Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.46 MB)

Scans (429.77 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (2.40 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 758]
[p. 758]

IV

De Fonckes hielden niet van Moeykens. Zij voelden tegen hem de instinctmatige antipathie van de vlijtigen en spaarzamen tegen de luiaards en verkwisters. Zeer sterk tegen de wil van allen was hij, lang geleden, met hun zuster Eulalie getrouwd, en gedurende menigvuldige jaren hadden zij haar niet meer willen zien. Toen die vijandschap eindelijk begon te verminderen was Eulalie gestorven, een zoontje achterlatend, waarover eerst de oude Foncke, en, na diens overlijden, Pier-Cies van rechtswege als toeziende voogd werd aangesteld. Op die manier was men er nog in geslaagd, het grootste gedeelte van het vermogen van het kind te redden, dat anders, zonder twijfel, door de luie, aan de drank verslaafde vader, zou verspild geworden zijn. Eveneens was na de dood van vader Foncke, het de kleinzoon toekomend erfdeel onder wettelijke waarborg, in handen van de drie broeders gebleven, en alleen de interesten van 't kapitaal werden, voor onderhoud en opvoeding van het kind, aan Moeykens uitgekeerd.

Het spreekt vanzelf dat deze hoogst geërgerd was geweest door zulke handelwijze. Lang en hevig had hij op straat en in de herbergen tegen de broeders Foncke uitgevaren, hen gewoon beschuldigend van diefstal, hen woest bedreigend met rechterlijke vervolgingen. Zijn zoon had hij alle omgang met zijn ooms verboden, en eens, op een toevallige ontmoeting met Domien, die er op los was om te drinken, was het er zó scherp en driftig toegegaan, dat men de beide schoonbroeders had moeten scheiden om ze te beletten handgemeen te worden.

Het was dan ook niet onder de indruk van een grote smart dat Pier-Cies de jongen naar het landelijk herbergje vergezelde. Maar toen hij, door het krioelend gedrang van de her-

[pagina 759]
[p. 759]

bergzaal heen, in het akelig somber kamertje kwam, waar zijn onherkenbaar geworden schoonbroeder op sterven lag, nam zijn meewarig hart de bovenhand over zijn vijandschap, en rolden echte droefheidstranen uit zijn ogen.

Pol, de zoon van de zieltogende, een dikke, blonde zestienjarige knaap, met grote uitpuilende blauwe ogen en vlezige lippen, was daar ook, huilend, met gewrongen handen naast de dokter over 't bed gebogen, en evenals in de gelagzaal was het er een nare drukte van nieuwsgierigen, die, reikhalzend, met uitgezette ogen, naar de stervende stonden te kijken, terwijl, door de openstaande binnendeur, met het geluid van de gesprekken en 't glazengerinkel, een benauwende lucht van drank en tabak in het slaapvertrek drong.

Bevend was Pier-Cies op de voorgrond getreden, en, onder het paarskatoenen bedgordijn, zag hij Moeykens in het lage ledikant op de rug gestrekt liggen: het opgezwollen gezicht bijna zo blauw als zijn half opengescheurde veekoperskiel, de krampachtig gesloten vuisten, paars en dik als twee donkere keien, in stramme spanning boven de deken. Zijn verdraaide ogen, waarvan haast niets meer dan het wit te zien was, stonden vervaarlijk strak en dood, als die van een blinde, en, met zijn reutelende adem, die sissend door zijn op elkaar geschroefde tanden brak, kwam telkens als een gebrabbel van blaasjes te voorschijn, die, openbarstend, de onderlip met een wit randje kleverig slijm omzoomden.

De jonge dokter, dezelfde die Jan verpleegd had tijdens de ramp op de hoeve, scheen het met zijn patiënt erg druk te hebben. Hij spande zich vruchteloos in om tussen de, als het ware op elkaar geklonken tanden van Moeykens, een opening te krijgen. Het zweet parelde in dikke druppels op zijn voorhoofd, en blijkbaar werd hij ook zeer sterk gehinderd in zijn taak door het voortdurend toenemend gedrang van de nieuwsgierigen, die hem niet enkel in de weg stonden zonder hulp te bieden, maar daarbij nog het schaarse licht van 't vensterraampje onderschepten.

Dat was dan ook de oorzaak waarom hij zich plotseling, grof beledigend, tot de menigte omkeerde. Bleek van toorn, de lippen trillend en de ogen fonkelend, zond hij, met overdreven ruwheid, het ganse gezelschap de deur uit. Zelfs de goe-

[pagina 760]
[p. 760]

dige Pier-Cies, die nog even bedeesd wilde te kennen geven wie hij was, werd onmeedogend met de teleurgestelde, mopperende kudde weggestuurd. De deur werd achter hem ruw dichtgeflapt, en alleen de zoon van de kranke en een assistent van de dokter, bleven in het kamertje.

Moeykens stierf vroeg in de volgende morgen, zonder een ogenblik weer te zijn bijgekomen. Zijn lijk, in de herberg gekist, werd op een wagen naar huis gevoerd, en twee dagen later, op een ijskoude, mistige novembermorgen, ter aarde besteld.

De drie broeders Foncke woonden de begrafenis bij. Zeer deftig vergezelden zij met Pol en enkele verdere familieleden de lijkstoet ter kerke. En toen de plechtigheid afgelopen was, en men een borreltje gedronken had in de herberg naast het kerkhof, begaven zij zich ook gezamenlijk met de anderen naar het gemeentehuis, waar, onder het voorzitterschap van de kantonrechter, een familieraad zou gehouden worden.

Daar de afgestorvene hoegenaamd geen vermogen achterliet, geraakte men terstond tot overeenkomst. De notaris te Lovergem, meneer Lauwereynssens, zou, ten voordele van Pol, het huisraad van de overledene in openbare veiling aanbieden, en de jongeling zou zijn intrek nemen bij zijn voogd en ooms, de broeders Foncke. Toen dit aldus ter bevrediging van eenieder besloten was, verlieten de verwanten de gerechtszaal, en, nadat ze beneden, in de herberg, nog een paar borreltjes gedronken hadden, keerden zij terug naar 't sterfhuis, waar de familie- en burenmaaltijd plaats zou hebben.

Twee dagen later, in de schemering, kwam Pol, met een karretje waarop zijn koffer stond, op de hoeve van de drie oude jonkmans aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken