Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 123]
[p. 123]

IX

Even vóór acht uur stond ik zenuwachtig wachtend in Delmonico's ontvang-salonnetje. Over de rode loper van de marmeren gang passeerden af en toe heren in rok en witte das en gedecolleteerde dames in ruisende sleepjaponnen, die glinsterden van sieraden en juwelen. Zij verdwenen in de grote restauratiezaal en telkens golfde van daaruit een bouffee van muziek: voluptueus kwelende violen bespeeld door bruine kerels met donkere ogen en donkere snorren, exotisch-opvallend in hun rode buisjes met gouden borduursels.

Een oude Hollandse klok met speelwerk sloeg in zilverklank acht uur. En eensklaps waren ze daar, zonder dat ik hen in mijn agitatie had zien komen: Mama voorop, het witte kapsel als een sneeuwdos op haar fris gezicht, de ogen vriendelijk lachend en de valse tanden schitterend; ‘Auntie’ een en al pittige levensuitstraling en voorwaar buitengewoon knap die avond in haar bescheiden decolleté; en Maud een bloem, de schoonste bloem van de wereld, in 't wit, met iets van groen en roze roosjes, om van te duizelen. Papa volgde, proletig in zijn avondpak, alsof hij de portier was, die de deur zal opendoen.

Onze intrede verwekte enige sensatie. Sommige gasten aan de tafeltjes keerden zich om; en ook de bruine kerels in hun rode jasjes keken onder het violeren, met langoureuze ogen. Twee bedienden stonden eerbiedig bij ons tafeltje te wachten. Zij schoven de stoelen bij en een derde bracht een tuil met rozen aan. Een maître d'hôtel kwam naar mij toe en bood mij stil de wijnkaart aan. Ik bestelde Mumm Cordon Vert en ook Vichy water met ijs, omdat Mama daar naar vroeg. De ‘bisque’ werd opgediend.

De zaal was vol en geanimeerd en gonsde van opgewekte beweging en vrolijke geluiden. Er waren ‘beauty's’ en schitte-

[pagina 124]
[p. 124]

rende toiletten, die zich in spiegelwanden reflecteerden. De violen kweelden en zwollen hun tonen tot een soort wellust aan. Men voelde lust om zich gemakkelijk in weelde uit te strekken of om stil op het ritme mee te neuriën of zacht heupwiegend te dansen.

Maud keek mij aan met geestdriftige ogen. Zij had een heel licht veegje rouge op haar wangen gelegd en dat gaf aan haar teint, dat toch al zacht en fris was, iets warms en bloeiends dat onweerstaanbaar bekoorde. Het bloeide boven haar gedecolleteerde hals, die van een romige blankheid was; en de mooie armen en de zacht golvende buste verwekten dromen die bedwelmden. Ik sloeg even mijn ogen neer, als verblind door te veel en te diep ontroerende schoonheid.

Papa at smakelijk en nogal luidruchtig; Mama gebruikte meer haar face à main dan vork en mes; en ‘Auntie’ zat van genoegen op haar stoel te wippen en te trillen, als een eekhoorntje dat nootjes kraakt. Af en toe keek zij mij aan, fiks en strak, met haar felle ogen, en 't kwam mij voor alsof daar nu iets ongewoons in schitterde, iets dat mij opzweepte en tevens verontrustte. Zij sloeg mij blijkbaar gade, zij sloeg mijn ogen gade; en telkens wanneer deze zich, in onweerstaanbare aantrekkingskracht op de ontroerend schone Maud gingen vestigen, voelde ik ‘Aunties’ ogen op mij gepriemd en zag ik haar glimlach, die iets raadselachtigs en bijna spottends had. Wat was er toch? Wat wilde ze van mij!

Na de entrecôte béarnaise scheen Papa zich reeds wat verzadigd te voelen; hij strekte zich in een gemakkelijke houding uit en begon nu ook eens rond te kijken in de zaal, of hij daar ook mensen kende. De dames hadden reeds herhaaldelijk, met lieve glimlach naar mij totaal onbekende gasten gegroet, wat mij telkens heimelijk een beetje hinderde; en nu ging ook Papa aan 't groeten, met korte, harde, familiare hoofdknikjes, en noemde daarbij namen, waarbij de dames omkeken, en ook nog eens groetten. Er ontstond daar als 't ware een soort van verbroedering waar ik, als vreemdeling, buitengesloten bleef en 't maakte mij verdrietig en chagrijnig; ik was er niet ver van af te gaan denken, dat het enigszins ontactvol van hen was, terwijl ze toch mijn gasten waren. En, eigenaardig genoeg: niet de dames, maar Papa,

[pagina 125]
[p. 125]

die anders niet zo buitengewoon fijnbesnaard was, scheen dat te voelen. Hij keek mij welwillend aan, glimlachte en zei:

- U is hier natuurlijk nog een beetje vreemd, maar ik zal u wat op de hoogte brengen. Ziet u die oude man, daar, met grijze snor, naast die jongedame in 't mauve met haar prachtige parels en briljanten! Dat is een spoorwegkoning, meer dan vijftig miljoen dollar waard. Hij is op meer dan zeventigjare leeftijd hertrouwd met een heel jong meisje zonder fortuin uit Nebraska, die welke nu naast hem zit. Zij draagt voor meer dan honderd duizend dollar waarde aan parels en juwelen.

De violen kweelden, af en toe knalde dof een champagnekurk en de animatie werd steeds vrolijker en levendiger, en Papa liet mij nog meer betekenisvolle mannen zien, telkens daarbij vermeldend hoeveel ze ‘waard waren’; en Mama en ‘Auntie’ en ook Maud waren ten diepste mee geïnteresseerd, genietend van die weelde-in-cijfers zoals alleen echte Amerikanen dat kunnen. Toen slaakte ‘Auntie’ plotseling een soort verrassingskreet en zei:

- O! en mister Bunk zit daar ook, daar, bij dat raam! Kijk eens; kijk eens: hij gebruikt nog steeds zijn toast met eieren, net als in Saratoga!

Het was een emotie! Allen keken om en zagen mister Bunk zijn eieren eten. Hij merkte hun opvallende belangstelling, herkende hen, groette, ernstig, plechtig bijna, met een volmaakt-correcte buiging. De dames kregen een lichte kleur, groetten terug, namen weer hun gewone houding aan. Mij had hij heel even, met een koel-strakke blik opgenomen.

- Die man, meende Papa mij te moeten inlichten, - is 'n aardig aantal miljoen dollar ‘waard’ en gaat door als de ‘arbitre des élégances’ in New York en eigenlijk ook wel in de ‘society’ van heel Amerika. Sinds jaren, waar hij ook komt, gebruikt hij voor zijn diner nooit iets anders dan drie gekookte eieren, met toast en thee. Maar lastig als hij is op de kwaliteit van die eieren, daar hebt u gewoon geen idee van! Hij wil ze maar alleen gebruiken als ze afkomstig zijn van een speciale ‘farm’ daar ergens in de Catskill's Mountains, van boeren die hij kent. In Newport, in Saratoga, in Lennox, onverschillig

[pagina 126]
[p. 126]

waar hij verblijft, steeds komen zijn eieren uit diezelfde ‘farm.’ En ook hier, in New York, moet Delmonico, waar hij geregeld eet als hij niet op zijn clubs of bij families dineert, hem kunnen garanderen, dat ze daar vandaan komen. En wilt u nu eens weten wat hij voor zo'n diner van drie eieren met toast en een kop thee betaalt?...

Glimlachend naar mij toe gebogen staarde Papa mij aan, als om bij voorbaat van mijn bewonderende verbazing te genieten. En toen liet hij 't cijfer los:

- Vijf dollar, meneer! Vijf dollar en 'n dollar fooi aan de garçon: samen zes dollar voor 'n maaltijd die zowat een zestig cent waard is!

De dames knikten, met een soort ingehouden admiratie, om te betuigen dat Papa de zuivere waarheid sprak.

Zwijgend keek ik de kerel aan, terwijl hij met een van zijn eieren bezig was. Wat 'n sinistere vlegel! Wat 'n sombere bruut! Wat 'n boeventronie! dacht ik in mezelf. En ik leed eronder, ik leed harde, vlijmende pijnen, dat Maud zulk een aanstellerig wanschepsel kon bewonderen. Hoe was het mogelijk! Hoe zag ze toch niet, hoe begreep ze toch niet wat voor een abominabele poen die kerel wezen moest! Het vergalde mijn avond, die vent wierp door zijn enkele tegenwoordigheid een akelige schaduw over al mijn vreugde.

Eensklaps had ik een geweldige emotie. Hij was klaar, had afgerekend en stond op; en ik zag, ik vóélde, dat hij naar ons tafeltje toe kwam! Zou hij heus durven? Werkelijk! Daar was hij! Daar stond hij!

Hij stond daar in rok en witte das, met zijn drie eieren en zijn toast in zijn te dikke lichaam en hij boog groetend, met een akelige glimlach op de lippen, naar Mama en kuste haar de hand.

In onwillekeurig walgen keerde ik even machinaal het hoofd om. Hij groette ‘Auntie,’ hij groette Maud, hij groette Papa, en dan weer tot Maud zich wendend hoorde ik hem vragen:

- Goed nieuws van Reggy?

- Heel goed, dank u, hoorde ik Maud antwoorden.

- Wanneer verwacht u hem terug? vroeg nog de vlegel.

- Waarschijnlijk tegen het eind van de volgende maand, antwoordde Maud, een lichte kleur krijgend.

[pagina 127]
[p. 127]

Hij glimlachte, fatterig voldaan, boog weer en vertrok, zonder met een woord of een blik van mij notitie te hebben genomen.

Even keek ik naar ‘Auntie’ op. Haar ogen stonden strak op mij gepriemd en haar lippen hadden een soort glimlach, die tot in 't diepste van mijn ziel drong.

Ik keek naar Maud. Er lag eensklaps iets vreemds en ernstigs over haar gezicht. Zij leek mij plotseling zo koud als ijs. Wat was er toch gebeurd? En wie was die Reggy, waar de vlegel naar gevraagd had? Was dat Mauds gehuwde broer, die in Philadelphia woonde? Of...

Opnieuw keek ik naar ‘Auntie’ en 't werd kil in mij. Er was ineens 'n soort van gêne over ons gekomen; en even heerste er een stilte, die de muziek gelukkigerwijze door een meeslepende wals enigszins aanvulde. Ik voelde mijn hart jagen en kloppen, alsof het barsten ging.

't Diner was afgelopen. De klok wees kwart over tien en Papa oordeelde dat het tijd werd om de boot te halen.

Met een bescheiden gebaar wenkte ik naar de maître d'hôtel om af te rekenen. Hij knikte; en 't ogenblik daarna bracht hij mij, met innemende glimlach, de nota dichtgevouwen op een zilveren plateau, als een vertrouwelijk document van zeer gewichtige betekenis.

Ik ontplooide die even en las een bedrag waar ik, nu voor de derde maal in die enkele dagen, in figuurlijke zin van omviel. Maar ik hield mij goed. Ik ging in mijn portefeuille, haalde er, onder de vorm van bankpapier, een klein fortuintje uit, schoof het onder de rekening, op de schaal.

Mama was opgestaan. Met de vriendelijkste glimlach van al haar valse tanden reikte zij mij de hand en bedankte mij zeer, zéér hartelijk. ‘Auntie’ deed hetzelfde, met ogen die flikkerden, en ook Maud kwam mij danken, heel zacht en lief en vriendelijk, met een lange, warme handdruk en een uitdrukking van grote sympathie in haar sprekende blik. Papa, op zijn beurt, schudde mij krachtig beide handen en voorspelde mij dat ik een prachtige carrière zou maken in Amerika, ja, dat ik er miljonair zou worden. Hoe en waarom hij juist op dat idee kwam terwijl hij me nagenoeg heel mijn beurs had zien ledigen, was mij niet duidelijk en is het mij nu nog

[pagina 128]
[p. 128]

niet, maar zo zei hij toch.

Langzaam en statig laveerden wij tussen de reeds half verlaten tafeltjes heen. Er werd nog hier en daar geknikt en gegroet en de bruine kerels met hun rode jassen en fluwelige ogen speelden en keken nog hartstochtelijker dan bij onze aankomst, en ik kreeg de gekke indruk, dat ze met hun opgewonden gedoe de laatste centen uit mijn beurs wegspeelden. Mantels en overjassen werden aangetrokken en wij kwamen aan de ingang. Een lange file rijtuigen stond langs 't trottoir. Papa wenkte er een, een bediende in livrei opende het portier en de familie stapte in.

Glimlachend stond ik nog even, in de zachte lentenacht, onder de elektrische booglampen te groeten en te wuiven. En een laatste maal zag ik haar, háár alleen, in al haar betoverende schoonheid, met wit bont om de goddelijke hals en met gans haar ziel in de glinsterende afscheidsgroet van haar prachtige ogen. Toen reed het rijtuig heen...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken