Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 278]
[p. 278]

XLIII

Drie weken lang lag Smul tussen leven en dood. Zijn beide benen waren gebroken en hij had ernstige, inwendige kneuzingen. Toen begon hij langzamerhand te herstellen. Hij mocht weldra gewoon eten en drinken en vóór het einde van de tweede maand kwam hij op en zat bij de haard, in dezelfde leunstoel waar Alfons destijds zoveel droeve maanden had gesleten.

Eerst toen hij weer begon te lopen werd het duidelijk hoe zwaar gehavend hij was geweest. Zijn linkerbeen, niet bijzonder handig door de dorpsdokter weer in elkaar gezet, stond kromgegroeid gelijk een boog, en was wel drie vingers korter dan het andere. Hij hinkte.

Somber zat hij in de donkere schoorsteenhoek bij 't vuur en sprak ganse dagen lang slechts de allernodigste woorden. Feitelijk sprak hij alleen om te bevelen. Hij zei bars de knecht zijn dagelijks werk; bestelde kort en ruw aan Rozeke en Meleken wat hij eten wou of drinken. Hij at en dronk veel; en wanneer hij niet at of dronk, zat hij zwijgend te pruimen of te roken. Van 't ongeluk; van wat hij die middag gedaan had, van waar hij geweest was, geen woord. Rozeke wist enkel, door mensen uit het dorp, dat hij woest, als een gek, door de straten had gereden, dat hij in vele herbergen geweest was, dat hij herhaaldelijk zijn paard geslagen en mishandeld had.

Het kon haar ook niet schelen. Hij bestond niet meer voor haar. Zij leefde buiten hem om, voor haar kinderen en zijn gebrekkig lichaam maakte haar nu sterker tegenover hem. Hij zou haar, ook al durfde hij nog, niet zo gemakkelijk meer kunnen mishandelen als vroeger. Zij kon voor hem vluchten; hem ontsnappen. Dat was haar als een zachte wraak in al haar ongeluk; en telkens als hij weer opbruiste en op

[pagina 279]
[p. 279]

haar schold en vloekte, keek zij hem met stil misprijzen aan en dacht: - Raas maar, vloek maar, slaan kunt ge mij niet meer; ik ben de vlugste en daardoor de sterkste nu. Zij had maar één vrees: dat hij nog verder zou genezen en weer in vlugheid van beweging háár de baas worden. Doch daar was weinig kans op. Alleen als vrouw, 's nachts, kon zij hem niet ontsnappen; zij móést wel bij hem blijven dan en dat was haar een onuitsprekelijke gruwel. Dan was ze in zijn bezit en telkens was 't weer als een woeste aanranding en telkens dacht ze ook weer, met nijdig op elkaar geklemde tanden: - O, 'k wenste dat ge toch dood waart!

Maar 't werd een sleur en ook dát vlijmend gevoel van walg en opstand ging allengs in haar aan het verdoven, en de hoop op haar verlossing door zijn dood zong weldra nog slechts in haar zijn vage verre ritmen, als een illusie die zij wellicht nooit beleven zou.

Zij versufte, leefde machinaal en onverschillig. Toen weldra weer een kind moest komen, trok ze 't zich nauwelijks aan en leed er niet meer onder.

Het kwam ook heel gemakkelijk, haast zonder smart; het werd geboren midden op de dag, zonder hulp van dokter of baker, terwijl Smul even naar het veld gehinkt was. En zij liet hem ook voor de gebeurtenis niet terugroepen; hij hoorde 't eerst van Meleken, toen hij 's avonds weer naar huis kwam en keek het wichtje ook maar eventjes en onverschillig aan, zijn pijp nog in de mond, stinkend naar de jenever die hij in de herbergjes van het gehucht gedronken had.

En weer verliep de tijd in suffe eentonigheid, nu en dan afgewisseld door stormvlagen van uitbarstende haat en vijandschap: en 't jaar daarna moest weer een kind geboren worden.

Zij trok er haar schouders voor op. Of er nu nog twintig kwamen, 't kon haar niet meer schelen. Er rustte een vloek op haar; zij kon tegen het noodlot niet op. Haar wens dat hij zou sterven mocht maar niet vervuld worden; wie weet: het was misschien een goddelijke wraak over die boze wens, dat steeds meer kinderen op de wereld kwamen van de man die zij het meest op aarde haatte en verachtte. Maar 't kon haar ook niet meer schelen; zij had te veel geleden; te veel

[pagina 280]
[p. 280]

van haar teerste illusies waren voor altijd vernield; zij geloofde aan geen goede, troostende, zegenende godheid meer. Langzamerhand werd hij een geregelde, dagelijkse dronkaard. Halve dagen zat hij in de herbergjes van het gehucht en verwaarloosde zijn boerderij. Het ging alles achteruit. Zijzelf, vroeger zo keurig-net, werd van lieverlede slordig. De jonge barones, die, hoewel zelf diep gedrukt en ziekelijk, haar nu en dan nog kwam opzoeken, maakte er eens opmerkingen over. Maar zelfs voor haar trok Rozeke machteloos de schouders op: zij kon 't niet helpen, zij was overweldigd, zij had het te druk, het kon haar niet meer schelen.

- Ach, zó moogt gij tegen mij niet spreken, Rozeke, zei de barones op een toon van zo innige droefheid en verwijt, dat Rozeke eensklaps tot de tranen er door ontroerd werd.

- Pardon, mevreiwe, pardon, moar 'k ben toch zeu ongelukkig! schreide zij, in een plotselinge uitbarsting van al haar te lang opgekropt wee.

De barones poogde haar te troosten en bood haar aan te zorgen voor de opvoeding van haar beide oudste kinderen, die van Alfons. Rozeke, eerst wat onthutst, nam weldra dankbaar aan; en, voor een ogenblik weer dezelfde van vroeger, zoende zij met aanbiddende verering haar weldoensters handen. Toen kon de jonge barones ook niet langer zich beheersen: zij barstte, evenals Rozeke, in tranen los en beiden schreiden lang en overvloedig, rouwend over een geluk dat voor beiden zo wanhopig kort van duur was geweest, zo vol van een wee dat zij in geen woorden konden uitdrukken.

Smul werd even voor de vorm geraadpleegd; hij gaf nurks zijn toestemming en Hilairken werd uitbesteed bij de oude schoolmeester Cattoir, die eindelijk, dank zij de tussenkomst van de barones, een kleine pensioensverhoging had gekregen, terwijl Marietje bij de nonnetjes in 't klooster op kostschool werd gedaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken