Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 501]
[p. 501]

X

En zo verliep de tijd. De winters volgden op de zomers en stilaan veranderde het leven in en om het mooie Uleken. Haar broeder en haar zuster waren reeds getrouwd en weg, en vader en moeder begonnen oud te worden. En Uleken zelf werd zachtjes aan ouder en haar frisse, mooie jeugd bloeide in eenzaamheid uit. Wel kwam er af en toe nog van ver eens een minnaar om haar heen fladderen; maar nooit bloeide 't met haar tot ware, grote liefde op: er was en er bleef iets geslotens in haar, iets wantrouwends, dat vervreemdde en verwijderde; iets dat haar ongenaakbaar maakte. Er was onmacht tot liefde in haar.

Zo werd haar leven kleurloos en eentonig. Het strekte zich uit als een lege vlakte, zonder één verrassing. 't Was opstaan, werken, eten, slapen; dag aan dag en jaar na jaar hetzelfde, met als enige afwisseling de zondagsrust en de uitgangen, die dan ook ternauwernood afwisseling waren, zo eentonig en gelijkmatig kwamen zij steeds terug. En Uleken groeide daarin vast, zoals een vogel in zijn kooi, zoals een gevangene in zijn cel. Zij leed er haast niet onder; zij was eraan gewend. Haar stille liefde voor meneer Santiel lag diep begraven op de bodem van haar ziel; dat was als een droom, als iets, dat in werkelijkheid nooit bestaan had.

Toen kwam er toch nog een verrassing in haar leven, maar niet een, die haar naar een nieuwe richting stuurde; integendeel: een die haar nog vaster en nog stugger in het oude ankerde.

Op een ochtend kwam Broospèr op haar ouders' hoeve aan en vroeg om haar te spreken. Hij was netjes gekleed, op zijn zondags, en zijn gezicht stond ernstig. Eerst wilde zij hem volstrekt niet te woord staan; doch na herhaald aandringen van haar moeder stemde zij er eindelijk in toe. Zij zou even

[pagina 502]
[p. 502]

bij hem komen in de keuken, maar moeder moest in de ‘beste kamer’ daarnaast blijven en onmiddellijk, op haar eerste geroep, ter hulp snellen.

- Uleken, zo begon Broospèr op kalme, deftige toon, nadat hij even over 't weer gesproken had als inleiding; - d'r goa veranderijnge komen in mijn leven. Mijn voader goat er uitschien mee boeren en mij d'occoasie overloaten. Ik goa natuurlijk moeten treiwen en 'k wete van twie treffelijke boerendochters, die mij huel geiren zoen willen, 'k 'n Zal d'r gien secreet van moaken: 'k goa ou direct zeggen wie dat ze zijn: Natsen Verschelde en Eemlie van de Weghe. 'k 'n Moe moar goan en kiezen; 'k 'n hè moar mijne vijnger uit te stekken: d'ien of d'ander komt direct mee. Moar... 'k 'n hè d'r gien gedacht op. 'k Zal mee iene van de twieë treiwen, as ik nie verder 'n kan; moar as ge gij mij wilt, loat ik z'alle twieë luepen. 't Es doarveuren, Uleken, da'k 't ou nog ne kier wilde vroagen, ier dat 't te loat es.

Hij zweeg en staarde Uleken met ernstig-strakke ogen aan. Zijn handen beefden een weinig; zijn adem hijgde lichtelijk. Zij had een plotse, hete kleur gekregen; haar angstblik ging naar de gesloten deur van de ‘beste kamer’, alsof zij dadelijk moeder, zou ter hulp roepen. Zij deed het niet en slikte droog haat angst naar binnen.

- Ik neem het wel in danke, Broospèr, antwoordde zij zacht doch vastberaden, - moar 'k 'n hè hoegenoamd gien gedacht van treiwen.

Hij scheen dat antwoord wel enigszins verwacht te hebben. Even kwam de gewone glimlach over zijn bol gezicht, maar verstarde dadelijk weer tot een uitdrukking van grote ernst. - 'k Verstoa da g'n beetse verlegen van mij zijt achter 't gien da vroeger gebeurd es, zei hij deemoedig. - Moar, Uleken, da es nou al zue lank geleên en we zijn alle twie zueveel ouwer en wijzer geworden. 'n Moak van ou herte giene stien, Uleken; zeg joa en we zillen alle twieë gelukkig zijn.

Zij werd angstig, gejaagd. Zij scheen op het punt moeder te roepen.

- Nie, Broospèr; nie, Broospèr; 'k 'n zal nie van gedacht veranderen! antwoordde zij zenuwachtig.

- Ge zijt dus nog altijd kwoad op mij veur da affeiren van

[pagina 503]
[p. 503]

vroeger? Ge'n keunt of ge'n wilt da nie vergeven? klaagde hij met een hik in de stem.

- 'k 'n Ben nie kwoad op ou; we'n goan doar nie mier over klappen, moar 'k 'n hè gien gedacht van treiwen! herhaalde zij.

- Es da nou oprecht ou loaste woord?

- Mijn loaste woord; mijn allerloaste woord! herhaalde zij gejaagd, met een gebaar van beslist afwijzen.

Hij keerde zich om en stapte zwijgend naar de deur toe. - 'k Zal nog drij doagen wachten! zei hij, toen hij bij 't portaal gekomen was. - Ge keun rijke en gelukkig zijn mee mij. Bepeist ou goed ier dat 't te loat es. Anders treiw ik mee Eemlie van de Weghe.

- 'k Hope dat ge mee heur gelukkig zilt zijn! antwoordde Uleken met schorre stem.

Zij zag hem achter 't venster weggaan en loom, met gebogen hoofd over de boomgaard stappen. Hij opende 't hek en trok het weer dicht. De klink viel in het slot met hard geklik, als van iets dat breekt.

- Was 't om te treiwen? vroeg moeder nieuwsgierig uit de ‘beste kamer’ komend.

- Joa't.

- En...?

- 'k 'n Moe hem nie hên! zei Uleken.

Moeder keurde goed noch af. - Hij zal hem achter 'n ander moeten zoeken! zei ze enkel.

- Hij hee al 'n ander in 't zicht, berichtte Uleken. - Eemlie van de Weghe...

- Zue! riep moeder met verbaasde ogen... - 'k hè nog gepeisd, dat hij om Natsen Verschelde zoe goan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken