Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 808]
[p. 808]

IV

't Was of dit avontuur van Guustje een heel ander mens gemaakt had. Hij werd eensklaps stil, bedaard, diep in zichzelf teruggetrokken. Nooit meer zag men hem in 't dorp, nooit meer spatte hij in liederlijke braspartijen uit. 's Zondags, of wanneer hij niet aan 't werk was, liep hij langzaam door de velden, het hoofd gebukt, de wenkbrauwen gefronst, strak ten gronde of vóór zich uitstarend, als in gewichtige raadsels verdiept.

- Guust studeert, zeiden de buren; - hij studeert hoe dat hij zijn geld zal were krijgen.

Zij zeiden het al schertsend, bij wijze van grap; maar 't was de waarheid; Guustje studeerde hoe hij zijn geld, of althans een deel daarvan, terug zou krijgen.

Had hij ooit enige twijfel kunnen koesteren, aangaande de vraag of de Fniezes werkelijk de dieven waren, een beslissende gebeurtenis was de laatste schim van deze onzekerheid komen verjagen.

De Fniezes waren verhuisd! Zij, vroeger armzalige vellenploters, duffe kroeghouders, hadden de viezige Zijstraat verlaten, om te gaan wonen, waar...? In het Gemeentehuis, de grootste en de schoonste herberg van het dorp, toevallig door sterfgeval te huur aangeboden, een herberg waar slechts deftige mensen kwamen, en waar de voorname dorpsheren iedere avond hun ‘stamenee’ gingen houden! Ja, er was over geraasd en gebabbeld en geschreeuwd; de mensen riepen dat 't een schande was; maar 't deed er allemaal niets toe: Fnieze bleef de hoogste bieder en hij betrok de oude, deftige herberg. Eerst werd voorspeld dat geen fatsoenlijk mens er nog de voet zou zetten; maar, na een zeer kortstondige aarzeling, zetten de deftige dorpsheren er wel degelijk weer de voet: meneer de griffier kwam er, meneer de ontvanger

[pagina 809]
[p. 809]

kwam er, meneer de notaris kwam er, zelfs meneer de kantonrechter kwam er, ja, de kantonrechter, die feitelijk de Fniezes in de gevangenis had dienen te stoppen; en al dadelijk voelden die heren zich daar helemaal op hun gemak; zij speelden er gezellig kaart en rookten er hun lange pijpen; en Mietje was één en al netheid en fatsoenlijkheid geworden: zij waren erover uit, over Mietje, zo net en degelijk en fatsoenlijk als ze was.

Met welk geld, zoniet met het gestolene, hadden de Fniezes zulks gedaan gekregen! Guustje was er nu zo zeker van als iets; en hij studeerde, studeerde, eenzaam met gebogen hoofd in 't veld rondslenterend, hoe hij zich wreken zou, hoe hij althans een deel van het gestolene terug zou krijgen.

En eensklaps, op een ochtend, was 't in Guustjes lang gefolterd brein als een lichtende openbaring. Zijn ogen fonkelden, het was in hem als een herleving; hij had het gevonden, gevónden: hoe was 't toch mogelijk, dat hij er zo lang en pijnlijk naar gezocht had! Opeens stond het plan in zijn geest vast: het had niet vroeger gekund en 't mocht niet langer uitgesteld worden; 't kwam juist op uur en tijd; 't was ontstaan, overwogen en meteen besloten: hij ging naar zijn zolder, scheerde zich zorgvuldig, trok zijn beste kleren aan, antwoordde nauwelijks op de verbaasde vragen van zijn broeder, liep met vlugge, opgewekte schreden naar het dorp toe.

Zonder vrees, zonder twijfel, zonder een ogenblik van wankelende aarzeling, vooruit verzekerd van de zegepraal, stapte hij vastberaden de stoeptreden van het Gemeentehuis op, en trad de deftige, grote herberg binnen.

- Dag Mrie!

Hij zei niet Mietje, zoals destijds; hij zei Mrie, ernstig, deftig, plechtig, als een solemnele inleiding tot het ontzettend solemnele, dat nu volgen zou.

Zij was heel alleen in de ruime, bruingerookte gelagkamer, zij stond glazen om te spoelen achter de schenktafel, netjes gekapt en gekleed, als een soort juffertje, haar bevallig beeld op de rug weerkaatst door de hoge, smalle spiegel van 't buffet.

Zij zag hem komen en haar ogen spalkten zich wijdopen van haast ongelovige verbazing. Zij beantwoordde zijn goeden-

[pagina 810]
[p. 810]

dag met een kort-schorre groet; zij hoorde hem vragen, met ernstig gezicht, terwijl hij, vlak tegenover haar, vóór de schenktafel kwam staan: - Mrie, zoe 'k ou ne kier keune spreken? en haar antwoord luidde machinaal als wist ze niet goed wàt ze zei:

- Ha, ba joa g' zeker, Guust.

- Woar? vroeg hij, steeds heel deftig en kalm.

Een soort van angst weifelde even in Mietjes heldere ogen.

- Hier, zei ze.

Dat scheen hem niet erg te bevallen. Hij vroeg, met droog-hikkende keel, of hij haar niet even alleen kon spreken, omdat 't geen hij te zeggen had zozeer gewichtig was.

Zijn eensklaps zichtbare emotie verscherpte Mietjes angstgevoel, wekte haar wantrouwen op.

- We zijn hier alliene, verzekerde ze.

Hij keek rechts en links om, of het wel waar was, en dan naar haar toe neigend over de schenktafel, zijn hand uitstrekkend om háár hand te vatten:

- Mrie, 'k ko... ko... 'k kom ou vroagen of da ge mee mij wilt treiwen! stotterde hij.

- O, gie nondedzju! barstte zij proestlachend uit.

- Joa joa moar, 'k mien 't, 't es serieus, heul serieus! riep hij, onder haar hoongelach verblekend.

Zij was van achter de schenktafel gekomen, zij ging, steeds schaterlachend, naar een deur toe, als om daar iets te halen, maar voor ze zover was, greep hij haar eensklaps bij de polsen vast, dwong haar tot zich, herhaalde nog eens, met bibberende lippen:

- Joa moar, 'k mien 't, zilde, 'k mient, 't 'n es nie om te lachen, 'k hê nòg al veel geld, zilde, 'k hê d'r nog veel mier of dat er mij gestolen es! En hij hunkerde, bevend, naar haar jawoord.

- Loat mij los, gij! riep ze, boos wordend; en poogde zich uit zijn omknelling te wringen.

Plotseling sprong hij op haar los, als een wild beest op een prooi. Hij prangde en zoende haar, hij snikte en vloekte, hij duwde haar plat tegen zijn lijf, en zij stortte schreeuwend met hem op de grond, luidkeels om hulp roepend. Een binnendeur vloog open!

[pagina 811]
[p. 811]

Als een vechtende hond, die van een andere hond wordt afgerukt, zo werd Guustje door twee forse knuisten bij de nek van de grond opgetild en vijf passen ver tegen de poot van het biljart neergesmakt. Daar trok Sies Fnieze hem opnieuw overeind, schudde hem als een riet, gaf hem een paar oorvegen en een paar schoppen, vroeg hem, met woedende stem, wat hij nog meer moest hebben.

- Mijn geld, nondedzju! Mijn geld en ou dochter! Ou dochter mee den helft van mijn geld! De reste meugt g' hêwen! brulde Guustje als waanzinnig.

Op zijn beurt barstte Sies Fnieze in een luide spotlach uit.

- Ha...! Zeu...! Komt-e gij om mee mijn dochter te treiwen? spotte hij, Guustje loslatend.

- Joajik! joajik! joajik! gilde 't zinneloos-opgewonden stotteraartje, tragisch-rampzalig en onnozel, plotseling in tranen losbrekend.

De vrouw kwam binnen, sloeg van ontstelde verbazing haar handen in elkaar, begon dadelijk vinnig op Guustje te schelden.

- Stt... stt... vreiwe, stille... stille, glimlachte Fnieze, die eensklaps gans bedaard geworden was. - Boas Van Heule 'n es nie heul wel; 't es 'n beetsen in zijn heufd geslegen. Schijnkt hem liever nen dreupel, da zal hem deugd doen.

- Hij es hij zot geworden, geleuf ik, zei bazin Fnieze, met een verachtende blik op 'n snikkend Guustje naar de schenktafel gaand. Mietje, vuurrood, met nog woedend fonkelende ogen, bracht haar verfrommelde kleren in orde.

De deur ging open en een van de deftige dorps-stameneeheren trad binnen.

- Dag, menier den ontvanger! riepen overbeleefd, alle drie de Fniezes, en Sies ging vóór het huilend Guustje staan, opdat meneer de ontvanger hem niet zou zien.

- 'n Dreupelke, Mietsjen, bestelde meneer de ontvanger, vriendelijk lachogend naar 't meisje, dat zich intussen weer naar de schenktafel gespoed had.

Toe, Guust, jongen, toe, zij nou ne kier verstandig, schiedt er uit mee schriemen, wa zoên de meinschen wel peizen, da ze 't moesten zien! fluisterde Sies Fnieze dringend aan het oor van het rampzalig op een stoel ineengezakte Guustje.

[pagina 812]
[p. 812]

Maar meneer de ontvanger zag het toch.

- Schilt er wat dan? vroeg hij, zijn vuurrood gezicht met nieuwsgierige ogen naar Guustje toewendend.

- Azeu zot van de tanpijne! haastte Fnieze zich te roepen.

- Die meins zit hier kompleet te schriemen van de wrieë pijne! Toe, Serlóde, brijngt hem nóg moar nen dreupel.

Bazin Fnieze kwam werkelijk met een borrel naar Guustje toe en Guustje was zó gedemoraliseerd dat hij die aannam.

Joa, tanpijne! spreek mij van tanpijne, zei meneer de ontvanger met gewichtige overtuiging tot Mietje achter de schenktafel. En ook Mietje jammerde mee over de tanpijne, de wriedste pijne die d'r op de weireld bestond; en Sies Fnieze en zijn vrouw Serlóde jammerden hoog en luid over de schrikkelijkheid van tanpijne: het was één algemeen koor van jammeringen over tanpijne; en zo stond Guustje eindelijk op en verliet kreunend het Gemeentehuis; en, om zijn schaamte en ellende te verbergen klaagde hij werkelijk tegen de verbaasde mensen die hem in de straat aanspraken, dat hij ‘schriemde’ van de ‘tanpijne’, dat hij halfdood en gek was van de ‘wrieë tanpijne’...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken