Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 552]
[p. 552]

XXXII

Moed hadden ze niet meer. Zelfs Remi had zijn optimistische stemming verloren. Zij gingen maar verder uit plichtbesef, om zich niets te verwijten te hebben. Toen ze bij het kapelletje kwamen, aan de driesprong onder de linden, trok Eulalietje tante bij de hand en fluisterde:

- Tante, zoen w'hier toch uek niet 'n onzevoaderken en 'n weesgegroetsjen lezen?

- Joa w'! zei Uleken. - Wie weet; 't 'n kan toch noeit gien kwoad.

Remi zette zijn lantaren in de sneeuw en zij knielden alle vier, met gevouwen handen, op het houten banksken. Achter zijn groengeverfd tralieluik stond het Lievevrouwtje hiëratisch-strak in haar wit, met sterren bezaaide gewaad met het kindeke Jezus op de arm. Het kroontje op het hoofd had doffe glanzingen; de sluier hing in doorschijnend-strakke plooien naar beneden; de neergeslagen ogen schenen zoet te staren op het weifelend vlammetje van 't oliepitje, dat aan haar voeten brandde.

Zij baden alle vier met diepe vroomheid. Achter het heel klein, witgekalkt kapelletje, donkerde de nacht onder de linden; maar rechts en links was de sneeuw als een kleed van glinsterende reinheid uitgespreid. Waar was nu toch vader? Waar was nu toch vader? Waar mocht hij dompelen in die koude, witte nacht onder de eindeloze, donkerblauwe hemel, waarin de sterren zo machtig flonkerden? De immensiteit vergrootte het mysterie. Zij waren zelf als nietige, verdwaalde zwervers in die eindeloosheid. God in de hemel wist, maar niemand anders. Hij kende hun droefheid en volgde hun zoeken, maar hij openbaarde zich niet. Zij waren te klein en het mysterie was te groot.

Zuchtend maakten zij het kruisteken en stonden weer op. Op

[pagina 553]
[p. 553]

het kasteel hoorden zij 't galmen van een bel.

Zij kwamen aan de boerderij van Broospèr, waar de waakhonden geweldig blaften. Er had in de duisternis een kort gevecht plaats met Duc, die dreigend door Remi teruggeroepen werd en een klap kreeg. Hij jankte even.

- Wa scheelt er dan? riep de harde stem van Broospèr, die meteen zijn voordeur openrukte en op zijn drempel stond. - Hedde gij voader uek nie gezien? vroeg moedeloos Uleken, bij voorbaat zeker van het antwoord.

- Ha, Uleken, ge zij 't gij! antwoordde Broospèr verbaasd. - Wie zoe da gepeisd hên, zue loate! Kom binnen, kom binnen. Voader, zegde! Zijde gulder voader kwijt?

- Joa w'; en we zoeken hem vruchteloos. Hij es mee den donkeren wiggegoan, binst da we in de stallen woaren en we 'n keunen hem nievers mier vinden.

Zij traden binnen. Zij zagen een tafel omringd door dienstboden en kinderen, die bezig waren met eten. Eemlie van de Weghe, Broospèrs vrouw, was ijverig aan het bedienen en haar zwaar figuur getuigde, dat zij alweer in verwachting was. Lepels en vorken bleven even roerloos in de handen en alle ogen waren op de binnenkomenden gevestigd.

- Ba zue... ba zue... voader es wiggeluepen! herhaalde Broospèr verwonderd, zonder echter veel ontroering. - Ziede niet alwoar dat hij gegoan es? Keunde zijn spuer niet volgen op de snieuwe?

- W'hên 't keune volgen tot in de stroate, noar De Floncke toe, moar verder niet, berichtte Remi.

Langzaam begonnen vorken en lepels weer te bewegen. Alleen de oudste zoon, die een jaar of veertien was, keek roerloos, met strakke ogen, naar Eulalietje.

- Ha, jongens, da zijn dijngen; azue dompelen in de snieuwe! zuchtte Eemlie van de Weghe.

Uleken was op een stoel ineengezakt en wreef met haar zakdoek aan de ogen. Triestig keek zij naar Eemlie en haar drukke schaar kinderen en even kwam de gedachte in haar op, dat zij zelf nu in de plaats van Eemlie had kunnen zijn, als ze destijds op Broospèrs herhaalde huwelijksaanzoeken was ingegaan. Andere zorgen zou ze dan gekend hebben, minder hard misschien zou de ramp met vader haar getroffen

[pagina 554]
[p. 554]

hebben; maar zij had een afkeer van Broospèr; nog nooit had ze een voet, in zijn huis gezet en nooit wellicht zou zij er gekomen zijn als het niet was geweest om haar vader te zoeken. Toch voelde zij niet meer als vroeger die angstige weerzin voor hem. Als hij haar nu maar met raad of daad kon helpen. - Ik zoe noar 't kastiel goan, bij den burgemiester, meende Broospèr. - Als huefd van de gemiente es 't zijn plicht ulder t' helpen.

- We goan d'r van hier noar toe, zuchtte Uleken. - We zoeken 't al af. We 'n zoen ulder zue loate nie gederangeerd hên, as 't nie was ter wille van voader, excuseerde zij zich.

- Dat 'n es gien derangement! zei Broospèr. - Kijk, os g'hier al achter uitgoat, zijde sebiet aan 't kastiel. Wete watte, 'k zal 'n endeken meegoan; ge 'n zoedt de wig almets nie vinden in de snieuwe.

- Voader, mag 'k uek meegoan? vroeg de oudste zoon, plotseling opstaand.

- Zijde zot, jongen? antwoordde Broospèr ruw.

- Eulalietje goa wel mee! griende de kleine teleurgesteld.

- Miende gij meschien da ze da veur heur plezier doet! snauwde de vader.

De kleine zakte op zijn stoel en sloeg met zijn vork op de tafel.

- 'k Wille meegoan noar 't kestiel! snikte hij.

- Thuis zilde blijven! gilde Broospèr en gaf de kleine een klap op zijn kop, dat hij huilend ineenkromp.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken