Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 449]
[p. 449]

XXIV

Die winter kocht meneer Vitàl zich een flesje en een tubetje. Af en toe maakte hij het mengsel en keek dan de volgende ochtend naar het resultaat.

't Was telkens als een fijn, grijsachtig wolkje, dat daar op de bodem lag. Het leek niets, een snuifje, een donsje in een glaasje; en toch prikkelde 't hem zo, het maakte hem zo boos en zenuwachtig en hij schudde 't door elkaar en zag het dan helemaal troebel worden, met hier en daar een héél klein helderglanzend puntje als een doorschijnend balletje van goud. Het sarde en treiterde hem. Hij had het tubetje helemaal helder willen zien, zoals hij wist dat 't wezen moest, zoals het bij gezonde mensen was. Want,... hij probeerde 't ook op Eleken en zelfs op zijn kinderen om te vergelijken en zo zag hij juist 't verschil; en dat verschil alleen maakte hem reeds chagrijnig, was iets dat hij niet uit kon staan.

- Ha moar es da nou toch 't spreken weird, veur azeu 'n klein beetsen! ontsnapte 't Eleken eens, bijna ongeduldig, toen hij haar weer, met gefronst voorhoofd, het tubetje vertonen kwam.

- 'n Klein beetsen! 'n Klein beetsen! riep hij, bitsig. - Weet-e gij wel dat da klein beetsen eiwit es en dat de kracht van ne meins zijn lichaam doarmee wiggoat?

- Ha moar, Hiere Godheid, mee ièn ei te zuipen hè-je toch wel tien kiers zeu veel eiwit were of dat er doar in es, zei ze argeloos-naïef.

Hij keek haar aan met ogen of hij haar van verontwaardiging in de grond wou boren. Doch hij bedwong zich en haalde zijn schouders op.

- C'est ça, g' hèt gelijk, 'k zal morgen 'n ei zuipen, antwoordde hij op kwaadaardige spottoon.

[pagina 450]
[p. 450]

Naar een dokter wilde hij niet meer. In de jonge arts van het naburig dorp had hij geen vertrouwen en over dokter Van der Muijt was hij, sinds de verkiezing, niet goed meer te spreken. Het was wel geen openlijke vijandschap, maar hij groette sec als hij nu een van die heren ontmoette en met Taghon had hij andere herbergen uitgekozen om hun avonden door te brengen. Trouwens, hij ging niet veel meer uit; hij begon mensenschuw te worden. Hij was en bleef vaag misnoegd en chagrijnig over allen en alles, en de minste onaangenaamheid kon hem buitenmate hinderen en prikkelen.

't Was alles de schuld van zijn maag, die maar niet weer op streek wilde komen. Iedere ochtend nu, bij het ontwaken, na een woelige en dikwijls slapeloze nacht, stond hij loomvermoeid op, met dat naar gevoel in zijn keel of daar iets zat dat hij niet weg kon krijgen. Met gefronste wenkbrauwen ging hij naar de spiegel, zag zijn geelachtig bleek, opgezwollen gezicht met waterige zakken onder de ogen, stak zijn tong uit en schudde mistroostig het hoofd. Die tong wóú maar niet zuiver worden. Altijd dat droge, wit beslagene, altijd die akelige smaak, altijd die lust tot walgen en braken. Toen ging hij naar het tubetje, nam het voorzichtig op en telkens zag hij weer dat treiterend wolkje, dat bedenkelijk geelgrijs bodempje, nu eens wat meer, dan weer wat minder, maar telkens en telkens weer, onverjaagbaar. Het maakte hem droevig en ellendig voor de ganse dag.

't Gewoon ontbijt van andere mensen: brood, melk en koffie, een ei, een stukje kaas, boezemden hem een onoverkomelijke afkeer in; hij gruwde ervan, hij kon eigenlijk niets van solide voedsel gebruiken, zijn maag moest eerst geopend worden door iets prikkelends en vloeibaars: nu eens een glas champagne, dan weer cognac met spuitwater en weldra liefst een borrel, een groot glas sterke jenever en somtijds twee, tot hij weer zijn krachten voelde. Eerst daarna kon hij ontbijten. Maar dan kwam de digestie en die wou ook maar niet. Het bleef hem op de maag liggen, hij werd weer draaierig en misselijk, en opnieuw moest hij zijn toevlucht nemen tot de fles, om het te helpen verwerken. Dat duurde zo de ganse dag: zijn maag prikkelen, voedsel innemen, de spijzen

[pagina 451]
[p. 451]

verwerken. Het werd een chagrijnige obsessie, een zoeken en proberen van allerlei huismiddeltjes en meteen een halsstarrig toenemende afkeer van elke geneeskundige behandeling of hulp. Geen medicijnen, geen dieet, geen vasten meer! 't Was of hij zich instinctmatig de ernst van zijn toestand wel bewust was en gruwde bij 't vooruitzicht van al wat hij zou moeten doen en laten om nog te genezen. Hij wilde niet ziek zijn, geen ogenblik; hij wilde als een gezond mens leven, of niet leven!

De overige uren van de dag, als zijn maag hem een poosje met rust liet, bracht hij nu liefst binnenshuis door. Jagen deed hij niet meer, de auto stond met slappe banden in de remise en ook de kleinste wandeling vermoeide hem zo, dat hij maar liever op zijn kamer bleef. Ook het lezen ging niet goed meer; de letters schemerden en dansten vóór zijn zwakke ogen en zijn geest, bij 't minste ingespannen denken, begreep maar half en vaag meer de betekenis van de verwarde zinnen. Bij voorkeur zat hij nu te peuteren in geïllustreerde blaadjes, waarbij zijn ogen stil genoten van de lijnen en kleuren, terwijl van zijn hersenvermogen slechts een minimum van werking werd vereist. Het waren dikwijls ondeugende voorstellingen, waar hij dan met Eleken nog even om kon lachen; en als hoogste distractie had hij het kaart- of dominospel, waarvan hij uren lang genieten kon, in gezelschap van Taghon, van de oude schoolmeesteres en moeder Lie of vader Peutrus, die hem nu vaak om de beurt kwamen bezoeken. Zij speelden met de fles op tafel, onder het aanhoudend roken van pijpen en sigaren, terwijl Eleken zich met haar kinderen bezighield, en langzaam aan werd het een roes waarin hij zijn verveling en zijn narigheid vergat en zich voor een poos weer beter voelde. Dan was hij week-vertederd over Eleken en zijn kinderen en hij verlangde naar de avond om weer innig en alleen bij haar te zijn, als in een instinctmatig voorgevoel dat ook diè genieting hem weldra zou ontnomen worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken