Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 595]
[p. 595]

XXIX

Nu stond hem niets meer in de weg; nu kon hij leven precies zoals hij dat verlangde, en nu voelde hij zich eensklaps machteloos, geblaseerd en versleten als een oude man, die nergens meer van kan genieten...

Hij was nog geen veertig jaar oud en wanneer hij zich in een spiegel bekeek, zag hij een zeurig, ontevreden gezicht met reeds spikkelende haren en vroegtijdige rimpels. Wat kende hij anders van het grote, mooie, ruime leven dan zijn kleine, dagelijkse omgeving? Wat kende hij van de schone, krachtige, zielsverheffende liefde dan zijn treurig en vernederend geknoei met 't meisje van het herbergiertje? Hij voelde als een reuzenstroom van ongekende wereldpracht en grootsheid hem omzwaaien, maar meteen voelde hij zich te klein, te laf, te zwak, te min, om er zijn deel van te veroveren. De grote, rijke wereld, die hij overal om zich heen voelde, bleef als een onbereikbaar wonderoord voor hem gesloten; en hij zat daar grimmig en alleen, kniezerig en nijdig, vol denigrerende jaloersheid, die hij op iets noch iemand wist te wreken.

Hij wou het zichzelf niet bekennen hoe zeer hij thans zijn ouders miste, en hoe zij, niettegenstaande alles, de bestendige en onzichtbare steun van zijn leven waren geweest. Het schreide zijns ondanks diep in hem en hij zocht radeloos naar het verlorene, dat hij niet had weten te waarderen toen hij het bezat. Maar hij was veel te veel verwend geweest om in zichzelf de schuld van al zijn leed te zoeken; hij klaagde liever 't noodlot aan, dat hem zo onrechtvaardig had bedeeld. Hij probeerde zich van het verleden los te schudden en het ging niet. Hij wilde reizen, nieuwe indrukken opdoen, een ander mens worden. Maar alles buiten zijn klein bekrompen kringetje gaf hem al dadelijk aanstoot; alles leek hem vals,

[pagina 596]
[p. 596]

ruw en vijandig: het levenslang bedorven kind was totaal, als volwassen man, voor de grote samenleving ongeschikt.

Hij kwam terug na heel korte afwezigheid, bitterder gestemd, dieper ontmoedigd en teleurgesteld dan bij 't vertrekken. Alles wat hij had gezien en ondervonden boezemde hem de diepste afkeer in, en hij besloot nooit meer te reizen, nooit meer met mensen om te gaan die hij niet kende en zich als 't ware uit de wereld terug te trekken.

Dat besluit hield hij vol, eerst systematisch, met hardnekkignijdige vooringenomenheid, maar van lieverlede geraakte hij in de sleur en eindelijk was zijn dagelijks bestaan zo vast geregeld als de gang van een horloge, die in stage ritmus de momenten van de dag verdeelt. 't Was opstaan, ontbijten, pijprokend krantjes lezen, slenteren, naar Sidonie toe gaan, Een of twee borreltjes, doelloos daar zitten, nieuwtjes horen of vertellen, naar huis gaan om te lunchen, na de lunch gaan liggen; en dan weer roken, slenteren en naar Sidonie, tot 't etensuur. En na het eten nóg eens 't zelfde, tot het moment van slapen gaan.

Hij zat daar, in de Warande, met zijn lange pijp in de hoek van de schoorsteen, en wanneer er geen vreemde bezoekers waren, gaf hij zich ook geen de minste moeite om te praten. Hij had genoeg aan het gezicht van Sidonie, die met een of ander naaiwerk bij het venster zat, of zich met haar kinderen bezig hield. Ook voor die kinderen scheen hij al heel weinig te voelen. Af en toe bracht hij hun wel wat lekkers van huis mee, maar geen minzaam woordje of liefkozing begeleidde de gift; en zodra zij om hem heen wat stoeiden of lawaai maakten werd hij knorrig en deed dan ook dadelijk scherp en ruw zijn vaderlijk gezag gelden. Met hun opvoeding, hun kleding, hun manieren bemoeide hij zich verder in 't geheel niet. Zij zagen eruit als gewone hoerenkinderen, als gezonde, vieze zand- en modderbeestjes, die in de greppels en de plassen vóór de deur lagen te knoeien. Zij noemden hem ‘pa’, terwijl ze Sieske en zijn vrouw als vader en moeder bejegenden; en Sidonie heetten ze gewoonweg ‘onz’ Siednie' als gold het een oudere zuster. Soms vochten zij tegen elkaar, spuwden elkander in 't gezicht, kwamen ontoonbaar, luidschreiend het gelagkamertje binnengestormd. Dan werd ook

[pagina 597]
[p. 597]

Sidonie heel boos, zij sleurde hen bij de armen weg en de straf bestond in klappen om het oor en opsluiting in twee afzonderlijke, donkere hokken, waar zij dan een hele poos, grienend en kermend, met hun vuistjes en hun klompjes, tegen de deur stonden te bonken en te schoppen.

Sidonie zelf, in de volle, weelderige bloei der jaren, had reeds lang haar quasi damesachtige stadspakjes afgelegd en liep weer, als vroeger, in haar boerinnejakjes en haar korte rokjes. Zij begon zwaar te worden, met vollijvige buste en brede heupen, maar het gelaat had nog niets van zijn ietwat te rood-gezonde frisheid verloren, de tanden bleven gaaf en schitterwit, de haren zwart en prachtig golvend. Zo was zij ook oneindig veel mooier in harmonie met haar eigen type van schoonheid dan onder haar stijve stadsvermomming; en uren lang zat hij haar vanuit zijn hoek in de schoorsteen te beloeren, al haar bewegingen volgend, tot het eensklaps in hartstocht bij hem opgloeide en hij haar dringend, en bijna gebiedend, bij zich riep. Soms deed hij haar ook wel op het kasteel komen; doch daar, in 't herbergje, waar een vaag gevoel van gevaar hem omdreigde, was de prikkel veel scherper. Daar vlamde 't plotseling ontembaar op, hij deed de deuren voor en achter sluiten en eiste onmiddellijke bevrediging, in een wildheid van hartstocht, die hem telkens weer het onvergetelijk genot van de eerste kennismaking voelen deed.

 

Zo groeide hij vast, elke dag meer en meer, in dat energieloos, álles verdovend leven. Al de herinneringen van 't verleden: zijn jeugd, zijn ongelukkige liefde voor Elsa, 't verlies van beide ouders, zijn toenemend maatschappelijk verval, alles taande langzaam in hem weg en steeds dieper hechtte hij zich, niet alleen aan Sidonie, maar, onbewust, ook aan haar ganse omgeving. De geelgekalkte muurtjes van 't benauwde herbergje, de brede zwarte haard, de lage bruinge-rookte balkenzoldering, de kasthorloge in de hoek, die scheefgehinkt stond als een stokoud pruttelwijf, de kleine schenktafel en 't rekje aan de muur, met de schel gekleurde papieren horens in de glazen, 't was alles zo bekend, 't sprak alles al zo lang en zo intiem tot hem, dat hij, ook zonder Sidonie,

[pagina 598]
[p. 598]

wanneer deze toevallig voor boodschappen naar 't dorpje, of voor een beuzelwerkje op de akker was, weldra liever in het onaanzienlijk, vunzig herbergje dan in de mooie, rijke kamers van het prachtig Landjuweel bleef zitten. Dan praatte hij maar wat met Sieske en zijn vrouw, of met de schaarse bezoekers, die soms in het kroegje kwamen. Evenals de meeste eenzame zwijgers-van-aard, had hij af en toe onbedaarlijke praatbuien, en gelukkig was hij wanneer hij in die momenten aanhoorders, om 't even welke, mocht aantreffen. Dan kon hij vertellen van allerlei dingen die hij 's ochtends in zijn krantjes had gelezen, maar die hij voordroeg als gebeurtenissen, door hemzelf meegemaakt en ondervonden. Wonderbare reizen, oorlogen in verre landen, grote, nieuwe ontdekkingen, hij wist er alles van en wat hij niet wist verzon hij er maar bij, gevleid en prat op de ademloze aandacht van de naïeve onwetenden die naar hem luisterden, en die hij door zijn algemene kennis overbluffen kon. Niet zelden beriep hij zich daarbij op de grote wetenschappelijke knapheid van zijn vader, door wie hij zoveel had geleerd, beweerde hij, en iets van de verering die de overledene aldus toekwam voelde hij, in gestreelde ijdelheid, op zichzelf afstralen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken