Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 945]
[p. 945]

XVIII

Hij had hem ook bovenal, - en voor het eerst, en heel wat sterker dan tot nog toe de woorden van zijn vrienden deden, zijn volle waardigheid als onafhankelijk mens doen voelen en beseffen.

Hij was zoveel waard als een ander mens: zoveel als meneer de graaf, zoveel als meneer de baron, zoveel als meneer Gaëtan, ondanks het verschil van maatschappelijke stand en fortuin. Hij mocht verliefd zijn op de jonkvrouw, evenals hij mocht verliefd wezen op Lisatje; dat maakte geen verschil: de ene was niet meer dan de andere. En hij had zelfs het recht verliefd te zijn op alle twee; het was geen schande, zoveel grote kunstenaars - dat had hij immers herhaaldelijk van Florimond en van Sylvain en ook van vele anderen gehoord - zoveel grote kunstenaars waren tegelijkertijd op meer dan één vrouw verliefd geweest, werden door meer dan één vrouw in hun voortreffelijkste werk geïnspireerd.

Wás hij nu eigenlijk verliefd op de jonkvrouw? Ja, hij dorst het ten slotte aan zichzelf bekennen: hij wás verliefd op haar!

Hij was verliefd op haar, als op het hoogste en schoonste, dat hij kende; verliefd op haar als op een beeld van inspiratie, dat men in een ideale droom aanbidt. Zij was dé Schoonheid zelf, de schoonheid van alles voor hem, en zijn aanbidding, die hij in zijn eigen diepste binnenste toch als iets gruwelijk gewaagds, als iets misdadigs en bijna als iets wandadigs verborg, had feitelijk de naïeve, frisse reinheid van een kinderlijke poëzie. Hij waande zich grootmenselijk, bijna tiranniek-menselijk in zijn dwepende liefde, en had hij haar maar één enkele maal die vererende liefde in woorden mogen uitdrukken en éénmaal van haar horen, dat zij hem ook zo beminde, nooit zou hij iets anders of iets meer ge-

[pagina 946]
[p. 946]

wenst en gevraagd hebben. 't Was de romantische aanbidding van een herdertje voor zijn koningin!

Vreemd: van op een afstand, terwijl hij met zijn vrienden in de stad over haar sprak, scheen hem, wat hij als de verwezenlijking van zijn liefde beschouwde, oneindig veel gemakkelijker te bereiken, dan wanneer hij dichter in haar nabijheid was. Zo op een afstand stond ze meer in nuchtere realiteit, als gewoon mens, als vrouw voor hem. De kameraadjes hielden hem graag een beetje voor de mal met zijn voorname liefde, en hij kon het nu best velen en ook even meelachen, gelukkig zelfs dat het gesprek zo ongegeneerd over haar liep. Maar in het dorpje, onder de aristocratische bescherming van de regerende kastelen, werd zij dadelijk weer de ongenaakbare godin, waarnaar hij zelfs niet op dorst kijken. Hij moest haar maar even van ver zien aankomen; hij moest slechts haar vader, haar moeder, of zelfs haar gouvernante zien, terstond gaapte de afstand, die anders niet meer bestond, hem als een afgrond aan en weer voelde hij zich het jongetje van niemendal, het koewachtertje, het slaafje, dat van haar weldaden leefde. En hij begreep heel goed dat alleen iemand uit haar eigen stand, zoals meneer Gaëtan, ooit op haar kon aanspraak maken.

Nog steeds werd er in 't dorp verteld, dat die twee zeer zeker met elkander zouden trouwen. Men zag ze altijd samen, zij groeiden samen op, het kon bijna niet anders. Wel kwamen er ook dikwijls andere jongelui en jonge meisjes op de twee kastelen, doch dat was maar tijdelijk: die bleven een poosje en verdwenen, terwijl de jonker en de jonkvrouw aldoor samen bleven. Fonske wist dat zo goed als iedereen en soms dacht hij daaraan met stille weemoed en liet zich in zijn dromen en gepeinzen gaan. Als hij nu eens meneer Gaëtan was in plaats van Fonske Vermaere! Rijkdom kon hem weinig schelen, maar jonkvrouw Elvire!... O, wat zou hij gelukkig zijn! En hij aanzag meneer Gaëtan als een soort halve God op aarde, die wellicht de omvang van zijn eigen groot geluk niet eens kende. Langdurig kon hij de jonker staan nakijken, waar hij hem in het veld zag wandelen of door de straat zag gaan; hij ontleedde gans zijn houding, kleding en manieren; hij spande zich in om te begrijpen welke bekoring wel van

[pagina 947]
[p. 947]

zulk een man mocht uitgaan, en vergeleek dan met zichzelf en hoe hij er wel zou uitzien als hij zulke kleren en manieren had als meneer Gaëtan. Het werd een imitatie: Fonske kocht zich een hoed en een das zoals meneer Gaëtan er droeg en eens, op een vroege zondagochtend, vond zijn moeder hem in het slaapkamertje bezig met zich achter op het hoofd een ‘boulevard’ boulevard te kammen.

- Ha moar jongen, wa peist-e gij! Ge kamt ou lijk menier Gaëtan! riep de vrouw verbaasd.

Fonske kreeg een hete kleur van schaamte en antwoordde kregel, haastig weer zijn haren platstrijkend.

- Och, moeder, zij-je nie wijs; 't es omda 'k 'n beetse brand hè op mijn achterheufd.

- Ha joa joa, zei de vrouw gerustgesteld. - 'k Miende dat-e menier Gaëtan wilde noardoen. Ge 'n zoedt nie meugen, jongen, ze zoên 't ons kwoalijk nemen op 't kastiel.

- Kwoalijk nemen! Kwoalijk nemen! Ne meins mag hem toch wel kammen lijk of hij wilt, pruttelde Fonske misnoegd. De moeder ging daar maar liever niet verder op door.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken