Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 804]
[p. 804]

III

Het rechterlijk onderzoek gaf niets. De Fniezes bleven woedend en hardnekkig loochenen, en Ivo, bang voor wraak, verzwakte in zijn bevestigingen. Hij wist het misschien wel niet zo absoluut zeker meer dat het de Fniezes waren die hem hadden aangerand. En er was ook nog iets anders, iets vreemds, iets wat Ivo haast zichzelf niet dorst bekennen: hij had, sinds het geld weg was, een wondervreemd gevoel van rust gekregen! Hoe dat kon, hoe dat kwam, begreep hij niet, maar 't wás zo. Hij had geen angst meer, geen gejaagdheid, geen onzekerheid; hij voelde, onbewust, de heerlijk stillende gewaarwording als van genezing na een zware ziekte.

Maar anders was het gesteld met Guustje. Die verbeet zijn woede in machteloze razernij. Want niet alleen had die het geld verloren, maar ook nog Mietje, met wie hij, het spreekt vanzelf, alle relaties afgebroken had.

Guustje kon zijn toorn en foltering niet verkroppen. Wat Ivo helemaal niet voelde: 't verkleinende, 't vernederende, 't spotwekkende van het geval, dat voelde hij met vlijmend scherpe bitterheid. Ook hem had het wellicht minder kunnen schelen, dat hun zoveel ontstolen was, hadden de mensen het maar niet geweten. Nu speet het hem gruwelijk, dat hij, 's ochtends na de nachtelijke aanranding, Leo en al die andere kinkels op zijn erf geroepen had. Wel pochte hij alom en luid dat de dieven lang nog niet de helft van hun vermogen hadden meegenomen, dat een andere pot met geld, veel groter dan de weggestolene, onder de houtmijt zat en nu in veilige belegging op de Staatsspaarbank berustte: hij voelde dat de mensen hem maar half geloofden, ja, dat z' hem zelfs in 't geheel niet geloofden, en dat maakte hem ziedend en rampzalig, dat deed hem rusteloos van 't erf weglopen, uren en uren, omringd van boerenkinkels die hij moest trak-

[pagina 805]
[p. 805]

teren, verslampampend in de kroegjes van 't gehucht, tot hij, dronken wordend, in een woedecrisis opstoof en naar 't dorp toe rende.

Daar liep hij armenzwaaiend door de straten, gillend, scheldend, dreigend; en in de Zijstraat, vóór het kroegje van de Fniezes, waar een soort magneetkracht hem steeds aantrok, verwekte hij telkens een opschudding, ondanks zijn dronkenschap nog sluw genoeg om de Fniezes geen kans te geven hem rechterlijk, wegens lasterlijke aantijgingen te vervolgen: schreeuwend dat hij zich niet de handen en 't gezicht had zwart gemaakt, dat hij geen moord gedreigd had met een mes, dat hij geen boterpot vol geld gestolen had. 't Gepeupel om hem heen grinnikte en lachte en juichte; en Guustje had wel eigenlijk de mooie rol, want de Fniezes, woedend in hun krot verscholen, waagden 't toch maar niet om tegen hem op straat te komen kijven. Dat was bijna een stille schuldbekentenis; 't gepeupel, vagelijk jaloers op de Fniezes, hitste Guustje aan, die steeds overmoediger en stouter werd, tot eindelijk, op een dag, de kroegdeur openvloog en Fniezes vrouw, tot het uiterste getergd, als een furie uitrukte en Guustje in 't gezicht spoog. Guustje spoog terug, Mietje kwam buiten gehold en spoog ook; zij spogen even allemaal, onder woest-opbulderend gelach; en toen vloog er plotseling een baksteen, - niemand wist waar hij vandaan kwam, - 't was of hij uit de lucht viel - vlak in Guustjes tronie, waardoor Guustje bloedend in het zand neerstortte.

- Sloebers! meurdenoars, dieven! brulde Guustje. Maar hij werd opgetild en in een herberg gedragen waar men hem vol zorg omringde, afwies en droogde en hem netjes bij de kachel zette om weer bij te komen. Die herberg was een kroegje van hetzelfde slag als dat van de Fniezes; en er stak uit: In de zwarte Pot, bij I. Persijn-van Puyvelde.

Guustje trakteerde mild zijn redders en helpers, die nu opeens vreemd-vrolijke gezichten hadden, ging in zijn zak om te betalen, stelde met verbazing vast, dat al zijn geld verdwenen was.

- Wie hét er nondedzju mijn geld gestolen? vloog hij briesend op.

- Wie...? Moet-e da vroagen! 't Wijf en de dochter, na-

[pagina 806]
[p. 806]

tuurlijk, binst da z'in ou gezichte spouwden! riepen zij allen, met minachtend gebaar naar 't kroegje van de Fniezes.

Guustje schreide, van machteloze woede en ergernis. Iedereen bedotte en bestal hem, iedereen hield hem voor de gek, en al zijn schreeuwen en schelden bracht hem geen stap verder.

- Nondedzju! kreunde hij. - Nondedzju! Nondedzju! terwijl zijn neus opnieuw begon te bloeden.

- Wacht, boas Van Heule, 'n wrijft er nie aan mee ou handen, 'k zal ik nog ne kier scheun ou gezicht afdreugen, zei een grote kerel met boeventronie. En hij overwreef zorgvuldig met een doek Guustjes wangen. Een ternauwernood gesmoord gelach ging in de herberg op.

Guustje stond overeind om te vertrekken.

- Bezinne, 'k zal ou morgen of overmorgen komen betoalen, zei hij, zich tot de dikke waardin omkerend.

- Joa, joa, heul goed, heul goed, boas Van Heule, antwoordde de vrouw, met purperrood gezicht en ogen waterig van ingehouden lachtranen. En plotseling barstte zij uit, haar puntig buikje op en neer schokkend tegen een presenteerblad vol glazen, die dansend in haar bibberende hand tegen elkaar rinkelden.

- Wa krijgt-e gulder! riep Guustje, wantrouwig rondkijkend naar de tronies om hem heen, die eensklaps allen bulderlachten.

Machinaal streek hij met de hand over zijn wang en keek naar zijn vingers. Zij waren roetzwart. Hij vloog naar 't spiegeltje van 't buffet, zag zich daar als een neger staan.

Een woest gedrang greep in het kroegje plaats en een tiental kerels brokkelden tegelijk met Guustje buiten. Een geweldig hoongejouw bulderde op.

Het hoofd gebukt, met allebei zijn mouwen overhaastig 't roet van zijn wangen afvegend, holde Guustje, als een gek, de Zijstraat uit. Maar 't was klaarlichte dag nog, de mensen zagen hem, zagen zijn zwart, bebloed gezicht, en, op het ogenblik dat hij voorbij het kroegje van de Fniezes rende, kwamen Mietje en haar moeder buiten op de drempel, schokkend van het schaterlachen, de vuisten op hun heupen, kraaiend van uitbundig leedvermaak.

[pagina 807]
[p. 807]

Hij zag ze, hij zag ze allebei, hij maakte een woest gebaar van wanhoopswoede; hij struikelde en viel haast over de baksteen, die hij 't ogenblik tevoren in 't gezicht gekregen had; hij draaide als een wervelwind de hoek van de Grote Dorpsstraat om, sprong daar binnen in een huis, het eerste 't beste waar de deur van open stond, smeekte om zeep en water, om zich te wassen...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken