield bij andere graven stil; bij het praalgraf van zijn familie; bij dat van de familie de Papeleu; bij kleinere, nederige graven. Maar steeds, door een onweerstaanbare macht aangetrokken, kwam hij vóór dit enig, koude stenen kruis terug; dit harde, ruige kruis, dat hij met zijn armen omstrengelde; waar hij zijn gloeiende, betraande wangen tegendrukte; aan de scherpe kanten waarvan hij zich soms, in zijn onstuimige bewegingen, de handen kwetste.

Eindelijk vertrok hij. Hij doolde als een landloper, als een maraudeur in de zwarte bossen, door de holle wegen, langsheen de oevers van de stille rivier, tot aan de akelige plek waar zij zich met het kleintje verdronken had. Soms sprong een haas, een wild konijntje vóór zijn voeten uit; soms het een nachtuil zijn eentonige, klagende schreeuw horen. Hij, onbewust, ongevoelig, in zijn sombere neerslachtigheid verzonken, zwerfde steeds blindelings voort, zonder te weten waarheen. Hij verloor zijn weg in de wouden; hij herkende, in de heimvolle duisternis van de nacht, die oorden en wegen niet meer, die hem overdag zo gemeenzaam waren. Hij geraakte eindelijk aan het kasteel terug, sloop als een misdadiger op zijn kamer en viel er gans gekleed te bed, uitgeput van lijden en vermoeienis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken