Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 752]
[p. 752]

XXXII

En 't jeugdig Stansken van de koster werd de vaste huismeid, in plaats van de oude Aamlie...

Was het 't jeugdig Stansken maar alleen geweest! Maar nu leek het een voortdurende invasie, van de gehele kostersfamilie. 't Was of ze twee huizen bewoonden, een aan elke kant van de straat. Er werd zelfs niet meer gebeld, de deur van 't oude, deftig renteniershuis bleef meestal op een kier staan, om het gemak van de verbinding te bevorderen.

Nooit, geen enkel ogenblik van gans de dag, bleef Stansken alleen in haar keuken. Aldoor waren er een of meer zusjes of broertjes, om haar ‘te helpen’. En 's avonds kwam de koster er gewoon zijn pijpje roken, als in een herberg.

Het Ezelken was overrompeld. Zij voelde zich niet meer meester in haar eigen huis. Zij kon zelfs geen toezicht meer houden, alles gebeurde, om zo te zeggen, langs haar en over haar hoofd heen, het was alsof ze in een vreemd, razend druk huis, haar intrek had genomen.

Zij kon er niet meer tegenop. Zij had werkelijk ruzie moeten maken om ze van haar lijf en uit haar huis te krijgen. En dat kon, dat durfde ze niet. Uiterlijk waren zij allen ook nog steeds innemend-vriendelijk tegen haar. De koster en zijn vrouw begroetten haar elke morgen met een verrukte gelukslach, en de kinderen noemden haar ‘tante Constance’, wat haar zo innig vertederde. Jammer dat ze zo talrijk, zo overweldigend talrijk waren!

Het Ezelkens leven kreeg iets angstig-gejaagds. Sinds Aamlies vertrek gebruikte zij weer haar maaltijden in de huiskamer, waar zij zich nu ook meestal heel de dag ophield, en vandaaruit, als in een toch ietwat veiliger schuilplaats teruggetrokken, luisterde zij naar de geluiden en bespiedde zij de bewegingen in het vroeger zo rustige, thans zo hevig ge-

[pagina 753]
[p. 753]

stoorde huis. Zo zag zij op een morgen, door het brede raam, Hilairken, 's kosters oudste zoontje, naast het Puipken met een spade bezig in de moestuin. Wat was dat nu weer? Wie had de knaap daar ontboden? 't Ezelken keek met verbazing naar 't Puipken en vond dat de oude tuinman er woedend uitzag. Het Puipken was de laatste tijd ook al niet zeer tevreden, omdat juffer Constance hem, op aanraden van de koster, gezegd had, dat hij niet meer behoefde te komen slapen, aangezien er nu altijd mensen genoeg in huis waren. Zo had het Puipken zich voelen verdringen en nogal verbitterd bij juffer Constance daarover geklaagd. Wat zou hij nu wel zeggen? Of zou hij ten slotte misschien toch blij zijn, dat hij een hulp kreeg?

Die zelfde ochtend nog werd juffer Constances twijfel opgehelderd. Om tien uur, het uur dat hij anders in de tuin zijn glas bier kreeg, drukte 't Puipken met een flinke duw zijn spade in de grond, stopte zijn pijpje in zijn zak en kwam vastberaden naar het woonhuis toegestapt. Bij de achterdeur deed hij zijn klompen uit, schreed sprakeloos dwars door de keuken, waar Stansken met twee van haar zusters gezellig zat koffie te slurpen, kwam in de gang en knokte tegen de huiskamerdeur.

- Binnen, zei, gans ontsteld, het Ezelken, die hem wel zien komen had.

't Puipken opende de deur en stapte binnen.

Hij zag bleek, geelbleek, en zijn lippen bibberden, alsof hij wilde spreken en niet kon.

- Iefer Constance, begon hij eindelijk met inspanning, - doe 'k ik mijn wirk bij ou meschien nie goed?

- Ba joa g' Ivo; woarveuren vroagt-e gij mij datte? zei 't Ezelken verwonderd.

- Woarveuren krijg ik tons nen helper? Die jonge snotneuze van de koster? kaatste hij haar, even droog slikkend van verontwaardigde emotie, de vraag terug.

Het Ezelken wist een ogenblik niet wat te antwoorden. Eindelijk zei ze, schuchter, zich machteloos en ongelukkig voelend:

- 'k 'n Hè-je 'k ik hem niet doen komen, Ivo!

- Ha, wie hét er hem dan doen komen? Wie es 't er hier

[pagina 754]
[p. 754]

boas, gij of de koster? gilde 't Puipken, grijnzend van woede.

Het Ezelken kreeg tranen in haar ogen.

- 'k Zal e-kier informeren, Ivo - jongen; 'k zal de koster hier doen komen, poogde zij hem te sussen.

Maar 't Puipken was nog lang niet uitgepraat; en nu nam hij eens goed en flink de gelegenheid waar om uit te varen tegen de kostersfamilie, die daar alles in beslag nam en juffer Constance zelf, als ze niet oppaste, van armoede op de straat zou jagen. Toen week hij naar de deur terug, met de beslissende woorden:

- Ik of die snotneuze, iefer Constance, ien van de twië, ge meug kiezen.

- 'k Zal de koster loate roepen, zuchtte nog eens het Ezelken; en zij liet het Puipken gaan.

Nauwelijks had 't Puipken de deur van de huiskamer geopend of hij zag wegvluchtende rokken in de gang.

- Ha, die lege vodden, z' hên aan de deure stoan hurken! riep hij verwoed en luid genoeg dat 't Ezelken het horen kon.

Maar het ontdane Ezelken reflecteerde er zelfs niet op. Zij wachtte een poosje om zelf op haar verhaal te komen, en zond toen Stanske haar vader halen.

 

Hij kwam dadelijk, als altijd opgeruimd en glimlachend, verbazend jong van uiterlijk gebleven voor zijn jaren, met levendig blinkende ogen en licht-magere gestalte, waarvan alleen de schrale, ietwat kromme benen, enigszins stram begonnen te worden. 't Was hem wel aan te zien dat hij zich gans bewust voelde van zijn sterke invloed op het Ezelken, en reeds bij 't eerste woord dat zij over het zaakje uitte, waarvan hij alvast door zijn dochter op de hoogte was gesteld, antwoordde hij luchtig, met een hoofdschuddend lachje:

- O, da Puipken, dat zjaloes manneken! Kan 't hij nou euk al nie verdroagen, dat 'n kind zijne stiel liert!

't Ezelken voelde zich al overwonnen. Zij kón tegen die man niet op. Het kwam er niet op aan wat hij al zei of niet zei; dàt, wat telkens weer, alleen al door zijn verschijning, op de voorgrond trad en haar ontroerde en verlamde, was 't ver-

[pagina 755]
[p. 755]

leden: zijn huwelijksaanvraag en haar weigering, die grote en feitelijk enige gebeurtenis in haar leven, welke aan dat leven een gans andere richting had kunnen geven. Het was iets akeligs en toch opwindends; het was of hij met haar iets heel, héél griezeligs en toch ook diep verrukkelijks had willen ondernemen, iets waarover zij zich schaamde en tevens jubelde, iets dat niet nader uitgedrukt kon worden, omdat het zo ontroerend tegenstrijdig was. 't Was een fysieke aantrekkingskracht in een lichamelijke repulsie; door geen woorden kon ze haar gruwel uitdrukken voor zo'n schrale, magere man, die ieder jaar weer kinderen verwekte, terwijl juist die verwekkingskracht haar als een soort van ondeugd in hem aantrok en haar overweldigde, met nog en steeds dat onverjaagbaar gek gevoel of het allemaal háár en zijn eigen kinderen waren. Haar bleke, magere, verlepte wangen bleven vurig van emotie zolang hij met haar sprak, terwijl zijn tegenwoordigheid haar zó geneerde, dat zij maar alles toegaf en goedkeurde, om van zijn verleidende en gevreesde verschijning verlost te zijn.

Hij glimlachte en sprak, vol kalm zelfvertrouwen, en dadelijk had hij er iets op gevonden, dat alle bezwaren uit de weg zou ruimen:

- Wel, zei hij, - we zillen gemakkelijk overienkomen. Dat 't Puipken al den iene kant van den hof wirkt en Hilairken al den andere kant. Den hof es greut genoeg, ze 'n zillen mallekoar gien builen leupen.

Dat scheen 't Ezelken een lumineus idee. Zodra de koster weg was liet ze 't Puipken roepen en herhaalde hem 's kosters eigen woorden:

- Weet-e wat, Ivo, 'k hè d'er iets op gevonden: wirk gij al den iene kant van den hof en Hilaire aan den andere kant; den hof es greut genoeg, ge 'n zil mallekoar gien builen leupen.

Juffer Constance kon wel dadelijk merken, dat 't Puipken haar geestdrift over het gevonden middel geenszins deelde. Hij bleef zuur en nurks kijken en zei eerst geen woord.

- 'k Zal d'er ne kier op peizen, moar 'k vrieze dat 't nie 'n zal goan, antwoordde hij eindelijk.

- Ge zoedt toch ne kier keune proberen, Ivo, opperde

[pagina 756]
[p. 756]

't Ezelken verzoenend.

- We zille zien, zei 't Puipken kortaf. En hij ging.

De volgende ochtend kwam 't Puipken naar zijn werk niet.

De tweede dag ook niet.

De derde dag nóg niet.

Het Puipken gaf geen teken van leven meer. 't Was weer dezelfde geschiedenis als met Aamlie: de oude, grijnskoppige hond, die door de jonge hond niet wil verdrongen worden.

- O, dat 'n es 't spreken nie weird! schimplachte de koster.

- Loat dien eiwe ronker moar wig blijven. 'k Zal ik Hilaire wa helpen en ouën hof zal beter onderheiwen zijn as vroeger.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken