Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 458]
[p. 458]

XV

Tante Victoire werd begraven met een praal, zoals nog nooit in 't dorp gezien was. Alleen, jaren geleden, toen de oude barones van het kasteel gestorven was, had men iets dergelijks bijgewoond.

De drie klokken hadden dagen achtereen, ochtends en avonds, hun lange, plechtige doodspozen geluid en op de dag van de begrafenis werd het lijk door vier pastoors tot voor het hek van 't buiten afgehaald.

Het was een prachtige, stille morgen, met wazig fijn blauw in de hemel en met glanzend goud van herfsttinten in de neerhangende takken van de bomen. De prachtgewaden van de vier pastoors: al wit en zwart fluweel en zilver, blonken in die teer-genuanceerde atmosfeer als plechtige wonderen van ongeëvenaarde weelde en 't hoog gedragen, zilveren kruis schoot witte vonken, terwijl de rode rokken van de koorknapen als grote, felle bloemen zich bewogen in de zon.

De weeskinderen uit 't Armenhuis, door de zwarte, stille nonnetjes geleid, droegen lange rouwsluiers en hadden brandende waskaarsen in de hand. Zij schreden heel langzaam en ingetogen, met neergeslagen ogen.

Achter het lijk stapten meneer Dufour en Max, in rok en witte das, blootshoofds, met de zwaar gerouwbande hoge hoed in de hand. Daarop volgden de notabelen van 't dorp, de pachters en bedienden van de Tantes, en verder de halve bevolking uit de omtrek. Hier en daar stonden rijtuigen te wachten, die vreemde bezoekers hadden aangevoerd.

Diep in zichzelf voelde Max de luisterrijke glans van de plechtigheid. Het straalde op hem af en vernobelde hem. Zo mocht en moest het zijn. En hij was er trots op als op eigen werk, want hij had het gevoel of hij, als wettige erfgenaam van de Tantes, iets van de hoge onkosten van deze pracht-

[pagina 459]
[p. 459]

begrafenis hielp betalen. Hij kende reeds de inhoud van het testament; hij wist dat hij, en ook zijn zusters, een niet onaanzienlijk legaat kregen; maar het grootste deel van het fortuin der afgestorvene ging over op de nog levende Tantes en werd ook ruim besteed aan begrafeniskosten en aan ontelbare zielemissen in de kerk en in het klooster. Zo werden meneer de pastoor en de nonnetjes ook een soort erfgenamen, mitsgaders de notaris en de dokter, die ook wel flinke rekeningen zouden indienen. Zelfs de oude meid Eemlie was met een aardig sommetje bedacht; en daar zij een heel slecht gebit had, kreeg zij daarenboven nog de in goud gezette, valse tanden van de Tante. Maar die pasten niet in haar mond; zij zou ze te gelde maken.

Dit alles wist en kende Max en het verhoogde zijn gevoel van zelfbewuste superioriteit.

In de kerk, waar stro gestrooid was als voor een overlijden uit de adelstand, brandden kaarsen dik als armen om de katafalk. De vrouwen zaten links, de mannen rechts; en het orgel en de zangen galmden plechtig in de opstijgende wierookgeuren, terwijl de vier priesters in vol ornaat, nobel als heiligen, in het koor officieerden.

Toen de offerande begon, trok meneer Dufour zijn overjas uit, die hij wegens de kilheid in de kerk had aangehouden en naderde, met de waskaars in de hand, tot de communiebank, waar hij vroom het vergulde pateen zoende.

Deftig, plechtig, met diep ernstige ogen en gespitste baard deed Max hem na: en toen volgden al de andere mannen: de honderden en honderden die van wijd en zijd naar die voorname begrafenis waren toegestroomd. Meneer Dufour en Max, op hun plaats teruggekeerd, keken met gespannen aandacht naar al wie ten offer ging. In een opwelling van diepe trots zagen zij de oude baron en zijn zoon passeren en ook diverse edellieden en notabelen uit de omliggende gemeenten. Max kreeg een kleur als vuur en stiet zijn vader tegen de elleboog aan, toen hij graaf de Villermont, voorzitter van de Provinciale Raad, met de kaars in de hand zag ten offer gaan. Dat was een hulde, hem, Max, als provinciaal raadslid gebracht.

Na de heren was het de lange optocht van de boeren en min-

[pagina 460]
[p. 460]

dere luiden. Meneer Dufour en Max herkenden vele pachters van de Tantes, oude, kromgegroeide boertjes onder hun verkleurde en verweerde plunje, die maar om de zoveel jaren, bij allergewichtigste gelegenheden, eens gelucht werd. En dan weer kwamen nog enkele heren; en onder dezen herkenden zij eensklaps en niet zonder enige ontsteltenis, Raymond! - Est-ce que vous lui avez fait adresser une lettre de faire part? vroeg fluisterend, in 't Frans, Max aan zijn vader. - Pas le moins du monde! antwoordde, op dezelfde toon, meneer Dufour!

Zij keken hem aandachtig, met strakke ogen, na.

Hij was correct in 't zwart gekleed, met grijze handschoenen. Zij vonden hem een ietsje vermagerd en bleker geworden. Zij konden niet opmerken of hij in de richting van de dames keek, omdat de hoge massa van de katafalk hem even aan hun oog onttrok; maar toen hij weer te voorschijn kwam, keek hij vader en zoon, in 't voorbijgaan, eventjes aan. Heel gewoon en natuurlijk, zoals eenieder doen zou. Meneer Dufour deed of hij hem niet zag, maar Max keek hem koel en strak aan en groette niet. Hij verdween op zijn plaats, achter een pilaar. Toen de offerande van de mannen was geëindigd, kwam de beurt van de vrouwen. Men herkende hen ternauwernood onder de dikke rouwsluiers, die hen van het hoofd tot de voeten bedekten. Men raadde, eerder dan men wist, dat tante Clemence strak en stijf vooropging, met de kaars in de hand. Men herkende tante Estelle, omdat zij zo droevig schreide; maar men wist alweer haast niet wie dan op haar volgde: Clara, Adrienne of Edmée.

Een was er echter in de kerk, die het wel goed wist, en dat was Raymond.

Voor háár alleen, voor Adrienne, om haar nog eens goed en lang te zien, was hij naar de begrafenis gekomen.

Van achter de pilaar waar hij zijn plaats had uitgekozen, kon hij, ongemerkt door meneer Dufour en Max, haar van ver opnemen. Zij zag hem ook en af en toe kruisten hun blikken elkander.

In Raymond ziedde een hartstocht en een liefde zoals hij er nog nooit gevoeld had. In de majestueuze rouw-atmosfeer van die kerk waar tante Victoire met zulk een overweldigen-

[pagina 461]
[p. 461]

de en wel ietwat absurde luister werd begraven, onder het opstijgen van de wierookgeuren en het eindeloos weergalmen van de plechtige muziek en zangen, voelde hij alleen een knellende behoefte om haar dicht bij zich te houden, om haar te omarmen en te beschermen, om haar het levensgeluk te geven en haar te vrijwaren tegen de dood. Het was of duizenden stemmen in hem riepen: Leef! Leef! en laat haar leven, opdat haar lot niet worde als dit van de oude vrouw die daar onder de lijkbaar ligt en die gestorven is zonder gekend te hebben wat het leven was!

Zijn ogen zeiden wat hij zo hartstochtelijk voelde en 't was of ze zijn stille taal begreep: een lichte blos kleurde haar wangen en zij schoof af en toe de zwarte rouwsluier opzij, alsof zij stikte onder de benauwing. Toen staarde zij hem even aan met ogen van vervoering en haar lippen bewogen, alsof zij stil-smachtende zoenen gaf. Hij vond haar mooier dan ooit onder de sombere rouwkleren; haar blonde haren, haar frisse kleur, haar gevulde en toch lenige vormen van rijp wordende vrouw verwekten in hem een bedwelmende bekoring, die het contrast van de omgeving nog schrijnender maakte. Ja, leven... leven... met haar leven!... Zijn hart bonsde; hij moest zijn zenuwachtig sidderende handen in elkaar knellen om niet in waanzin naar haar toe te snellen en haar als een prooi te schaken!

De plechtige priesters kwamen met kruis en wierookvat en vanen om de lijkbaar staan en zongen galmend, in het begeleidend dreunen van het orgel, de laatste gezangen. De ziel van tante Victoire scheen zich eerst nu voorgoed van haar stoffelijk hulsel af te scheiden en in de nobele wierookgeur ten hemel op te stijgen. Dat was eerst nu het einde van dat leven dat ze niet geleefd had en zo werd ze plechtig weggedragen, heel langzaam en vol late glorie naar de sombere kelder der vergetelheid.

De klokken bonsden in de hoge toren, de mensen knielden met ontblote hoofden en kwamen een voor een, een schopje aarde op de kist neerwerpen. Er waren geen bloemen omdat Tante die niet gewild had; en er waren geen tranen omdat ze geen kinderen naliet, die haar konden bewenen.

Tante had niet geleefd!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken