Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 139]
[p. 139]

XII

Even vóór vier uur stond ik bij Sherry's ingang. Ik zou daar ‘Auntie’ opwachten. De zenuwachtige overspanning was in mij ten top gestegen en ik voelde, dat ik geen seconde rustig zitten zou daarbinnen. IJsberend liep ik langs het brede trottoir heen en weer tussen de elegante menigte, met scherpe aandacht de gezichten opnemend. Mijn keel hikte droog en spasmodisch; elk ogenblik keek ik op mijn horloge.

Toen ik zowat voor de tiende maal weer bij de ingang even stilhield ging achter mij de glazen draaideur rond en een bediende in wit buisje met vergulde knopen kwam naar mij toe en deelde mij mede dat daarbinnen een dame op mij zat te wachten.

Ik schrikte hevig, keerde mij om, bonsde tegen de draaideur, strompelde binnen. Was ‘Auntie’ dan tóch binnengekomen zonder dat ik het bemerkt had?

Er waren nog maar weinig mensen en ik zag haar dadelijk,... ik zag haar felle ogen, in een hoekje, helemaal achter in de ruime, ietwat somberige zaal. Zij wenkte mij en ik spoedde mij naar haar toe. Zij zat alvast met thee en gebakjes. Ik maakte mijn diepste excuses, dat ik haar onwillekeurig laten wachten had.

- Ik had u reeds gezien, vóór 't raam en dacht dat u zoudt binnenkomen, glimlachte zij. - Toen ik merkte dat u heen en weer bleef lopen, heb ik u maar laten roepen.

Zij wees mij een rieten leunstoel en verzocht mij te gaan zitten. - Thee? vroeg ze nog; en schonk mij alvast in.

Ik nam plaats, lei mijn hoed naast mij, en keek haar even aan. Er was iets ongewoons in het gezicht van ‘Auntie’: iets straks, bijna getrokkens. Het was alsof ook zij die nacht niet had geslapen. Alleen de ogen blonken, met hun gewone, onverwoestbare felheid.

[pagina 140]
[p. 140]

- Ik heb hier dit eenzaam plaatsje uitgekozen, om rustig te kunnen praten, begon ze. Ik heb u iets te zeggen. Ik beschouw het als mijn plicht u een gewichtige mededeling te doen... voor het misschien te laat zou zijn, voegde zij er na enige aarzeling aan toe.

- Ik luister, zei ik, zenuwachtig hikkend.

- Wellicht moet ik u pijn doen, sprak ze met gedempte stem, en eensklaps heel diep ernstige en werkelijk bedroefde ogen.

- Wat is er? Wat is er toch? schrikte ik. En 't was alsof eensklaps al mijn schone luchtkastelen vóór mijn voeten in gruzelementen neerstortten.

- O, schrik niet, voer ze voort; - 't is beter nu dan later. Ik moet u over Maud spreken.

Ik knikte, zwijgend, onbekwaam een enkel woord te uiten.

- Ik vrees, zei ze... - ik vrees... dat heb ik althans menen op te merken - dat Maud u niet gans onverschillig laat en dat u wellicht ernstig aan haar zoudt kunnen denken.

- Kán dat niet? Mág dat niet? ontsnapte 't mij in plotse, ontembare wanhoop.

- Het mág wel, maar het kán niet, antwoordde ‘Auntie’ droevig.

- Waarom? kreet ik dof.

‘Auntie’ zuchtte, aarzelde.

- Waarom! herhaalde ik dringender.

- Omdat ze reeds verloofd is!!

Het werd eensklaps heel stil in mij. Het werd doodstil, alsof mijn leven meteen ophield te bestaan. Ik staarde ‘Auntie’ roerloos aan, met strakke ogen en mijn lippen gingen van elkaar, zonder een klank te uiten. Ik zat als dood op mijn stoel.

- Drink even van uw thee, zei ‘Auntie’ bezorgd.

Ik dronk, machinaal, zonder te proeven.

- Herinnert u zich, dat mister Bunk eergisteren aan ons tafeltje kwam vragen of wij goede berichten hadden van...

- Van die Reggy? kreet ik.

- Juist, van Reggy. - Reggy Clarke, die op reis is in Australië voor handelszaken en de volgende maand naar New York terug zal keren, is de intieme vriend van mister Bunk en sinds twee jaar met Maud verloofd.

[pagina 141]
[p. 141]

‘Auntie’ zweeg. Zij zag een weinig bleek en haar sterke ogen hadden een ernstige uitdrukking. In mij gonsde en bruiste het als een orkaan die niet tot uitbarsting kan komen. Met een pijnlijk scherpe perceptie zag en hoorde ik alles wat om mij heen gebeurde: ‘Auntie,’ die zenuwachtig met haar lepel in het kopje roerde; de draaideur bij de ingang, die voortdurend rondtolde en aldoor mensen in en uitliet; de bedienden in witte buisjes met vergulde knopen, die bedrijvig heen en weer liepen. En dezelfde folterende helderheid, die mij al die onbeduidende details zo nauwkeurig deed opmerken, leefde en trilde ook, niettegenstaande alle stormen en emoties, in mijn diepste binnenste. Ik kon mijzelf als 't ware objectief ontleden, mij exterioriseren in de gedaante van een ander, die zou voelen en zou lijden wat ik op dat ogenblik voelde en leed. Ik wist en hoorde wat die ander in mijn plaats zou moeten antwoorden om zijn figuur te redden: antwoorden, met zelfbeheersing, dat hij ‘Auntie’ dankte voor haar vertrouwelijke mededeling, maar dat hij nooit ernstig aan zulke dingen had gedacht, dat hij er nooit aan zou hebben dúrven denken, dat hij alleen de warmste sympathie en de grootste bewondering voor Maud gevoeld had; en dat hij wel begreep, ofschoon met diepe spijt en droefheid, dat 't nu uit moest wezen tussen hen... Zo voelde ik te moeten antwoorden, met waardigheid en ernst; maar ik kon niet, ik kón niet!... de smart en de teleurstelling waren te overweldigend groot, mijn verwrongen gezicht verried mijn gevoelens en ik vond slechts een kreet, een droeve noodkreet:

- Waarom heeft nooit iemand daarover gesproken? Waarom heeft, zij vooral, dat zolang voor mij geheim gehouden!

- Dat heb ik haar ook verweten; en zij zelf, trouwens, verwijt het zich ook! viel ‘Auntie’ levendig in. - O, zij lijdt er onder, weet u, want zij houdt van u. De halve nacht heeft ze gehuild, na het diner bij Delmonico. Tot twee uur ben ik bij haar op haar kamer gebleven!

- Wat zegt u daar! kreet ik.

- Jawel, antwoordde ‘Auntie’ enigszins verwonderd. - Verbaast u dat zo zeer?

Tranen kwamen in mijn ogen. De emotie overweldigde mij, plotseling. En ik bekende haar, week en zwak, hoe ik daar

[pagina 142]
[p. 142]

ook diezelfde nacht, bijna op 't zelfde uur, rond hun villa gedoold had.

‘Auntie’ was diep aangedaan. Zij drukte even mijn hand en haar harde ogen kwamen eensklaps vol zachtheid.

- Hoe jammer, hoe vreselijk jammer dat het niet kan, maar het kán niet, zuchtte zij.

Wij waren uitgesproken en een droeve stilte kwam in ons. Wat wij nu nog verder zouden zeggen kon niets meer wezen dan een matte naklank van hetgeen reeds was gezegd. Misschien, wie weet, zou er nog later iets te zeggen zijn. Nu was er niets meer te zeggen.

Langzaam rees ‘Auntie’ op.

- Is het nu uit? Zal ik nu niemand van u allen ooit meer zien, of nog iets van u horen? vroeg ik diep neerslachtig.

- Ik zal u schrijven, u op de hoogte houden als u 't wenst, beloofde ‘Auntie’ plechtig.

Ik wou haar nog enige laatste woorden toevertrouwen voor Maud; ik zocht naar die woorden in mijn overvol gemoed, en vond ze niet.

- Adieu,... adieu... kon ik enkel snikken; en drukte een kus op haar hand.

Ik zag haar door de draaideur tollen en vlug voorbij het raam passeren. En gans alleen, met al mijn zware droefheid, stond ik in 't grote New York.

 

Nooit meer heb ik iets van hen gehoord. Is Maud getrouwd? Heeft ‘Auntie’ ooit geschreven en raakte soms haar brief verloren? Ik weet het niet. Nog lang heb ik wachtend gehoopt, maar stilaan is dat alles weggetaand, zoals alles eens wegtaant: vreugde, droefheid, smart...

't Was als een droom geweest; en dromen zijn slechts dromen...

Nu denk ik er somtijds nog aan, maar zonder bitterheid en zonder leed.

Het is toch mooi geweest; het waren schone dagen... En het was jong en fris, naïef en onbezonnen! 't Was een illusie, een roman: de roman van een Schaatsenrijder!

Nu is er slechts tragedie op de wereld...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken