Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.46 MB)

Scans (429.77 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (2.40 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 790]
[p. 790]

III

Wat een schielijke verandering! wat een omwenteling!... De ouderwetse hoeve van baas Baetens, destijds zó kalm, zó doods, dat men soms zou getwijfeld hebben of er nog mensen op leefden, was, als bij toverslag, in een nest van woelende bedrijvigheid herschapen. Van 's morgens tot 's avonds, was het er een heen en weer lopen van het woonhuis naar de stallen, een onophoudend wisselen van kreten en bevelen, een plotseling opgalmen van gezang en gelach, een dreunend gescharrel met wagens, en ploegen, en paarden die hinnikend, onder salvo's van zweepgeklap, naar de akker stoven. Zij waren met hun tienen: vader, moeder, drie zonen en vijf dochters. Een zoon de oudste, dan twee dochters, dan weer een zoon, dan drie op elkaar volgende dochters, dan 't jongste zoontje. Vader en moeder nog in volle werk- en levenskracht, en allen samen één kloeke, gezonde bende harde werkers, een genot om aan te zien. Boer Meganck mocht arm of rijk zijn [wat voorlopig onopgeklaard bleef], met zó'n schaar helpers aan zijn zijde, als ze maar ietwat deugen wilden, kon hij niet anders dan er tenslotte goed doorkomen.

En deugen schenen ze wél te willen. Men had maar even Rik, de oudste zoon, met ploeg en paarden op het land te zien werken, om daarvan overtuigd te zijn; men had maar even de twee oudste meisjes, blozend van inspanning, met hun boordevolle emmers witschuimende melk uit de donkere stallen te zien komen, om zich verrukt te voelen bij het waarnemen van een zo milde uiting van gezondheid en zijn-krachten-willen-geven.

En, evenals elk met sterke levenskracht bezield iets, om zich heen zijn invloed en bekoring doet gevoelen, zo ook oefende de levensbeweging van de talrijke, kloekmoedige familie van de nieuwe boer, op het triestig gezin van de drie oude jonk-

[pagina 791]
[p. 791]

mans, haar mededelende aantrekkingskracht uit. Het eenzaam oord had zijn rustige verlatenheid verloren, iets trilde er nu, iets nieuws was er in wording. Vooral Jan, de meest vatbare voor indrukken van buiten, voelde zich door die verandering aangelokt en meegesleept, in een wondere menging van genoegen en spijt. Zijn aandacht was voortdurend in beslag genomen door de beweging op de grote hoeve, waar hij zo menigvuldige jaren zonder belangstelling naast had gewoond, zijn geest was ermee bekommerd, als voelde hij nu het leven van die mensen aan 't zijne verbonden, en bekwaam er een gewichtige invloed op uit te oefenen.

In zijn schaarse lege uren ging hij door de velden slenteren, de blik tersluiks gevestigd op de grauwe, spitse strodaken van 't Schoonhof, nu en dan halfverborgen achter elzestruiken stilhoudend, om peinzend te staren op de nieuw beploegde en bezaaide akkers, die heerlijke akkers van vruchtbaarheid, jarenlang onproduktief door lamheid en zorgeloosheid, thans hernieuwd, herlevend, als wakker geschud uit hun doodsslaap, zwanger reeds van het zwellende sap van de komende oogsten. Wat was het alles flink bewerkt! Wat was het jong, en mooi, en fris, en krachtig! Wat een verschil tussen een kerel als die Rik Meganck en een walglijke, vunzige luiaard, zoals zij er een aan huis hadden! Hij kon niet anders dan zoveel vlijt en handigheid bewonderen, hij voelde de lust, haast de behoefte in zich opkomen, dat knap gezin zijn sympathie en zijn bewondering uit te drukken.

En toch, telkenmale als hij een van hen ontmoette, was het hem onmogelijk iets meer dan gewoon koel beleefd met hen te zijn. Inzonderheid de meisjes boezemden hem een soort angst en schuwheid in, die hij vruchteloos poogde te overwinnen. Niets liever deed hij, dan hen, onopgemerkt, van ver te bespieden, terwijl zij, lachend en zingend, met hun zwaargevulde emmers heen en weer liepen; niets maakte hem zo schuw-bedeesd dan de gedachte, even maar enkele woorden met hen te spreken. Vooral met Rosa, de oudste dochter, die nochtans werkelijk avances scheen te maken om zijn sympathie te winnen, voelde hij zich niet op zijn gemak. Hij durfde haar haast niet aan te kijken, als hij haar toevallig ontmoette; hij ademde eerst weer in vrijheid toen zij weg

[pagina 792]
[p. 792]

was. En onder al die stroeve schuwheid was er toch in hem een heimelijk dringend verlangen met haar nadere kennis te maken, zó dringend, zó kwellend soms, dat hij zich op de lippen beet van spijt, als hij zo onbehendig met haar omging, en telkens weer het vast besluit nam, een volgende keer vrijer en onbevangener te zullen zijn. Maar als de kans zich dan weer voordeed, was hij net zo bedeesd als vroeger, zó vreemd ontzet in haar tegenwoordigheid, dat het was of zij een soort hypnotisme op hem uitoefende. Eens, toen ze van de markt kwam, had hij haar gekruist op een smal, eenzaam: paadje, tussen de velden, en, onder het eenvoudig wisselen van een groet, had hij zich zo rood voelen worden, dat hij niet meer wist waar te kijken.

En iets van dit gevoel van angstige beklemdheid ging dan ook tot de andere leden van het grote gezin over. Ondanks al hun voorkomendheid, ondanks al hun herhaalde pogingen om vriendschappelijke betrekkingen met hem en zijn broeders aan te knopen, ondanks zijn eigen sympathie en gaarne met hen meeleven, onderging hij voortdurend in hun tegenwoordigheid een onbegrijpelijk gevoel van drukking, een wonder, onverklaarbaar mengsel van smart en wantrouwen, of er, in 't intiemste van zijn wezen, gestadig iets op de hoede was, dat hem sterk tegen hun invloed waarschuwde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken