Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.46 MB)

Scans (429.77 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (2.40 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 859]
[p. 859]

XVIII

En van die stonde af begon dat uitgelaten leven, dat werd als een maalstroom die hem naar de afgrond sleepte.

Reeds van de volgende morgen, zonder aan iemand te zeggen wat hij van plan was te doen, trok hij zijn zondagskleren aan, nam al mee wat hij had aan zakgeld, en vertrok. En eerst na verloop van drie dagen kwam hij terug op de hoeve, half dronken nog, met verbruut gezicht, afgemat en uitgehongerd. Hij verzadigde zijn lompe, overdadige honger, ging sprakeloos te bed en verscheen de volgende morgen met somber-afgetrokken gelaat aan 't ontbijt, voorkomend de eventuele ondervragingen of verwijten door een zó onheilspellend uitdagende houding, dat niemand het waagde er een woord van te reppen. Dan ging hij slenteren in 't veld, doelloos, zonder plan noch gereedschap tot werken, kwam na een drietal uren weer op de hoeve, at nogmaals overdadig en vertrok opnieuw, zonder een woord explicatie, in de richting van het dorp.

En dit werd nu zijn gewone leven. Van de zeven dagen van de week bracht hij er geregeld drie of vier buiten huis door, in drank- en braspartijen, met daartussen soms plotselinge buien noeste vlijt: dagen van twaalf en veertien uren, hardnekkig, ononderbroken zwoegen, waarop hij meer verrichtte dan anderen in een hele week. En dan weer de walg voor het werk, 't gereedschap vloekend weggegooid en vloekend 't hoevetje verlaten, in een zó sidderende uitspatting van woede, dat hij, op gevaar af een ongeluk te doen, eensklaps wegvluchten moest.

Het was in 't dorp, in de slecht befaamde herbergjes van de Zijstraat, dat hij verzachting voor zijn smart ging zoeken. Zolang het klare dag was, en zolang hij nuchter bleef, weerhield hem een gevoel van walg en schaamte, belette hem zijn

[pagina 860]
[p. 860]

traditionele afkeer van eerlijke boer zich met dat akelig gepeupel te mengen; maar eens als de alcohol, die hij nu in ruime hoeveelheid gebruikte, zijn konen kleurde en in zijn starre ogen vlamde, toen kon hem niets meer schelen, en vastberaden stapte hij door, naar de beruchte kroegen.

Hij was er reeds goed bekend, men wist er reeds van huis tot huis dat zijn komst er telkens het signaal was van eindeloze traktaties en brasserijen. Zodra hij verscheen kwamen de boeven, als uit de grond gerezen, hem omringen, hem vleien, zich met hem over het onrecht, dat hem in zijn eigen huis werd aangedaan, ergeren en verontwaardigen. Men kende er nu wel de oorzaak van zijn lijden, en 't was er een afgeven op de jonggehuwden, een uiting van solidaire samenspanning met hem tegen de twee schandelijke indringers, een systematisch opruien van toorn en wraaklust, waarbij Jan, in de roes van de dronkenschap, soms zijn verstand voelde op hol gaan. Toen werd hij eensklaps als razend, toen sloeg hij met zijn vuisten op de tafels dat de glazen ervan dansten; en vloekend, en schreeuwend, met vlammende ogen, ontlastte hij zich in hun midden van al zijn opgekropte wee. Het was de vooraf gekende en onophoudelijk opnieuw vertelde geschiedenis; explicaties en nog explicaties, zonder einde, gevolgd van razende uitroepingen en vragen: ‘Ik vraag u, nondedzju! is het geen schande dat ik mijn leven lang gezwoegd zou hebben om die twee laffe, smerige luiaards rijk te maken? Ik vraag u, is het geen schande dat zij zouden de baas komen spelen in mijn eigen huis? Ik vraag u, is het geen schande dat ik dag en nacht onder mijn ogen hun walgelijke, smerige streken moet zien en horen?’ En telkens antwoordden de boeven met schetterende kreten van verontwaardiging, bekrachtigd door dreunende vuistslagen en afschuwelijke vloeken, terwijl de ‘reiskes’ pinten en druppels onverpoosd op elkaar volgden, van lieverlede, in de stijgende dronkenschap, tot een onnoemelijke orgie ontaardend.

Dan kende Jan geen palen meer. Het laatste gevoel van schaamte verdween, en, gevolgd van zijn boeven, ondernam hij in de Zijstraat tochten, welke dagen en nachten duurden. Hij verloor het bewustzijn van tijd en plaats, hij struikelde met de bende van de ene kroeg naar de andere, ze beurte-

[pagina 861]
[p. 861]

lings alle bezoekend.

Van de Gelapte Sjako viel hij in de Goeiende Koteraar, bij Klakke Maerschalck, wiens vrouw, een dikke blonde, met vurige wangen, voor een ‘reiske’ pinten of druppels, alles toeliet wat men maar wilde, ook onder het beschermend oog van haar man, die, gewoonlijk dronken, zich hield of hij doofstom en blind was. Van daar tot aan het Zwaluwnestje, waar er drie jonge meiden waren die ‘in 't ambacht’ kwamen, was 't maar een loopje. Van de ene kroeg hoorde men 't lawaai en 't gezang in de andere. Een paar stappen verder was de Melkerij, gehouden door een nog fleurige weduwe met zeven ‘struise’ dochters; en zó onverwacht bloeiend werd nu, sinds de meer en meer vermenigvuldigde bezoeken van Jan, het herbergiersbedrijf in de Zijstraat, dat een vijfde kroeg in aller ijl zijn inrichting klaarmaakte: namelijk de Pantalon Blanc, waar een meid, die vier kinderen had, met haar pas uit de gevangenis gekomen minnaar, in vrije verhouding zou gaan samenwonen. De reeds zo slecht befaamde buurt was, voor de rustige bewoners van het dorp, een oord van vloek en hel geworden. Klachten werden onophoudelijk bij de bevoegde overheid ingediend en de politie waakte. Een zondag, in de hoogmis, had de pastoor erover gepredikt, met gloeiende verontwaardiging en weinig bedekte zinspelingen op Jans verachtelijk gedrag.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken