Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 576]
[p. 576]

XXXIX

En het leven ging zijn gang en de jaren vervlogen... Eulalietje groeide aardig op en beloofde een mooi meisje te worden. Misschien was ze een ietsje te prim en te stijf, zo iets van een precieus juffertje; maar dat hoorde zo bij de tijd, meende Uleken; zij zag wel dat de jonge meisjes anders waren dan in haar eigen jeugd. Zij waren anders gekleed, zij hadden andere manieren en gesprekken; de dingen, die Uleken destijds interesseerden, schenen voor Eulalietje maar van heel luttel belang te zijn. Uleken klaagde daar wel niet over, maar zij moest er toch altijd en langdurig over spreken, telkens als Natsen haar kwam opzoeken.

- Dat 'n zijn tegenwoordig gien boerendochters mier; 't zijn amoal ieffreiwen beaamde Natsen.

In 't klooster, waar Eulalietje schoolging, leerde zij Frans en begon het al vlot te spreken. Zij kwam met Franse leerboeken thuis en las er gaarne hardop uit voor. Dat verveelde Uleken, die het vroeger ook wel gekend had, maar zo goed als alles vergeten was. Wat ze zich nog wél herinnerde, was de flauwe grap van ‘Moeder onz' kat zit op schuur’ en dat bracht ze schertsend een paar keer te pas, eigenlijk tot stille ergernis van Eulalietje, die dat zeer minderwaardig vond. Toen Eulalietje de leeftijd van vijftien jaar bereikt had, werd zij beschouwd als ‘opgeleerd’ in 't klooster en nu deed zich de buitengewoon gewichtige vraag voor of zij voorgoed van school zou wegblijven, dan wel nog een of twee jaar naar ‘'t pensionaat’ toe gaan; maar dan in een ander klooster, op een ander dorp. Het was een eigenaardige gewoonte, onder de welgestelde boerendochters. Ge leerde niets anders of niets meer in dat tweede klooster, dan wat ge geleerd hadt in het eerste; maar 't hoorde zo bij een bepaalde stand; het gaf een prestige, het was een luxe, die niet iedereen zich permit-

[pagina 577]
[p. 577]

teren kon. Er hoorde ook een traditie bij. Het was volstrekt niet onverschillig in welk pensionaat ge door uw ouders werdt uitbesteed. De meisjes van Bavel, bijvoorbeeld, moesten, om de deftigheid van de traditie te volgen, naar 't klooster van Lauwegem, hoewel Lauwegem eigenlijk een dorp van mindere betekenis was dan Bavel. Die van Vannelaar gingen naar Amertinge en die van Akspoele, het dorp waar Uleken woonde en waarbij 't gehucht De Floncke behoorde, naar Bavel. Dat hoorde zo; niemand kon zeggen waarom: maar het zou al vreemd hebben geschenen en als een soort van kleinering worden beschouwd, indien men Eulalietje naar Vannelaar of Amertinge, die toch beide zeer belangrijke gemeenten waren, had gestuurd. Men kon Eulalietje thuishouden; - geen mens zou dat vreemd hebben gevonden, - maar als ze nog ergens heenging, dan was er geen andere fatsoenlijke keuze voor haar dan Bavel.

Er werd lang en gewichtig over beraadslaagd. Eulalietjes ouders kwamen er voor over. Uleken was trouwens bereid al de onkosten op zich te nemen; maar zij hadden enige moeite met Eulalietje zelf, die erg in tweestrijd was en weifelde. Gaarne genoeg was ze, om de deftigheid van 't geval, naar Bavel gegaan; maar... ja... er was een maar... al was ze pas vijftien; een ‘maar’, die ze niet verder voor haar ouders en nog minder voor tante Uleken kon toelichten en die ze dan ook reeds een hele tijd met echt-voorbarige, vrouwelijke listigheid, als het diepste der geheimen in haar binnenste verborgen hield.

Eulalietje had een vriendje op 't gehucht!... Een vriendje van haar leeftijd, die juist van school was thuisgebleven en die daar vlak in de buurt woonde, en die ze elke dag zou kunnen zien, als ze nu ook maar uit het klooster weg zou blijven en niet naar dat andere klooster van Bavel gaan!

Dat vriendje was Allewies, de oudste zoon van Broospèr, dezelfde, die, toen nog een kleine bengel, 's nachts in de sneeuw mee wou gaan met Uleken en Eulalietje om grootvader te zoeken!

Die kleine kerel, die Eulalietje destijds zo star had aangekeken en zulk spektakel had gemaakt, toen zijn vader hem verbood op de nachtelijke tocht de anderen te vergezellen, was

[pagina 578]
[p. 578]

sinds dat ogenblik het kleine meisje heimelijk blijven nalopen. Het was een stugge hardkop van een jongen; hij wist wat hij wilde en liet doorgaans niet los, vóór hij zijn doel had bereikt.

In den beginne had hij niet het minste succes. Eulalietje trok haar neus voor hem op; maar hij hield hardnekkig vol en van lieverlede scheen het wel of zijn kansen begonnen te verbeteren. Wat echter de doorslag gaf, was de onbehendige handelwijze van Cesar, het zoontje uit De Floncke, die ook het meisje naliep en van wie Eulalietje al even weinig wilde weten. Cesar, zoon uit De Floncke, voelde zich heel wat voornamer van stand dan Allewies, zoon van Broospèr en hij kwam naar Eulalietje toe als naar een prooi, waarop hij recht had. Hij greep haar onbeschaamd om het middel en poogde haar te zoenen. Eulalietje slaakte een kreet en weerde hem af; maar Cesar sprong weer toe en greep haar nog driftiger vast.

- Allewies, help mij! gilde Eulalietje.

Zij hoefde geen tweede maal om hulp te roepen. Als een vechthond vloog Allewies Cesar op 't lijf en 't ogenblik daarna lag de zoon uit De Floncke machteloos in 't zand te spartelen. Allewies' witblonde haren stonden overeind als van een keffer en zijn kleine klauwen duwden de vijand de keel toe.

- Zilde da meiske gerust loaten? brulde hij razend, Cesar heen en weer schuddend.

- Joajik... joajik! kreunde Cesar stikkend.

Allewies liet los. Zijn hardblauwe ogen fonkelden nog. Cesar krabbelde overeind en liep huilend weg, dreigend, dat zijn vader Allewies wel zou afrossen.

- Loat hem moar komen! riep smalend Allewies.

Dat was het begin geweest... het begin van de betere verhouding tussen Allewies en Eulalietje. Hij had een soort recht op haar veroverd en zij keek hem met andere ogen aan. Zij ontweek niet langer zijn gezelschap, wanneer zij samen, na schooltijd, naar het gehucht terugkeerden. Het werd een stille, wederzijdse, onuitgesproken gehechtheid. Zonder veel woorden, als 't ware vanzelf, sloot de band zich van lieverlede heel sterk en heel nauw.

[pagina 579]
[p. 579]

Toen zij beiden voorgoed aan de dorpsschool zouden vaarwel zeggen, besprak hij gewichtig met haar wat zij doen zou: bij tante Uleken blijven of nog voor een jaar of anderhalf jaar naar het klooster van Bavel gaan. Een ernstige tweestrijd ontstond in hem. Hij had haar liever op het gehucht gehouden om haar elke dag te kunnen zien; maar hij voelde toch ook heel sterk de voorname deftigheid van het naar Bavel gaan. - Ge meugt doen wat da ge wilt, ik 'n zal ou toch noeit van mijn leven vergeten! zei hij eindelijk. Zij schreide. Ook zij zou hem nooit van haar leven vergeten, wat er ook gebeurde. Het einde was, dat zij toch wel naar Bavel zou gaan; maar dat hij zich elke zondag naar dat dorp zou begeven om haar eventjes in de hoogmis te zien en misschien nu en dan een woord met haar te spreken. En voor de vakantie zou zij toch in elk geval bij tante Uleken terugkomen en zouden zij elkander alle dagen zien.

- We zijn toch nog te jonk om nou al mee mallekoar te keunen treiwen, meende hij heel ernstig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken